bij de geldtellers van San Miniato al Tedesco (o Hohenstaufen) weer de verzakkende heuvels in. Hij geeft mij de raad in een burcht langs de weg op adem te komen.
Voor ik Lucca verlaat zoek ik het amfitheater op. Pas hier geef ik mij gewonnen. De tribunes, omgebouwd tot huizen, zijn bevolkt, het speelveld is een levendige markt, het water loopt mij in de mond.
Collegalli. De burcht van Graaf Galli uit Lucca, omgedoopt wegens de door mij waargenomen en verzonnen goudgele heuvels. Vergeten is de onbegaanbare weg en de tol die er betaald moest worden.
Ver over het drassige land reikt de blik naar de bergen, die om de burcht een halve cirkel beschrijven. Ik zou moeten bedenken, dat recht vooruit Monterappoli ligt met de kleine San Giovanni, gebouwd door maister Bonseri, vir probus ex gente lombarda, beitelde hij in de muur. Het zegt mij niets, ik ga er niet heen. Ik overweeg hier voor altijd te blijven. Met mijn rug naar het doel.
Ik weet het: ik mag als voorbeeldige twaalfde eeuwer geen oog hebben voor natuur, voor de lichtval van de zon door de regen, voor de onbekende watervogel die niet dalen wil. Elk beestje moet zijn godsnaam hebben, maar ik zit hier maar en kijk het onbenoemde en het onbewoonde in. Daar duikt een haas op in het landschap, dat pas nu volledig tot me doordringt en tot ontplooiing komt. Ik zal weer verder moeten, niet alle wegen leiden naar Rome.
Ik zou via Montaione de nieuwe route naar het dal van de Elsa kunnen nemen. De monniken van de eilanden in de verre omgeving schijnen daar goed werk te doen. Maar dan mis ik de tragi-komedie van San Gimignano. Men heeft daar om aan de greep van Volterra te ontkomen jaar in jaar uit toren na toren gebouwd. Stevige, rechthoekige bouwwerken die steeds hoger naar de hemel streven. Dat moest wel iedereen langs 's heren wegen zien. Maar net toen het wonderwoud volgroeid was, brak de pest uit, wemelde de lucht van vleermuizen en koos men voor Elsa. De tijd zal voor San Gimignano wel weer komen, maar nu trekt er niemand heen en ziet men door de bomen geen bos.
En dat fresco van Niccolo di Segna dan? Dat verschoten huwelijksbed, de barreborstse gade afgewend, haar lange rechterarm met klauwhand op de groengeel geruite deken, haar man ondernemend of niet naast het bed, een derde, hoogst onduidelijke figuur een hand ten hemel geheven? Ook dat ligt in de schoot van de toekomst verborgen.
Een manuscript uit de vorige eeuw maakt melding van een lekenorde, één van de alleroudste, niet ver voorbij de rivier bij de Sant' Appiano. In 1171, zo heb ik gelezen, is de toren op de kerk gestort, te hoog te snel gebouwd: super ecclesiam istam ruit. Dat wil ik met eigen lekenogen zien.
De verrassing is compleet: in het zuidportaal staat boven de ingang die zin met jaartal in de muur. Een bloemmotief rechtsboven, een paar festoenen links. In het midden aartsengel Michaël, het V-teken van Victoria in zijn rechterhand, de kruisstaf zegevierend in de linker. Aan zijn voeten ligt de overwonnene, de vijand, de draak... het draakje!
Wat kan mij nog gebeuren? Rechtstreeks naar Siena, de stad van de wolvin. Mooi, geheimzinnig en rijk. In het hellende centrum ligt het plein der pleinen in de vorm van een Jacobs-