De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Stefaan van den Bremt Ales Stenar (Kåseberga, 23.5.1991) Van rib naar rib de romp uitsparend van een schip waar de Sont land wordt en de oude sage wind waarin alleen stenen verhalen hoe het die scheep zijn is gevaren. Van rib naar rib de romp uitsparend van het schip: zuilen. Alle hens aan dek zijn zuilen, voortvarend van rif naar rif de ramp herhalend. [pagina 33] [p. 33] Dondernacht (naar de Edda) Thor vraagt de dwerg wat aarde en nacht moeten verbergen voor het daagt. Onzacht vraagt hij en vraagt, hij hamert met kracht op het aambeeld tot het dondert. Thor lacht. Thor overdondert. Hij heeft niet éen vraag, maar honderd. Door merg en been als de weerlicht, door been en merg dringen de vragen van Thor aan de dwerg. Thor vraagt de dwerg en de aarde uit, vraagt de zon op te delven nog voor het daagt. Al hoopt hij de vragen op tot een berg, Thor krijgt geen hoogte van die dwerg. (Want de dwerg antwoordt Thor in een taal van onder de aarde, en zonder een woord, ondoorgrondbaar voor donder en bliksem, al bijna mineraal.) Thor echter rekt zijn gevraag tot het daagt, tot versteent wat geen daglicht verdraagt. De verborgen Boeddha (Malmö, 21.5.1991) 1 In 't bosje verborgen de stenen Boeddha. En dwergen, verbolgen, en beeldenstormen. 2 Glimlach onomwonden in 't bosje, Boeddha. Ik heb u, geschonden, teruggevonden. Vorige Volgende