Rutger Kopland
Beste Gerrit,
Men heeft mij gevraagd iets te vertellen over het ‘poëtisch landelijk leven’ in Frankrijk dat wij iedere zomer een paar dagen delen. Ik zal dat niet doen, het poëtisch leven is geen pretje, laat de mensen dat niet denken, want dan gaat iedereen dichten en dat zou verschrikkelijk zijn. Laat het Nederlandse volk alsjeblieft op een normale manier zijn brood verdienen en vooral niet poëtisch gaan leven, het zou diep ongelukkig worden en straatarm. Daar komt nog bij dat we eigenlijk niets weten van elkaars poëtisch leven. Eerlijk gezegd weet ik zelfs niets van dat van mezelf. Het vervelende is, of misschien het aardige ook wel, dat er dingen gebeuren die je wilt, als je ze niet wilt. Niet over praten dus.
Maar gewoon over onze ontmoetingen in Frankrijk, daar wil ik wel iets over zeggen. Niet lang, want in feite gaat het om een bijzonder trage, hete, vrolijke film van twee dames en twee heren op leeftijd in het zonnige zuiden. Zonder enig drama, ja zelfs vrijwel zonder handeling. Niets kan ik u bieden van die boeiende elementen waar Bibeb ons altijd op vergast: driftig heen en weer geloop, snel naar de boekenkast, lenig de trap op. Het gezelschapje zit meestal, en meestal op een terras van een huis of een horecabedrijf. Het drinkt bovendien, 's morgens thee, daarna koffie en diverse vruchtensappen. Aan het eind van de middag komen de consumpties op tafel, zwak alcoholische dranken, iedere dag dezelfde. Ook de avonden zit men op het terras, zij zijn geheel gewijd aan de maaltijd: een kippetje, een karbonade, een entrecote, een flesje rood, een flesje wit, het lijkt echt op een Frans eethuisje. Daarna komt het gedestilleerd op tafel, de neut dus.
Al deze bezigheden worden begeleid door prettige gesprekken. Zij betreffen in het algemeen de huiselijke werkelijkheid: het weer, de temperatuur van de wijn, de kwaliteit van de kip, de staat van het gebit, het huis, de tuin, het uitzicht. En niet te vergeten de collega dichters en dichteressen, hun minnaars en minnaressen, hun vrienden en hun vijanden. Jammer dat alleen wij deze verhalen kennen. Men zou nog hartelijk kunnen lachen.
De stemming is altijd vrolijk, misschien wel eens een tikkeltje melancholiek, maar dat hoort erbij vinden wij.
U hoort het, er gebeurt weinig. En wat er gebeurt dat wist u al. En wat u nog niet weet, ach, dat laat ik maar. Soms, als Gerrit de bloemetjes besproeid heeft, zitten we in een zwijgend gesprek op het duistere terras. Drinken en zwijgen. Dan hebben we het erover. En later staat het op papier.
Deze tekst werd op 16 maart van dit jaar uitgesproken op een avond gewijd aan Gerrit Kouwenaar, georganiseerd door de slaa in De Balie te Amsterdam.