De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Benno Barnard Ik As long as the self can say ‘I’, it is impossible not to rebel W.H. Auden Wat ben ik alles bij elkaar meer dan een ego dat uitdijt in het omringende duister, als een heelal zonder mythologie en niet gevallen uit de hand van een of andere godheid? Gadegeslagen heb ik de tijd in mijn tegenwoordige stad, het rot worden van de zomer, de herfst die de hoek omsloeg in het pak dat mijn vader droeg; en toen de winter intrad, heb ik gezocht de privacy van iedereen in de Entrepôt, waar ons vlees was vergaderd en gedronken werd op het niets en de ongeschapen minnaar die het lelijke meisje vroeg. Maar nu ik dit heb gezegd gebeurt er onverhoopt iets, openbaart zich plotseling iemand aan mijn narcistische niemand in de kamer waar ik zit: angstaanjagend aanraakbaar in het weerkaatsende raam nadert een man deze tafel, en ik hoor de vreemde stem van een moderne middeleeuwer of een heilige stotteraar, mij roepende bij mijn voornaam. ‘Heel jouw ik is een ketterij.’ Zo klinkt het atonale accent van mijn grootvader zaliger, de kapper van menselijk haar die mij nooit heeft gekend, en onder de sterrennevel van het schiftende verstand krimp ik ineen tot mijn navel. De stilte herademt langzaam, terwijl ik nog kijk naar de nacht en op dit ondeelbaar moment uitsluitend mijzelf aanschouw, gebogene over spiegelschrift - en ik begrijp dat de mens is het kind van Copernicus, en ook een demonische mus die willoos ter aarde valt. Ik weet dat ik mij niet liefheb. Vorige Volgende