De Revisor. Jaargang 19
(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Machiavelli
| |
[pagina 57]
| |
gezag daarvoor onvoldoende zou zijn. 11 Bij geen enkel volk is er ooit een belangrijke wetgever geweest die zich niet op God beriep, want anders zou hij zijn wetten niet aanvaard gekregen hebben. Een intelligent iemand bespeurt in bepaalde dingen allerlei positieve kanten, die echter niet opvallend genoeg zijn om ook anderen van hun belang te overtuigen; 12 daarom beroepen wijze mensen die dit probleem willen vermijden zich op God. 13 Dat deed Lycurgus, dat deed Solon,Ga naar eind7 dat deden vele anderen wie eenzelfde doel voor ogen stond. 14 En het Romeinse volk, dat een heilig ontzag had voor Numa's rechtschapenheid en wijsheid, ging akkoord met elk besluit dat hij nam. 15 Maar het is ook waar dat in die tijden godsdienstige gevoelens heel sterk leefden, en dat hij te doen had met primitieve mensen, die het hem niet moeilijk maakten om zijn doel te bereiken, en dat hij hen gemakkelijk kon vormen zoals hij wilde. 16 Zou iemand tegenwoordig een staat willen vormen, dan zou hem dat ongetwijfeld veel gemakkelijker lukken bij bergbewoners, waar geen ontwikkelde samenlevingsvorm bestaat, dan bij mensen die gewend zijn te leven in een stad waar de samenleving verdorven is; ook een beeldhouwer zal gemakkelijker een mooi beeld maken uit een blok onbewerkt marmer dan uit een blok dat door iemand anders onvakkundig bewerkt is. 17 Alles overziende is mijn conclusie dat de godsdienst die door Numa werd ingevoerd één van de voornaamste oorzaken van de voorspoed van de stad was: want de godsdienst zorgde voor goede instituties, de goede instituties voor een gunstige fortuin, en de gunstige fortuin voor militaire successen. 18 En zoals aktieve beleving van een religie staten groot maakt, zo leidt verzaking ervan tot hun ondergang. 19 Want waar godvrezendheid ontbreekt gaat een rijk ten onder, tenzij het in stand wordt gehouden door het ontzag voor een vorst, dat het ontbreken van een godsbesef compenseert. 20 Maar aangezien een vorst nu eenmaal sterfelijk is, zal dat rijk onvermijdelijk ineenstorten zodra het diens capaciteiten moet missen. 21 Rijken die totaal afhankelijk zijn van de capaciteiten van één enkele persoon is geen lang leven beschoren, omdat die capaciteiten teloorgaan met de persoon zelf; want zelden komt het voor dat die kwaliteiten hernieuwd aanwezig zijn in een opvolger, zoals Dante in zijn wijsheid opmerkt:
Maar zelden daalt de deugd van stam naar twijgen:
de Gever aller deugd heeft dus besloten,
opdat men haar zijn gave alleen zou noemen.Ga naar eind8
22 Een republiek of rijk is daarom niet gediend met een vorst die wijs regeert zolang hij leeft, maar met een vorst die zijn rijk zo organiseert dat het na zijn dood blijft voortbestaan. 23 Weliswaar krijgt men een nieuwe wet of visie het makkelijkst aanvaard door primitieve mensen, maar daarom is het nog niet onmogelijk om die ook door mensen in een ontwikkelde samenleving, die zichzelf niet primitief achten, aanvaard te krijgen. 24 Het volk van Florence acht zichzelf dom noch primitief; niettemin wist fra Girolamo SavonarolaGa naar eind9 hen ervan te overtuigen dat hij in contact stond met God. 25 Ik zal mij er niet over uitspreken of dat waar was of niet, want een groot man als hij dient met respect bejegend te worden; maar in ieder geval is het zo dat talloze mensen dat geloofden, zonder dat ooit een bijzonder teken hen in die overtuiging had hoeven sterken; want zijn levenswandel, zijn eruditie en de onderwerpen die hij aansneed waren voldoende om hen te overtuigen. 26 Laat daarom niemand bang zijn dat hem niet lukt wat anderen wel lukte, want zoals in de inleiding al gezegd werd: mensen zijn altijd op dezelfde manier geboren, gevaren en gestorven. | |
XIV1 De Romeinen interpreteerden de vogeltekenen al naar gelang de omstandigheden, en waren zo verstandig te doen alsof ze de godsdienstige regels respecteerden, als zij die noodgedwongen moesten schenden; maar wie die met bruut vertoon belachelijk maakte, werd gestraft. 2 De vogelwichelarij vormde niet alleen, zoals hierboven is uiteengezet, een van de belangrijkste pijlers van de oude godendienst, maar was tevens oorzaak van de voorspoed van de Romeinse republiek. 3 Daarom hielden de Romeinen haar meer in ere dan welke andere institutie dan ook; zij werd toegepast bij de verkiezing van de consuls, bij de voorbereiding van militaire expedities, bij het vertrek van de legers uit de stad, bij veldslagen, kortom bij elke belangrijke daad, militair of niet-militair; het kwam niet bij hen op om een expeditie te ondernemen zonder eerst de soldaten ervan overtuigd te hebben dat de goden hun | |
[pagina 58]
| |
de overwinning beloofden. 4 De wichelarij in het leger werd onder andere bedreven door een soort zieners die zij hoenderhoedersGa naar eind10 noemden. Elke keer als zij van plan waren slag te leveren tegen de vijand, vroegen zij de hoenderhoeders de vogeltekenen te bestuderen: aten de hoenderen, dan beloofde dat een gunstig verloop van de strijd; aten ze niet, dan waagden zij zich niet aan een gewapend treffen. 5 Maar als hun verstand hun zei dat iets moest worden doorgezet, dan gebeurde dat hoe dan ook, ook al waren de vogeltekenen ongunstig; en dan speelden ze het zo handig, dat het leek alsof geen enkele godsdienstige regel overtreden werd. 6 Zo manoeuvreerde de consul Papirius bij een uiterst belangrijke veldslag tegen de Samnieten,Ga naar eind11 waar dezen totaal verzwakt en gedemoraliseerd uit te voorschijn zouden komen. 7 Toen Papirius op het slagveld oog in oog met de Samnieten stond, kreeg hij het idee dat de overwinning hem niet kon ontgaan; dus besloot hij slag te leveren, en gaf de hoenderhoeders opdracht hun dieren te raadplegen. De hoenderen aten niet; maar het hoofd der hoenderhoeders zag dat het leger zeer gemotiveerd was voor de strijd en dat de commandant en alle soldaten geloofden in de overwinning. Om het leger die kans niet te ontnemen, zei hij daarom tegen de consul dat de raadpleging het gewenste resultaat had opgeleverd. Papirius bracht daarop het leger in gevechtspositie. Maar enkele hoenderhoeders vertelden aan een paar soldaten dat de hoenderen niet gegeten hadden; dezen gaven dat door aan Spurius Papirius, een neef van de consul, die de consul zelf informeerde. Deze prentte hem ogenblikkelijk in dat hij zijn plicht nauwgezet diende te vervullen; dat voor hemzelf en voor het leger de voortekenen gunstig waren, en dat als de hoenderhoeder gelogen had, hij daar zelfde gevolgen van zou ondervinden. 8 En om te zorgen dat zijn voorspelling uitkwam, gaf hij zijn officieren opdracht de hoenderhoeders in het voorste gelid op te stellen. 9 Toen dan de aanval op de vijand werd ingezet, wierp een Romeinse soldaat een speer die per ongeluk de leider van de hoenderhoeders doorboorde. Toen de consul dat hoorde, zei hij dat alles voorspoedig en met steun van de goden verliep, omdat het leger door de dood van die leugenaar gevrijwaard was van alle blaam en van alle toorn die de goden tegen die man hadden opgevat. 10 Zo wist hij zijn eigen plannen te verzoenen met het resultaat van de schouwing, en kon hij besluiten de aanval te openen zonder dat het leger besefte dat hij inbreuk gemaakt had op de regels van hun godsdienst. 11 Het tegenovergestelde deed Appius Pulcher op Sicilië, tijdens de eerste Punische Oorlog.Ga naar eind12 Deze wilde slag leveren met de Carthagers, en liet daarom de hoenderhoeders hun dieren raadplegen. Toen dezen hem meldden dat de hoenderen niet wilden eten, antwoordde hij: ‘Laten we dan eens kijken of ze misschien willen drinken!’, en liet ze in zee gooien. 12 Toen stortte hij zich in de strijd, en werd verslagen. En zo werd hij in Rome veroordeeld, terwijl Papirius werd onderscheiden; en dat niet zozeer omdat de een gewonnen en de ander verloren had, alswel omdat de ongunstige voortekenen door de een tactvol waren genegeerd, en door de ander bruut geschonden. 13 Het bestuderen van deze vogeltekenen had geen ander doel dan te zorgen dat de soldaten vol vertrouwen de strijd in gingen; want zelfvertrouwen leidt bijna altijd tot de overwinning. 14 En deze aanpak werd niet alleen door de Romeinen, maar ook door andere volkeren gevolgd; daarvan wil ik in het volgende hoofdstuk een voorbeeld geven. | |
XXIV1 Goed georganiseerde staten kennen beloningen en straffen voor hun burgers, maar strepen het één niet tegen het ander weg. 2 Enorm waren de verdiensten van Horatius, die op een briljante manier de Curiatii had overwonnen; maar afschuwelijk was de misdaad die hij had begaan door zijn zuster te doden.Ga naar eind13 En de Romeinen namen die moord zo hoog op dat zij hem voor het gerecht sleepten en dwongen te pleiten voor zijn leven, ondanks zijn enorme, zojuist verworven verdiensten. 3 Bij een oppervlakkige beschouwing zou dit een staaltje van ondankbaarheid van het volk kunnen lijken; maar als men de zaak nader bekijkt, en dieper nadenkt over de gewenste organisatie van een staat, dan zal men het volk eerder de vrijspraak verwijten dan de overweging om hem te straffen. 4 En wel hierom: een goed georganiseerde staat vergeeft haar burgers nooit vergrijpen vanwege verdiensten, maar kent beloningen voor positieve daden en straffen voor negatieve; en als iemand beloond is vanwege iets goeds en | |
[pagina 59]
| |
vervolgens iets slechts doet, straft zij hem zonder in het minst rekening te houden met die goede daden. 5 Als dergelijke regels in ere worden gehouden, behoudt een stad lang haar vrijheid; gebeurt dat niet, dan zal haar ondergang nooit lang op zich laten wachten. 6 Want als een burger die iets belangrijks voor zijn stad heeft gedaan daardoor niet alleen aanzien verwerft maar ook het vermetele vertrouwen dat hij straffeloos een vergrijp kan plegen, dan zal zijn optreden binnen de kortste keren zo brutaal worden dat van een gereguleerde samenleving geen sprake meer zal zijn. 7 Als men wil dat vergrijpen gestraft blijven worden, dan is het beslist noodzakelijk om beloningen uit te loven voor verdiensten, wat zoals we gezien hebben ook in Rome gebeurde. 8 En ook al is een staat arm en kan hij maar weinig geven, dan nog mag dat weinige niet achterwege blijven; want een beloning, ook al is die klein, gegeven aan iemand als dank voor een misschien grote verdienste, zal door de ontvanger als eervol en heel gewichtig worden ervaren. 9 Overbekend zijn de geschiedenissen van Horatius Cocles en van Mucius Scaevola:Ga naar eind14 de een hield op een brug de vijanden net zo lang tegen totdat deze onklaar was gemaakt, de ander verbrandde zijn hand die gefaald had toen hij de Etruskische koning Porsenna wilde doden. 10 Beiden kregen voor deze memorabele daden door de staat twee maten land toegewezen.Ga naar eind15 11 Bekend is ook de geschiedenis van Manlius Capitolinus: 12 omdat hij het Capitool bevrijd had van de Gallische belegering, kreeg hij van iedereen die daar samen met hem belegerd was geweest, een klein maatje meel.Ga naar eind16 13 Dat was, gezien de situatie op dat moment, een forse beloning; maar toen Manlius, gedreven door afgunst of door zijn slechte karakter, een opstand in Rome ontketende en het volk aan zijn kant probeerde te krijgen, vormden zijn verdiensten geen enkele grond voor clementie, en werd hij van datzelfde Capitool welks redding hem eerst zoveel roem had bezorgd naar beneden gegooid.Ga naar eind17 | |
XXVII1 Het lukt mensen hoogst zelden door en door slecht of in en in goed te zijn. 2 Paus Julius II ondernam in 1505 een expeditie tegen Bologna om de familie Bentivoglio, die daar al honderd jaar aan de macht was, uit die stad te verdrijven; en bij diezelfde gelegenheid wilde hij Giampaolo Baglioni, tiran van Perugia, verdrijven, omdat hij besloten had alle tirannen te verwijderen die zich in de Kerkelijke Staat hadden genesteld.Ga naar eind18 3 Toen hij bij Perugia was gekomen, met vaste voornemens die voor niemand een geheim waren, wachtte hij niet tot hij onder bescherming van zijn eigen leger de stad binnen kon trekken, maar ging ongewapend de stad binnen, ondanks het feit dat Giampaolo zich daar ophield met een groot aantal soldaten, die hij voor zijn verdediging om zich heen had verzameld.Ga naar eind19 4 En zo waagde hij zich, met de impulsiviteit die zijn optreden altijd kenmerkte, omgeven door alleen een lijfwacht in de handen van zijn vijand, die hij vervolgens meenam met achterlating van een gouverneur om namens de Kerk recht te spreken. 5 Verstandige mensen in het gevolg van de pausGa naar eind20 verbaasden zich over diens roekeloosheid, en over de lafheid van Giampaolo; en ze konden maar niet begrijpen waarom deze zich niet onsterfelijk had gemaakt door in één klap zijn vijand uit de weg te ruimen en zichzelf flink te verrijken; want de paus werd vergezeld door alle kardinalen in een zee van weelde. 6 Deze mensen konden niet geloven dat menselijkheid of gewetensscrupules hem daarvan hadden weerhouden; want in het hart van zo'n boosaardig man, die sliep met zijn zuster, en die zijn oomzeggers en oomskinderen had vermoord om aan de macht te komen, was geen plaats voor gevoelens als mededogen of respect. Zij concludeerden dat de verklaring lag in het feit dat mensen noch op een eervolle manier slecht noch volmaakt goed kunnen zijn; en als een slechte daad toch een zekere grandeur of iets fiers in zich draagt, dan zijn ze niet bij machte die te verrichten. 7 Giampaolo, die zich niet schaamde voor een incestueuze verhouding en lak had aan zijn reputatie als verwantenmoordenaar, was toen zich daarvoor een geschikte gelegenheid aandiende niet in staat, of liever gezegd niet flink genoeg, om een daad te stellen die iedereen als moedig geprezen zou hebben, en waarmee hij voor altijd een plaats in de geschiedenis zou hebben verworven als de eerste die de heren prelaten aan hun verstand bracht hoe weinig respect mensen verdienen die leven en heersen zoals zij; dan had hij iets gedaan waarvan de grandeur groter was | |
[pagina 60]
| |
geweest dan alle verkettering, dan alle perikelen die daarvan misschien het gevolg waren geweest. | |
XXXVI1 Burgers die de hoogste ambten hebben bekleed mogen zich niet te goed voelen voor minder hoge ambten. 2 De Romeinen hadden Marcus Fabius en G. Manlius tot consul gekozen,Ga naar eind21 en een glorieuze overwinning behaald op de Vejenten en de Etrusken; in die slag sneuvelde Quintus Fabius, de broer van de consul, die het jaar daarvóór zelf consul was geweest.Ga naar eind22 3 Hieruit valt op te maken dat de instellingen van de stad uitermate geschikt waren om haar groot te maken, en dat staten die een andere lijn volgen zich ernstig vergissen. 4 Want de Romeinen waren weliswaar zeer gevoelig voor glorie, maar achtten het toch niet beneden hun waardigheid om orders te ontvangen van iemand aan wie zij eerder orders gegeven hadden, en te dienen in een leger waarvan zij eerder commandant waren geweest. 5 Haaks op deze gewoonte staan de gangbare mening, de functieopvatting en de gebruiken van tegenwoordig; en in Venetië bestaat ook de misstand dat een burger die een hoge positie heeft gehad en zich te goed acht voor een lagere, van staatswege gelegenheid krijgt die te weigeren. 6 Zoiets streelt misschien het eergevoel van het individu, maar is voor de algemene zaak bepaald slecht. 7 Want een staat heeft meer reden om hoopvol te vertrouwen op een burger die van een hoge positie een stap terug doet naar een lagere, dan op een burger die van een lagere positie opklimt naar een hogere. 8 Want op de laatste kan men redelijkerwijs alleen vertrouwen, als men hem omringd ziet door mensen die zoveel aanzien genieten en zo bekwaam zijn dat zijn onervarenheid gedeeltelijk gecompenseerd wordt door hun adviezen en autoriteit. 9 Als in Rome de praktijk had bestaan die nu algemeen is in Venetië en in de andere republieken en rijken van tegenwoordig, dat wie éénmaal consul geweest was nooit meer onder de wapenen had willen komen tenzij als consul, dan zou dit het functioneren van de politiek zeer nadelig beïnvloed hebben: want dan zouden de nieuwkomers meer fouten gemaakt hebben en gretiger hun persoonlijke belangen hebben nagestreefd bij gebrek aan mensen voor wier oordeel zij beducht hadden moeten zijn; dan was er niemand geweest om de teugels aan te halen, wat zeer schadelijk geweest zou zijn voor het algemeen belang. | |
LI1 Een republiek of een vorst moet voorwenden uit vrijgevigheid te doen waartoe in werkelijkheid de omstandigheden dwingen. 2 Verstandige mensen proberen al hun daden altijd als daden van verdienste te laten ogen, ook al laten de omstandigheden hun geen andere keus. 2 Zo verstandig was de Romeinse Senaat, toen hij besloot uit de staatskas soldij te gaan betalen aan degenen die in het leger dienden.Ga naar eind23 3 Dezen hadden hun onkosten tot dan toe uit eigen zak betaald; en de Senaat begreep dat men zo geen lange oorlogen kon voeren, en dus geen steden kon belegeren of verre expedities kon ondernemen. 4 En omdat hij meende dat zowel het een als het ander noodzakelijk was, besloot hij deze vergoeding te gaan betalen; maar dit door de drang der omstandigheden opgelegde besluit werd gepresenteerd als een daad van verdienste. 5 Deze gift was het volk meer dan welkom: heel Rome was uitzinnig van vreugde, want men had het idee dat een grote gunst bewezen was waar men nooit op had durven hopen, en waar men nooit zelf om gevraagd zou hebben. 6 De tribunen probeerden deze voorstelling van zaken door te prikken; zij wezen erop dat de maatregel geen lastenverlichting, maar een lastenverzwaring voor het volk inhield, omdat belasting geheven zou moeten worden om de soldij op te kunnen brengen. Maar ze konden toch niet verhinderen dat het volk die dankbaar accepteerde. 7 De vreugde werd nog vergroot door de manier waarop de Senaat de belasting hief: de zwaarste en hoogste aanslagen werden namelijk opgelegd aan de adel, en deze werden als eerste geïnd. | |
LVII1 Een saamhorige volksmassa is tot veel in staat; maar verdeeld is zij hulpeloos. 2 Toen Rome na de Gallische invasie vernietigd was, waren veel Romeinen in Veii gaan wonen, tegen de wetten en richtlijnen van de Senaat.Ga naar eind24 Om aan deze misstand een einde te maken kondigde de Senaat edicten af die bepaalden dat iedereen binnen een bepaalde termijn naar Rome terug diende te keren, en verbond daar bepaalde sancties aan.Ga naar eind25 3 Aanvan- | |
[pagina 61]
| |
kelijk dreven degenen voor wie deze edicten bedoeld waren daar de spot mee; maar toen de termijn begon af te lopen, gehoorzaamde opeens iedereen. 4 Titus Livius zegt het zo: Ex ferocibus universis singuli metu suo obedientes fuere.Ga naar eind26 5 Deze zin karakteriseert op onovertroffen wijze hoe de massa zich in dit opzicht gedraagt. 6 Want de massa heeft wel vaak de moed om zich tegen de besluiten van een leider te verzetten; maar als dan strafmaatregelen dreigen, vertrouwt men elkaar opeens niet meer, en haast men zich te gehoorzamen. 7 Hieruit blijkt duidelijk dat het niet echt nodig isje druk te maken om de instemming of de afkeuring van het volk; mits je maar zo georganiseerd bent dat je het volk in zijn mening kunt bevestigen als die positief is, en kunt zorgen dat het je niets kan doen als die negatief is. 8 Ik bedoel hier volksverzet dat een andere oorzaak heeft dan het verlies van de vrijheid, of van een geliefde heerser die nog in leven is. Het verzet dat uit laatstgenoemde situaties voortvloeit valt meer te duchten dan wat ook, en kan alleen met zeer krachtige middelen gebroken worden. Verzet met een andere oorzaak valt gemakkelijk te breken als er geen leiders zijn op wie het volk een beroep kan doen. 9 Want enerzijds is er niets ontzagwekkenders dan een op drift geraakte massa zonder leider; maar van de andere kant is er niets dat zwakker is. Want ook al is die massa gewapend, dan nog valt zij gemakkelijk te beteugelen, mits je maar een plek hebt om je te bergen voor de eerste klappen. Zodra de gemoederen namelijk enigszins bedaard zijn, en iedereen ziet dat het tijd is om naar huis te gaan, beginnen zij aan zichzelf te twijfelen en aan hun eigen hachje te denken; en dan maken ze dat ze wegkomen of gooien het op een akkoordje. 10 Een opstandige menigte die dit risico wil vermijden dient daarom direct uit haar midden een leider te kiezen die orde schept, de rijen gesloten houdt en het verzet organiseert. Dat deed het Romeinse volk toen het na de dood van Virginia de stad verliet, en om zijn belangen te behartigen twintig tribunen uit zijn midden aanwees.Ga naar eind27 11 Blijft zo'n maatregel achterwege, dan vergaat het de massa altijd zoals Titus Livius hierboven zegt: allemaal samen zijn ze tot veel in staat, maar zodra iedereen begint te denken aan zijn eigen hachje, worden ze nietig en hulpeloos. Vertaling Paul van Heck
vervolg noten zie p. 87 |
|