1951 Franciscus Gerardus Petrus Kellendonk wordt op 7 januari te Nijmegen geboren. Hij is het eerste kind en de enige zoon uit een katholiek aannemersgezin. Na hem worden nog drie meisjes geboren. |
1957-1963 Gedurende de lagere-schoolperiode is schrijven en tekenen (eigen stripverhalen) zijn liefste bezigheid. Geeft een ‘familiekrant’ uit. |
1963-1969 Bezoekt het Dominicuscollege te Nijmegen. Schrijft veel gedichten en een aantal korte verhalen, waarvan er vijf verschijnen in de bundel ‘Het Reuzenrad’ onder het pseudoniem Kelly. In 1965 overlijdt zijn grootvader op wie hij zeer gesteld was. Draagt aan hem het korte verhaal ‘Chapelle ardente’ op. In 1969 behaalt hij het diploma gymnasium alpha met een bijzondere onderscheiding voor Duits. |
1969-1975 Studeert Engels aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Hij ontmoet Jan Duyx in de zomer van 1971, het begin van een vriendschap die tot het eind van zijn leven zal duren. In die tijd vernietigt hij bijna al zijn jeugdwerk. Inmiddels is hij aan Bouwval begonnen. Gedurende het academisch jaar 1973-1974 studeert hij aan het Shakespeare Institute van de Universiteit van Birmingham, gedurende de zomer van 1975 aan de Universiteit van Londen. Na terugkomst legt hij cum laude het doctoraalexamen af (Engelse letterkunde met als bijvakken metaphysica en moderne Amerikaanse literatuur). |
1975-1976 Verhuizing naar Amsterdam. Werkt kort als leraar Engels op enkele middelbare scholen. Later in tijdelijke functies bij de instituten Engels van de Universiteiten van Amsterdam (G.U. en V.U.) en de Universiteit van Utrecht. Het academisch klimaat ligt hem echter niet en hij probeert als onafhankelijk auteur in zijn levensonderhoud te gaan voorzien. Vertaalt een viertal romans. |
1977 Debuteert bij Uitgeverij Meulenhoff met Bouwval, een boek dat als ‘ontdekking’ geldt en hetzelfde jaar nog met de Anton Wachterprijs bekroond wordt. De samenwerking die ontstaat met zijn uitgever zal hij later ‘uniek’ noemen. |
1978-1980 Promoveert op de studie ‘John and Richard Marriott, the history of a seventeenthcentury publishing house’. Wordt redacteur van De Revisor (van 1978 tot 1983) en raakt bevriend met een aantal collega-auteurs waaronder Dirk Ayelt Kooiman en Oek de Jong. Daarnaast vertaalt hij en publiceert De nietsnut. In 1979 heeft hij enkele ontmoetingen met Gerard Reve. Reist in de zomer van 1980 door Mexico en Guatemala. |
1981-1982 Verblijft een jaar in de V.S. als ‘writer in residence’ aan de Universiteit van Minneapolis. Ontvlucht de barre winter door naar het Zuiden en in het voorjaar naar Californië te reizen. Letter en Geest verschijnt en belangrijke vertalingen: James en Sterne. |
1983-1984 Reist wederom naar de V.S. (Boston); op instigatie van Oltmans en op uitnodiging van de schrijversbond ook naar de Sovjet-Unie. Namen en gezichten, nieuwe vertalingen (James, de Quincey en Lewis) en reisverslagen verschijnen in druk. Werkt in de zomer van 1984 een maand in Berlijn in het kader van een cultureel uitwisselingsprogramma. |
1985-1986 Mystiek lichaam, zijn belangrijkste roman
|