schap naar de wasbak ernaast en zag in net zo'n omlijsting de man zonder bril die ik gewend ben bij het scheren aan te kijken.
Zo, nu was ik gerustgesteld en kon ik mijn zorgen naar elders verplaatsen. Naar het scheerprobleem.
Meen niet dat het scheerprobleem niet thuishoort in een zelfportret. Telkens als ik mijzelf zie, word ik juist daarmee geconfronteerd, en het zegt veel over mijn karakter dat ik dagelijks gedachten wijd aan iets zo alledaags, triviaals als het scheerprobleem. Niet dat ik tijdens het scheren alleen maar daaraan denk, welnee, de allerbruikbaarste gedachten komen tijdens het scheren bij me op, en dikwijls snel ik met ingezeept gelaat naar de altijd gereedliggende blocnote om iets te noteren dat met het scheren niets uitstaande heeft.
Maar het eigenlijke scheerprobleem heeft alles te maken met de compositie van de wereld, van de maatschappij, met de verschrikking die marketing wordt genoemd.
Vooruit dus. Het scheerprobleem bestaat uit twee delen. Het zeepprobleem en het mesprobleem. Hier werkt de markt heel subtiel, en vrijwel zonder publiciteit. Er wordt voor de scheerparafernalia lang niet zoveel reclame gemaakt als voor damesdingen, maar wanneer iedereen zo goed en zo kwaad als het gaat aan een bepaald soort scheerzeep, aan een bepaald soort scheermesjes gewend is, worden ze uit de handel genomen en vervangen door iets dat beter had moeten zijn, maar niet deugt, zodat de scheerder weer naar een nog nieuwere scheercrème, een nog nieuwer soort mesje gaat verlangen. Zo komen er vette scheercrèmes waardoor de mesjes dichtslibben, en mesjes die tot ernstige verwondingen kunnen leiden, die mijn neus kunnen schenden en daarmee mijn aangezicht. Daar moet ik voortdurend aan denken wanneer ik mijzelf in de spiegel zie, ook al denk ik ook wel eens aan iets anders. Ik zou over dit getob heel uitvoerig kunnen zijn, en daarbij te veel van mijn innerlijk prijsgeven. Nee dus.
Achterop mijn boeken moet ook altijd een portret. Dat geeft hoofdzakelijk weer hoe ik naar de fotograaf heb gekeken. Bezorgd meestal. Geschrokken ook vaak. Betrapt. Als ik die foto's zie, denk ik: heb ik dat? Heb ik voor die vermomming gekozen? Ik hoef mijn haar maar kort te laten knippen en een andere bril op te zetten en ik ben een ander.
Voor de anderen ben ik een kameleon, zoals het een vertaler trouwens betaamt. Voor de anderen ben ik wat ik doe, wat ik schrijf; een reeks momentopnamen.
Voor mijzelf ben ik wat ik denk. En dat gaat niemand wat aan. Het is trouwens veel te wisselvallig. Nu denk ik dit, dan denk ik dat. Er is niet wijs uit te worden.
Nee, zo komt er niets van een zelfportret. Ik zie in een ondoorgrondelijke spiegel, in een raadsel, en niet van aangezicht tot aangezicht.