De Revisor. Jaargang 20(1993)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Maria van Daalen Gedicht 1 Iemand moet de bloedlijn uitstippelen met familie, vrienden en kennissen. Niemand ontsnapt langs zijn bloedlijn. De enige opening is de mijne, het is de beweging die ik bewoon en waarin ik elke morgen opsta. zo licht als het lichaam waarin mijn adem zich moet samentrekken: ook ik ben een drager van zaaigoed dat uitloopt, vooruitloopt op dat op tijd in de grond moet. 2 Iemand moet de spiegel: wederzijds het meisje en de ivoren dood, handvat van ijzer. Er schuilt geen hapgrage engel achter mijn schouder, geen duizelingwekkende verte. maar het geluid van een scheermes dat ijzer rijmt op leder, dat druppelt: dat strijkt en vluchtig over en weer mijn gezicht vult. [pagina 27] [p. 27] 3 Iemand moet de kantlijn spinnen, iemand moet zich afrollen langs de rand. Zo onzichtbaar als het begint: dood vouwt de eerste bloedcellen open en blijft maar bonzen, kloppen, zacht onder de huid van een blonde heuvel. Wat ruist daar toch, is het alweer die oneindige, je weet wel - Lichamen vol zee: ik beweeg mij naar onderen, het gewicht trekt mij steeds zwaarder naar onderen. 4 Wie kust in de zomer een mond vol honing, eet een bij en spreekt: angel. Engel die hier in het net is gevangen, kaatsend tussen twee blinkende lippen haak naar een uitweg, vleeskleurig geborgen; er is geen beginnen maar bijna verkrijg je de bloedende vrijheid, de keel zwelt al aan tot luchtledig. [pagina 28] [p. 28] 5 Iemand moet zijn lichaam aandragen en zijn geschiedenis vullen met ritmisch pulserend bloed. Ik leg mij neer in de opening, gewikkeld in dit gedicht als in een laken en wacht tot het zand wordt gestort. In de diepte leg ik mij neer en luister naar de bewerking van grond die vlees afgraast en langzaam door merg kruipt. Dan moet iemand zeggen: ‘aarde’ en iemand gaat staan aan de rand. Ook loopt hij alle woorden langs. Zoemend als een wilde herinnering klauwt taal zich vast aan het weefsel. Maar zolang het bloeiende gras niet wortelt in de hoofdhuid danst de beer niet in de stembanden, iets hoger zoekend naar honing. Zolang de schouderbladen de grond ondersteunen en dan hun steen optillen en vergeten, kan de bron van tranen niet opdrogen, kunnen de bijen niet ontsnappen uit de schedel. Iemand moet zeggen: ‘aarde’ en zijn lichaam verdwijnt tot de rand van zijn naam, die zich voortzet, die wordt voorgelezen - een tongdikte verschil tussen adem en ik ben. Vorige Volgende