De Revisor. Jaargang 19(1992)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Jan Kuijper De tombe van Pindarus Je hebt één soort: de mens; één soort: de god - al hebben zij dezelfde moeder aarde, die als een merrie paard en muildier baarde, waarvan de een aan een stuk door teelde tot zijn eigen drek hem dreef uit eigen kot, terwijl de ander niet of vruchteloos paarde, vervangen werd of niet - de taal bewaarde zijn naam voor noodgevallen, achter slot en grendel, maar die gaan gedurig open: o God, er is geen god maar een gedicht, dat is geen tussenwerpsel en geen vloek; heeft het geen hel waar je naartoe kunt lopen, ontvangt zijn lieve hemel geen bezoek, ze wachten je na een eeuwig jong gericht. De tombe van William Shakespeare Zijn of niet zijn, dat is de grote vraag. Voor jou. Voor mij is het een kleinigheid. Ik ben die overal ik ben altijd, zelfs als de zang je hapert van je zaag, zelfs als je het voor gezien houdt vandaag, zelfs als je sneuvelt in je pennestrijd. Probeer het maar, nog zal komen mijn tijd, en komt hij niet dan is het niet of graag. Mijn tijd is al geweest, kun je wel zeggen. In mijn almachtigheid stelde ik mijn woord (jij dacht dat ik het dee) tegen de moord op niemand anders. De eer om in te leggen met zuur met zuur vergelden - ver te zoeken. Verdoe je maar. Laat mij maar uit je boeken. [pagina 17] [p. 17] De tombe van André Chénier Honderd maal het gelezene herhalen is zonde van mijn tijd op het schavot. 't Is het forceren van een batig slot door koffie bij het halve pond te malen. Heb ik niets in mijn hoofd? Dan is het zot het van het lichaam af te willen halen. Baas boven baas helaas: wie dat bepalen strekken zelfs mijn leeghoofdigheid ten spot. Laten de lezers maar van schrik verstenen: zo kom ik nog eens uit die mand vandaan. Ik ben goddelijker dan de markies door mij met huid en haar tot iets te lenen wat die alleen zijn pen laat ondergaan. Het rood en het zwart. Ik is het die kies. De tombe van Sylvia Plath Er schiet iemand op iets in deze stad. Je hoort het niet. Er is dus geen gevaar. Er is geen leven na het abattoir maar wel ervoor. Daar is het dan ook dat ik jou toeloei: er is geen vrede op aar- de, laat staan op straat. Die verborgen schat is uitgestippeld op je kaart, ik mat de stappen uit die jij als moordenaar te gaan hebt naar een liefelijk gemoed. Het kost je niets, je bent goedkoper uit. Je zaligheid is van de wereld, en je ziel. Je doet het goed, want je hebt mij ontmoet - al wist je je in je hart een duivelsbuit tot je uit de hemel van mijn horens viel. Vorige Volgende