| |
| |
| |
Andrej Platonov
De 14 Rode Hutjes
Held van onze tijd
Personen
edward johann louis choz (Ivan Flodorovitsj Chozoesjka) geleerde van wereldfaam, voorzitter van de Commissie van de Volkerenbond ter Oplossing van Wereld-Economische en Overige Vraagstukken, 101 jaar oud |
interkom reisgezellin van Choz, 21 jaar |
welkomstfunctionaris een jaar of 45 |
stationschef |
oebornjak, pjotr polikarpytsj schrijver |
zjovov, metsjislav jevdokimovitsj schrijver |
foesjenko, gennadi pavlovtsj (Genja) schrijver |
soejenita (Soejenita Ivanovna Garmalova, Soenja, Soenjetsjka) voorzitster van de kolchoze ‘14 Rode Hutjes’, een jaar of 19 à 20 |
spoorwegbewaker |
filipp versjkov (oom Fielja, oom Fieljka, Filipp Vasiljevitsj) kolchoze-boer op leeftijd |
anton kontsov (Antosjka) een jaar of 30, heeft een handelwijze en taalgebruik waarop niets valt aan te merken |
piloot |
xenia sekoesjtsjeva (Xoesja) kolchoze-boerin van een jaar of 28 |
berdansjtsjik kolchoze-bewaker |
een oud mannetje uit het dorp garmalov (Georgi, Jegorka, Jegor) echtgenoot van Soejenita, gedemobiliseerd soldaat van het Rode Leger |
zuigelingen van Soejenita en Xenia |
enkele passagiers uit een exprestrein |
Tijd van handeling: 1931
| |
Eerste bedrijf
Een stationshal in Moskou. Bloemen, tafeltjes, spandoeken met welkomstopschriften in vreemde talen. Enkele leuzen in het Russisch. Een groot spandoek luidt: ‘Lang leve de gezonde Sovjet-bejaarde! Voor een fatsoenlijke, nog vruchtbaardere oude dag!’ Fluiten van uit de verte aandenderende locomotieven. Geluiden van een stemmend blaasorkest ergens op het perron.
Op het toneel staat de stationschef: hij kijkt met waakzame blik de ruimte in 't rond en verzet de bloemen op de tafeltjes voor een beter effect.
Bij de deuren staat de spoorwegbewaker.
De welkomstfunctionaris komt binnen.
Goedendag kameraad, wanneer komt de trein uit het buitenland aan?
De exprestrein ‘De Machtige Vogel’ moet over twee minuten binnenkomen. Volgens de informatie van de opzichter heeft hij vier minuten vertraging, maar de machinist zal die vertraging wel inlopen.
Dat zal hij zeker doen. Tegenwoordig is er bij het transport sprake van vereiste precisie.
Een lang, door de snelheid onderbroken en door een wervelwind van lucht tegengehouden, ver en klaaglijk gefluit van een voortdenderende locomotief.
(officieel) De Transsovjetexpres ‘De Machtige Vogel’ Stolbtsy-Vladivostok komt binnen op spoor één. In een speciale luxe-wagon reist de heer Johann Louis Choz, erelid van de Academie van Stockholm, voorzitter van de Commissie ter Oplossing van Wereld-Economische en Overige Vraagstukken bij de Volkerenbond. (Kijkt op zijn polshorloge)
| |
| |
Vertraging: één minuut. Machinist: kameraad Zjivago.
Gefluit van een locomotief klinkt in het station. Het geluid van remmen. De trein komt tot stilstand. Lawaai van publiek. Begroetingen. Muziek. Een welkomstsaluut.
De stationschef loopt statig het perron op.
De welkomstfunctionaris staat in de houding. Johann Choz stapt de hal binnen, hand in hand met Interkom. Zij heeft een koffertje in haar hand. Achter haar verschijnen de drie schrijvers: Oebornjak, Foesjenko en Zjovov. Daarachter de stationschef.
De welkomstfunctionaris begroet Choz. Stelt zich aan hem en zijn reisgenote voor, spreekt een kort welkomstwoord in het Frans.
Goedendag, goedendag, hoe maakt u het? En, hoe staat het met uw 5-jarenplan? Naar wens hopelijk?
Pardon, spreekt u Russisch? U kent onze moeilijke taal van het proletariaat?
(geïrriteerd) Ja, die ken ik... Natuurlijk ken ik die. Ik ben zelf vergeten, wat ik al niet ken: Russisch, Hindi, Mexicaans, Jiddisch, astronomie, psychotechniek, hydraulica... Ik ben 101 en u bent een snotneus. (steeds geïrriteerder) U bent een snotneus! En u durft mij in het Frans aan te spreken!
Neemt u mij niet kwalijk. Heeft uw reisgenote zich ook over de Russische taal gebogen?
Snotneus!! Maak me niet boos op deze boze aarde! Interkom, vertel hem je onbenulligheden in het Russisch.
Weg met de anti-hooimijtige stemming!
Wat! Wat is dat? Je bent me er eentje. Je spreekt beter Russisch dan ik. Herhaal dat nog eens? Je ziet toch, dat ik heel hard probeer het te begrijpen!
Weg met de anti-hooimijt stemming! Ik heb Sovjetkranten gelezen, ik heb gestudeerd. Antihooimijt stemming betekent in het Russisch verdriet. Dat is affreus, dat is geen socialisme.
U vergist zich, het is schitterend...
Pardon, schitterend! Het zou wat zijn, als ik al die onzin begin te vergeten... Jongens, meisjes, kinderen geef me een wandelstok gemaakt van een grafkruis, zodat ik kan vertrekken naar gindse arme wereld!
U bent een contra-domkop, opa.
U bent een contra-domkop, dat wil zeggen: een slimmerd.
(geboeid) Daar weet ik niets van, Interkom.
(tegen Choz) Ik feliciteer u met uw voorspoedige aankomst. Ik wens u een prettige reis door dit grootste en voor u voorlopig nog meest onbekende land toe.
Meest onbekende? U vergist zich. Alle landen zijn voor mij even onbekend en ongezellig. Ik dank u.
De stationschef neemt afscheid en gaat weg.
Ik groet u, meneer Johann Choz, groot filosoof van het zwakker wordend kapitalisme, stralend meester in opportunistische listen, ik wens, dat u...
...een baby, een peuter, een pionier en een goede vriend van de nieuwe wereld wordt.
(somber tegen Interkom) Dat is slechts gedeeltelijk waar. (tegen Choz) Ik heet u welkom in dit nog onbekende gigantische land uit naam van de werkende mensen, die zichzelf en u geluk en waarheid brengen. Wij prijzen ons gelukkig u in ons gemeenschappelijk huis te mogen ontvangen.
Ik betwijfel of u gelukkig bent vanwege mij. (Korte pauze) Ik heb nog nooit iemand vrolijk en gelukkig gemaakt. (naar Interkom) Waarschijnlijk alleen haar.
Ja Johann, door jouw liefde ben ik vreselijk gelukkig.
Weet ik, weet ik... Je bent immers in de eerste plaats vrouw en dan pas mens.
In de eerste én laatste plaats. Ik ben helemaal vrouw.
Je bent een contra-slimmerd, Interkom. Ach, mademoiselle, meisje, ik heb er allang genoeg van te leven in mijn organisme, in dit bestaan en in de droefheid van actuele feiten. Geef me wat melk! Ik heb genoeg, mademoiselle, van bewuste gevoelens... Een slokje melk!
(haalt een flesje gecondenseerde melk uit haar koffer en geeft dit aan Choz) Drink maar opa, en wind je niet zo op, pieker niet zo, je hebt een zwakke maag... Opa, laat in hemelsnaam geen druppeltje melk op de bodem achter. Ik houd van je!
(geeft de lege melkfles terug) En nu iets chemisch,
| |
| |
(in haar koffertje rommelend) Hier... ik weet niet wat het is... iets chemisch en smerigs.
Geef op, ik moet wat innemen! (pakt het tabletje uit de handen van Interkom en slikt het door. Daarna richt hij zich plotseling tot de Welkomstfunctionaris) Waar is hier het socialisme? Laat het me nu toch eens zien. Ik heb schoon genoeg van het kapitalisme!
Afzonderlijke elementen van ons stelsel zal ik u direct ter plekke laten zien. Alstublieft! Hier rechts komt de kamer voor moeder en kind...
Wij danken u. Laat ons nu in hemelsnaam een kamer zien voor de allerarmste bejaarden en wat ze daar zoal aan het doen zijn!
(in moeilijkheden) Neem me niet kwalijk, maar die wordt opgeknapt...
Niet zo haastig Interkom. Hier zijn geen ouden van dagen, hier overlijden de mensen op tijd. (tot de welkomstfunctionaris) Leider, kameraad, stop met het opknappen van die kamer; hij blijft toch leeg.
Ik heb iets te veel gezegd, meneer Choz. Zo'n kamer hebben we niet.
Rustig maar, ik weet dat u een beetje... (mompelt iets onverstaanbaars) We zijn immers allemaal smeerlappen, brenger van de rode groet! (tot alle medereizigers) Kameraden, laten we het zo stellen: ze hebben een kamer voor moeder en kind maar dat doet niet ter zake. Ze hebben nauwelijks bejaarden, voor hen is geen kamer en dat is dus een verdienste. Ik vergis me toch niet, heren?
(gespannen, tegelijkertijd, bijna eenstemmig) Gegroet! Dapperheid! Azjoer! Gut! In principe! Merci!
U vergist zich heren. We kennen de leuze ‘Lang leve de gezonde Sovjet-bejaarde! Voor een fatsoenlijke, nog vruchtbaardere oude dag!’ Lees maar. (wijst naar de leuze op de muur)
Johann, bejaarde bolsjewieken, houden die net als jij ook van vrouwen?
En als ze nu eens beter zijn?
Dan ga jij er met één van hen vandoor en ik trouw met een jong komsomol-meisje, eentje die jonger is dan jij.
Dat is vreselijk, Johann!
Dat is zo mijn werkwijze, Interkom, die ken je toch!
Ach hou op Johann. Mijn lichaam vaart wel bij jouw ouderdom.
En het verwelkt ook, Interkom. Ik heb het over jouw lichaam. Mijn ervaring wordt steeds rationeler.
(verward) Meneer Choz, ons land wacht op u!
Ja, ja, straks vertrekken we naar de Russische vlakte, de buitenlucht in, naar het groene bosje, naar de kolchoze-kachel van de nieuwe wereld, naar de ongerijmdheden der natuur!...
Meneer Choz, de motoren staan allang te draaien. Ik zou graag uw route vernemen!
Naar de onbekendheid der geschiedenis, naar Azië, naar de leegte van het oosten... Wij willen de lichtsterkte meten van de gloed die u zogezegd heeft ontstoken.
Mag ik het standpunt van meneer de werelddenker vernemen over een zekere wereldhistorische kwestie?
En wie bent u dan wel niet? Bent u een arbeider?
Ik ben de groot-Russische prozaschrijver Pjotr Polikarpytsj Oebornjak. Ik hoop dat u mijn boeken ‘De arme boom’, ‘Het winstgevende jaar’, ‘Een hoogst beschaafde persoonlijkheid’, ‘De eeuwige Sovjetstaat’ en mijn ander werk kent?
Heb maar geen hoop, ik ken uw boeken niet.
Het volk is op de hoogte van mijn internationale activiteit ter verdediging van mijn vaderland...
Vergeef me mijn onbeleefdheid, maar waarin uitte zich die activiteit van u?
Op het moment van interventiegevaar van de kant van Engeland, trouwde ik met een beroemde Engelse dame. Ten tijde van de Japanse dreiging heb ik me met een Japanse verloofd uit een oud geslacht.
Goed bekeken. Zoals bekend, heeft de interventie niet plaatsgevonden. Uw verdienste is van onschatbare waarde. Maar met wie trouwde u in de burgeroorlog?
Met een zeer ontwikkelde dochter van een achtenswaardig Russisch generaal.
| |
| |
Geweldig. Voor een domkop bent u nog aardig slim, meneer Oebornjak.
Staat u mij toe, dat we elkaar omhelzen volgens die prachtige gewoonte van mijn vaderland, volgens die allerhartelijkste vriendelijkheid van ons zo nobele en zo dankbare, hoogst voortreffelijk land. Laten we elkaar kussen, opdat alles met fatsoen en volgens traditie geschiede!
(wijzend naar Interkom) Kust u haar wang maar, zij gaat over mijn gevoelens.
Interkom keert haar opgebolde wang naar hem toe en Oebornjak drukt er beleefd een kus op.
Er willen zich nog twee schrijvers aan u voorstellen, meneer Choz. De heren Metsjislav Zjovov en Gennadi Foesjenko.
Snel dan alstublieft. Ik heb behoefte aan werkelijkheid en niet aan literatuur.
Metsjislav Zjovov loopt langzaam dicht op Choz toe en zwijgend, een beetje verlegen glimlacht hij.
Johann, hoe komt het, dat hij zo'n gelukzalige knolle-kop heeft? Hoe zeg je dat in 't Russisch?
Dat is een Russische groente, mademoiselle.
(bij de deuren) Een pompoen! Wat voor groente? Houd toch op jij, Smoelemans!
Pauze. Zjovov zwijgt.
(tot Choz) Hij kan niet praten. Hij heeft de zorg voor tien niet productieve mensen. Maar hij is blij dat u er bent.
(zacht maar met nadruk) Meneer Choz, ik ben bestuurslid. Ik schrijf verhalen uit het Turkse leven...
Choz merkt Foesjenko niet op. Pauze. Een complete, verstarde verbazing.
(Foesjenko terugduwend) Zeer geachte heer Choz, welke raadselachtige speling van het lot heeft u naar het verre Rusland gebracht om de loop van de revolutie te volgen en te versnellen?
Niets raadselachtigs, jongmens. Het leven is raadselachtig als je nog zeventien bent, maar op je twintigste is het al zoet. Op je dertigste zwaar, op je vijftigste twijfelachtig. Maar ben je honderd jaar, dan is het leven bedrog en dan is het pas heerlijk! Het leven is geen ernstige zaak mijn jongen. Als het een ernstige zaak zou worden, zou het verdwijnen...
Misschien zou de heer Choz zich wat wetenschappelijker willen uitdrukken over het doel van zijn reis naar het land, dat bouwt aan het socialisme?
Wetenschappelijk? Maak me niet kwaad. Ik ben hierheen gekomen om me te vermaken. Ik reis zo maar wat!
(plechtig) U vergist zich, meneer Choz. In ons land waar op één zesde van de aarde...
Doe toch niet zo serieus heren. U probeert te filosoferen, maar eigenlijk zoudt u zich te barsten willen lachen in uw land! Lach toch en laat uw gevoel spreken!
Goed, schrijf maar verhalen. Houd je maar bezig met je roem.
Lawaai van een trein, die het station binnenrijdt. Geschreeuw van een menigte reizigers. Aan het geluid te horen is het duidelijk, dat er een gewone exprestrein is aangekomen. Enkele passagiers gaan bij vergissing de zaal op het toneel in, maar de spoorwegbewaker duwt hen terug. Twee passagiers lukt het echter hem voorbij te gaan en lopen met hun zakken het toneel over. Een derde reiziger, die rustig en bij toeval langs hem is gelopen, blijkt Soejenita te zijn. Over haar schouder hangen haar spullen die tot een bundel gebonden zijn. Op haar rug een zak met beschuiten en een ijzeren kroes, aan de voorkant draagt ze boeken, die met een touwtje bijeen gehouden worden. Soejenita is een donkere jonge vrouw, ze is vermoeid en vies van de reis. Ze bekijkt de mensen en de inrichting met verbaasde, wat droevige ogen.
(Soejenita observerend) Wat een arm schepsel der natuur!
Wij zijn ook niet rijk... Hoe kom je van hieruit bij het Kazan-station? Ik moet de woestijn in.
(haar onbeweeglijk bekijkend) Hoe heet je, Goddelijk creatuur? Waarom zo'n haast, Sovjetkind?
Soejenita. Ik ben geen kind, ik ben voorzitster van het veeteeltcollectief ‘De Rode Hutjes’ en ga naar huis, naar de Kaspische Zee.
Wat een wonderlijk leven: een kind dat een plattelandsrijk regeert! Waar kom je vandaan, hulpeloos ding?
Ik ben niet hulpeloos, we hebben een kolchoze, en mijn man zit in het Rode Leger. Ik ben naar Leningrad geweest, waar ik als beloning een
| |
| |
bibliotheek mocht samenstellen.
Kameraad voorzitter, hoeveel gecollectiviseerde bedrijven heeft u? Zijn de koelakken niet actief? Zijn er geen kleine onvolkomenheden in het bedrijfsorganisatorische krachtenspel? Moet er niet tijdelijk een schrijversbrigade ter liquidatie van de achterstand naar uw kolchoze gestuurd worden? Ik ben namelijk lid van de cultuur brigade...
(in gedachten) Een schrijversbrigade? Hebben die wel verstand van zaken? We hebben veertien rode hutjes. We hadden niets meer te lezen, alles was uitgelezen. In onze kolchoze wordt 's avonds hardop gelezen. De lamp brandt, het glas is gebarsten door het vuur en ik lees, en iedereen om me heen denkt na. Overal is het donker, je kunt de Kaspische Zee horen ruisen. Alle boeken zijn gelezen, die kunnen ons niet meer boeien. Het is vervelend alleen met je verstand te leven. Ooit is me als beloning een bibliotheek aangeboden; in werktijd heb ik heel mooi een lijstje samengesteld. Ze zouden de boeken toesturen en dat gebeurde maar niet, steeds maar nee op request: de bureaucratie heeft niet te lijden van het socialisme. Ik ben ze zelf maar gaan halen en nu weet ik niet waar het Kazan-station is, waar je kaartjes zonder zitplaats kan krijgen.
Voor u, meneer Choz, ziet u een klein schepseltje van het socialisme.
Een reusachtig, zul je bedoelen, mijn beste. De hele Goddelijke wereld houdt zich in dit arme wezen verborgen. (tegen Soejenita) Geef me uw hand, zonnetje van me!
Soejenita geeft Choz verlegen haar hand. Choz kust haar hand.
U kunt beter spugen. Mijn hand is zo vuil. Handen zijn immers niet om gekust te worden, maar alleen om mee te werken en te omhelzen.
Ze heeft zeker een spoedcursus verpleging gedaan.
Ja, ik ben ziekenverzorgster en ik kan kinderen halen.
En ze baren, heeft u dat al geprobeerd?
Wilt u eau de cologne voor uw handen?
Nee, dank u. Dat hoeft niet. Waar is het Kazan-station?
Staat u mij toe, dat ik voor u een kaartje haal buiten de rij om.
Kan dat dan? Daar staan mensen in de rij. Het is tegen de wet. Zo heb ik wel mensen om één kilo gierst bestraft.
Toch is het mogelijk liefje. Hij krijgt een kaartje zonder in de rij te hoeven. Hij leeft buiten de rij om, voor hem allang geen rijen meer. Hij leidt nu een fatsoenlijk leven. Genja, laten we elkaar zoenen.
Ja, laten we dat doen, Pjotr Polikarpytsj! (kussen elkaar)
(tegen Soejenita) Wilt u melk?
Dat heb ik op de Kolchoze al gedronken. Tot ziens. Ik ga in de rij staan voor een kaartje, ik ben bang, dat het me anders niet meer lukt. Waarom stonden die twee daar te zoenen? Wat een onfatsoenlijke lui!
Wacht, ik ga mee. Mag ik als man van middelbare leeftijd met u mee?
U bent al oud! Bij ons zijn nergens bossen en als u dood gaat, is er niets om een kist van te timmeren. Dan moeten we u in het zand leggen.
Dat is prima. Tot ziens heren! Schrijf werken, begroet en verwelkom exprestreinen. Het ga u goed!
Choz en Soejenita begeven zich naar de uitgang.
(achter hen aan snellend) Johann! Waar moet ik dan wonen. Johann. Hier ben ik in een vreemd land, zonder jou ga ik dood, Johann!
(houdt even stil) Nou, wat zou dat dan? Maak me maar weer kwaad, maak me maar weer kwaad! Laat die onzin van je maar weer de vrije loop!
(zich tegen Choz aandrukkend) Johann, je hebt met je liefde mijn hele jeugd opgebrand.
Ja, dat heb ik. Ik ben immers een man, Interkom!
Laat je me dan maar zo ineens in de steek! Drink je melk op, eet iets chemisch, laten we naar een hotel gaan en alles vergeten. Neem me mee naar de woestijn. In Europa kwijn ik weg zonder jou! (huilt)
Alleen engelen sterven uit liefde en leven in woestijnen, Interkom. Jij bent een vrouw, jij hoort niet in de woestijn. Vandaag zul je wel weer glimlachen.
Kom ouwe, daar vertrekken de treinen naar de kolchozen. Straks missen we hem nog.
Ja, we gaan direct alles regelen, arme zielepoten!
| |
| |
(in tranen) Waar ga je nu melk drinken en je pillen en poeders eten? Wie zul je nu liefhebben? Ik ken je door en door, ik ben aan je gehecht geraakt en nu moet ik dat allemaal weer vergeten!
Ik geef hem wel te eten van wat ik in mijn tas heb. Ik heb beschuiten en broodkorsten.
(tegen Oebornjak) Meneer de schrijver, Interkom is een Vlaams-Hollandse, hoewel ze in Rusland geboren is. Ik acht het nuttig de morele en politieke verhouding tussen uw land en Nederland te verbeteren. Schenk Interkom uw liefde en bescherm haar. Bewijs de Nederlandse koningin een dienst!
Ach Johann! Ik ben zo verdrietig! Kom, kus mijn hand!
Rustig maar, Interkom, je weet toch dat het leven geen ernstige zaak is. Vaarwel mijn arm lijfje! (kust Interkom op het voorhoofd en laat haar achter, terwijl hij op Soejenita toeloopt)
(tegen Interkom, haar de hand reikend) Madame, mag ik u fatsoenlijke vriendschap en gastvrijheid aanbieden! Mijn huis staat open voor heel Europa!
(tegen Choz) Schiet op opa, in ons dorp wacht een huilend kind op me.
We gaan, Goddelijk schepsel. Geef me een beschuit om op te sabbelen.
Straks. Ga nu eerst de wagon in en dan kan je je gang gaan.
Meneer Choz, er wacht een Buick op u, de motor staat de hele tijd warm te draaien. De auto is tot uw beschikking.
Zet hem maar af; ik begin nu zelf warm te lopen. Laat die motor maar afkoelen.
Gaat weg met Soejenita.
(heeft Interkom aan de hand) U zult een uitstekend leven bij mij in huis hebben, mijn beste en
| |
| |
Allen gaan uiteen. Oebornjak neemt Interkom bij haar handen.
O, mijn Hollanderinnetje! U heeft zo'n wonderbaarlijk hydraulisch vaderland! We zullen samen romans schrijven en essays. Ik heb thuis een hond, Makar, daar zult u veel plezier aan beleven!
(glimlachend) O ja, meneer Oebornjak, ik ben dol op romans en van Makarren houd ik ook. 't Lijkt me wel wat!
Liefje, mag ik ook wat van die melk van Choz?
Interkom neemt een fles melk uit haar koffertje en geeft die aan Oebornjak.
(heeft de melk opgedronken) Nou die geleerde oude baas wist ook wel wat beschaving was. Luister eens, mijn aller voortreffelijkste heerlijkheid, hoe was het leven met zo'n gebrekkige oude man?
(glimlachend) Ach, meneer Oebornjak, het leven is immers helemaal geen serieuze zaak!
| |
Tweede bedrijf
Rand van een lage, omheinde moestuin; kale, in de wind heen en weer wiegende takken van een iel boompje; in de verte het geluid van de Kaspische Zee.
Achter de omheinde moestuin een houten aanbouw van een boerenhuis, in de vorm van een soort bordes of hal; daar staat een werktafel.
Deze hele inrichting vult het rechterdeel van het toneel. Links een vergezicht dat uitzicht biedt op een troosteloze ruimte. Vooraan op het linkerdeel staat een pilaar met het sovjetwapen en het opschrift: ‘ussr veeteeltcollectief “14 Rode Hutjes”. Hoogte boven de zeespiegel: 19,27 m. Gemiddelde jaarlijkse neerslag: 140 mm. Aantal te voeden zielen: 34. Voorz.: S.I. Garmalova.’
Midden op het toneel staat een vogelverschrikker, gemaakt van klei, stro en allerlei vodden. De vogelverschrikker lijkt op een strenge man, maar dan 1½ keer zo groot. De rechterhand van de vogelverschrikker is hoog opgeheven als een onbestemd dreigement. Avond.
Choz en Soejenita komen van de afgelegen weg naar voren. Soejenita draagt dezelfde spullen als op het station in Moskou. Ze staan stil. In de kolchoze is geen enkele menselijke stem te horen.
(luistert aandachtig) Er is niemand te horen. Ze hebben een soort vogelverschrikker neergezet. Dat moet dan wel betekenen dat er niet genoeg mensen zijn.
Korte pauze
Wij zijn er, opa... zie je, dit is ons veeteeltcollectief.
We houden hier schapen en vangen vis. Laten we andere schoenen aantrekken.
Ze gaan op de grond zitten, Soejenita begint haar schoenen uit te doen.
Ik heb helemaal geen andere schoenen. Ik ga gewoon even zitten uitrusten van mijn bespiegelingen.
(bezig met andere schoenen) Ja, ga maar zitten, doe maar niks en dan ga je straks lekker op de kachel slapen.
Ergens ver achter in de kolchoze begint een baby te huilen; zachtjes is er een stem van een vrouwspersoon te horen geweest.
Wie huilt daar zo op jullie sociale akkers?
Dat zijn onze kinderen, die in de kinderopvang aan het spelen zijn.
Maar ik hoor ze toch huilen.
Dan heb je het niet goed gehoord.
Opnieuw is in de verte het huilen van een kind te horen.
Nou hoor ik toch weer dat zielige stemmetje.
O, dat is mijn kind, dat huilt, hij mist me, hij heeft zijn eigen moeder al lang niet meer gezien. Draai je om, ik moet mijn tepels afvegen, dan zal ik hem zo dadelijk de borst geven. (ze veegt de tepels van haar borsten af. Choz kijkt naar Soejenita's boezem, zonder zich om te draaien) Zie je wat een hoop melk er in zit!
Dan heb je het niet goed gezien.
Ik ben moe van het lopen over de onzekere wereld. In de bloemen, in de tranen en in het stof leven mensen en ik, oude man, ben daar getuige van. Hoe moet dit alles aflopen, zielepieten van mij?
Nou opa, hoe vond je onze sovjetrepubliek? Wij kunnen nou eenmaal alles voor elkaar krijgen wat ons hart begeert!... Wat zeg je, aflopen?
Ja, jullie sovjetrepubliek vond ik prachtig: binnenin onduidelijkheid en daaromheen overal tegenstrijdigheden... Nou vraag ik je: wanneer stopt onze ademhaling in deze lege ruimte en omhelzen wij elkaar in een gemeenschappelijk graf! Nou, meisje,
| |
| |
Wij - nooit, maar jij binnenkort: jij bent toch een oude kerel, jij droogt al helemaal uit! (ze heeft andere schoenen aangetrokken en staat op) Zo, de schoentjes zitten... (schreeuwt in de richting van de kolchoze) Antosjka! Xoesja! Oom Fielja!... We zijn d'r! Xoesja, breng snel mijn kind bij me! (zachter) Nu heb ik er genoeg van. (tegen Choz) Opa, maak dat je weg komt, ga in de kolchoze op een kachel liggen, ergens waar die lekker brandt en daar zullen ze je te eten geven. Als ik de kamer in orde heb gemaakt, dan roep ik je wel.
Ik geef weinig om eten, hebben jullie niet iets chemisch voor me?
We hebben wel een kolchoze-apotheek hier in een kistje. Neem dan maar een poedertje!
Dat lijkt me wel wat. (gaat weg)
Soejenita loopt het bordes van het boerenhuis op en laadt daar de spullen af.
(kijkt onderzoekend naar de meegebrachte boeken) Kon ik hem maar snel zien. Dat kleine warme lijfje en hij ruikt altijd zo lekker... Waarom is het nou zo stil in de kolchoze!... (ze roept) Xoesja, Xoesja! Breng mijn hummeltje bij me!
Het is overal stil. Korte pauze.
Binnenkort zal ik opnieuw baren, het is zo heerlijk als er zoiets warms, hulpeloos uit me komt, dat huilt, zo'n zielig brokje van je leven! (ze roept) Xoesja!! Waar zit iedereen toch! Waar is mijn kind en waar is de rest van de kolchoze?
Zachtjes verschijnt Filipp Versjkov.
Goedendag, kameraad voorzitster! Gelukgewenst met je aankomst, met het bereiken van zo'n gezondheid en met andere zaken, gelukgewenst. (hij geeft Soejenita een hand) Heb je in de stadscentra ook net zulke geweldige mensen als wij gezien? Heb je onze hoogachting overgebracht of heb je niks gezegd.
Die heb ik overgebracht, ja.
En hoe is het met hun gezondheid?
(tijdens de dialoog trekt ze langzaam een schone jurk aan, waarbij ze voor een ogenblik het huis in verdwijnt) Gaat wel. Ik moest je zeggen, dat er harder gewerkt moet worden. En wat minder de vijand naar de mond praten.
Wat zeg je me nu toch, Soejenita Ivanovna?! Hebben ze dan iets gehoord over hoe het met ons is gesteld? Dan is het nu wel afgelopen met me; finito!
Maar oom Fielja! Hoe is het in de kolchoze, is al het hooi verzameld? Ik heb rondgelopen, maar ik heb helemaal geen hooimijten gezien! Is de voorraad al naar de Vleesunie afgevoerd?
(in verlegenheid) Nou nee, nog niet, Soejenita Ivanovna!
Wat, potverdomme! Ik zal je wel krijgen! Wat heb je dan zitten kijken? Wat heeft de staat eigenlijk aan ons? Er zou hier beter een zee kunnen zijn en geen mensen; in zee zit tenminste nog vis...
Een zee? Dat is een interessante kwestie, Soejenita Ivanovna... Wat voor actuele boekjes heb je eigenlijk meegebracht?... Wanneer ga je de bevolking hiervan in kennis stellen?
Waar is Antosjka? En waar is Xoesja gebleven?
Die zijn langs de zee aan het rondstruinen - op zoek naar dode vis en Antosja is zelfs bezig om klitten te koken en hij bakt pannekoeken van schapekots. Er is niets meer om te eten: schapevlees is er ook niet.
En onze kolchozeschapen dan? Oom Fielja!
Het verloop van het gesprek gaat steeds sneller en sneller.
(gehaast, kan ternauwernood lucht krijgen) Luister naar me Soejenita Ivanovna... Ik als vertegenwoordiger der leidende kringen, ik uit naam van alle, meest voorbeeldige en bewuste... Luister nou naar me: ik moet je echts iets vertellen, in hoge mate nadrukkelijk - er is hier een bende geweest...
Bende? Wat voor een bende? Zeg op en vlug een beetje!
Ik zal het je in het kort vertellen, afgekort, zoals bij Volkscom en KaGeBe: bé-é-en-dé-é-Witgardisten, contra-collectivisten! Fjodor Kirillytsj Asjoerkov, zíjn bende! Jij hebt hem nog gedekoelakkiseerd na de tweede bolsjewistische omwenteling, en nu is hij plotseling verschenen...
Nee, in tegendeel! Hij heeft driemaal op mijn bochel geslagen, en Antosjka hebben ze met hun laarzen getrapt, ze hebben met bakstenen op z'n hoofd geslagen om een bekentenis, maar ja, die bakstenen zijn nogal zacht, ze zijn immers amper gebakken en met stro gemaakt, en Antosjka is ongedeerd
| |
| |
Op zijn hoofd voor een bekentenis?! Wat viel hier dan te bekennen?
We hadden niets te bekennen, Soejenita Ivanovna, en ze waren wel met z'n zevenen! Vanuit de donkere steppe zijn ze gekomen. Aan de kust lag ons kolchozevissersschip ‘Het Verre Licht’. Daar waren Antosjka en ik, we joegen net de kudde, ons hele bezit, het water in, vanwege de parasieten. De andere mensen waren een eind verderop een noodput aan het graven - er was niets te zien of te horen!
Schiet eens een beetje op! Jij praat zo langzaam, het lijkt wel of je zwijgt.
Ze hebben onze schaapskudde het kolchozeschip opgedreven, er is maar één ram overgebleven. Ze hebben een hutje met have en goed weggesleept naar de oever, inclusief de vensterruiten, alles op die schuit geladen en toen zijn ze hals over kop weggevaren.
En ons gezouten vlees en ons gemeenschapsgraan, wat in die opgelapte zakken zat? Zeg op!
Dat kan niet zo snel - ik heb last van een psyche in mijn keel. Maar het gezouten vlees en ons arme graan, wat in die opgelapte zakken zat, dat is ook meegenomen de zee op met die schuit van ons - naar de imperialistische overkant...
En waarom heb je die koelakken niet kunnen doden? Je hebt toch een revolver! Wil dat zeggen dat je achter hen staat? Een lafaard is tegenwoordig een koelakkenvriend! En jij, je bent een nietsnut, een smeerlap, absoluut geen bolsjewiek! Je moet alles controleren of bij iedereen het hart snel genoeg klopt, en of er niemand laf is!...
Soejenita rent het bordes af.
(kalm) Welnee, hoezo? Natuurlijk, er moet gecontroleerd worden! Aan cultureel werk doen we hier weinig, dat geef ik toe. Maar een revolver te voorschijn halen, dat was te gevaarlijk - ze zouden hem toch afpakken!
stem van xoesja komt dichterbij
Au-oe!
(zachtjes) Wat een tragedie toch!
(omhelst Soejenita heel voorzichtig) Mijn Soenja is gekomen...
Xenia! Wat is er gebeurd? Waarom is ons hutje verdwenen, waarom zijn alle schapen gestolen, waarom huilen de kinderen?
Pauze. De vriendinnen blijven in omhelzing staan.
Er is een oude man met mij meegekomen - laten ze hem maar van mijn arbeidsloon te eten geven.
Heb ik al gezegd, hij zit kwaspap met gras en broodkruimels naar binnen te lepelen, en uit de apotheek heeft hij twee poeders opgegeten.
Hebben we dan niets lekkerders dan kwaspap?
Nee, die bandieten hebben alles meegenomen.
Xoesja! Maar je hebt toch wel steeds mijn kind gevoed, je melk is toch niet verloren gegaan?
Nou, breng hem dan snel bij me, ik wil hem zelf voeden, anders raken mijn borsten zo gezwollen.
(het uitschreeuwend) Treur maar om ze, Soejenita: jij en ik hebben allebei geen kinderen meer!
(zonder het zich te realiseren) En wat moeten wij nu? En waarom zit jij niet te treuren?
(beheerst) Ik treur al niet meer om mijn kind. (ze verliest haar zelfbeheersing) Het kan me niets meer schelen, het is zo angstaanjagend, ik voel me zo leeg, zo licht, dat de wind me zo heen en weer kan wiegen. Ik wil in God geloven!
Xoesja! Er is geen God, nergens - jij en ik zullen samen moeten treuren... (ingehouden snikkend) Waar moet ik heen met mijn ellende - we moeten immers toch leven, of we willen of niet! Waar hebben jullie mijn kind begraven?
(gehaast, kan ternauwernood lucht krijgen) Soejenita Ivanovna, mag ik me er misschien eindelijk ook even mee bemoeien! Ik weet alles, ik wil het de hele tijd al zeggen!
(treurend en langzaam snikkend) Oom Fielja, waarom hebben jullie de kolchoze niet bewaakt, waarom hebben jullie mijn kind begraven?
Hoezo begraven?! Helemaal niet! Huil maar niet om hem, niet zo treurig, je bent toch een verstandige vrouw, hij dobbert nu rustig op de Kaspische Zee - in handen van de klassevijand!
Zeur toch niet zo! Oom Fielja, waar zijn onze kinderen?...
Er is geen enkele informatie!... Luister naar me! Toen de schurk Fedja Asjoerkov onze hutjes
| |
| |
overviel, heeft hij niet eens gekeken wat er in zat - en heeft hij zomaar een hutje naar de oever gesleept. Maar in die hut, onze kinderopvang, lagen de kinderen te slapen - om die verschrikkelijke zonde zou hij vervloekt moeten worden - jouw kindje en dat van Xoesja. Ik stortte mij op die bende, maar ik kreeg een enorme dreun met een vuist, zodat ik op m'n achterste terecht kwam: bedankt, hoewel, ik had tenminste iets om op te gaan zitten...
Maar oom Fielja, waarom heb je de kinderen niet van ze teruggepakt?
Hoezo de kinderen? Ik probeerde de schapen te heroveren - niet de kinderen. Kinderen, dat is alleen liefde, maar schapen, dat is bezit. Je moet kinderen ook niet overwaarderen, zo'n zwakke vrouw ben je heus niet - dan breng je er toch nog een paar ter wereld!
Maak dat je wegkomt!...
Ergens diep in de kolchoze huilen kinderen.
(in vergetelheid) Xoesja! Onze kinderen worden gebracht!
Welnee, de boerinnen komen terug van de kust. Ze zijn nu bang om hun kinderen thuis achter te laten - en dus slepen ze hen met zich mee, maar de stumpers krijsen van de honger.
Breng me dan maar een kind van een ander, dan ga ik het voeden en daarna ga ik ermee slapen. Neem die van Serafima Kosjtsjoenkina maar...
Nou, stel je er maar niet te veel van voor! Ik breng er dadelijk wel één mee... (gaat weg)
Laat mij dat maar regelen! Ik ben toch al vlakbij, ik ben al binnen!
Choz komt binnen.
Ik dank jullie voor de gastvrijheid. Ik heb me heerlijk volgegeten aan een of ander woestijnkruid.
Kijk eens aan... Morgen krijg je schapevlees te eten. (ze roept) Antosjka!
Wacht: ik ben de wind aan het meten. De luchtwegen van de republiek moeten veilig zijn.
Xenia komt op met twee zuigelingen. Eén geeft ze er aan Soejenita, de andere drukt ze tegen haar eigen borst.
Laten we dan maar andermans kinderen voeden, anders stijgt de melk naar je hoofd en ga je dood van verdriet. (gaat weg, het kind in slaap wiegend)
(terwijl ze het kind aandachtig bekijkt) Waarom heeft het zo'n lusteloos gezichtje? (doet haar borst in z'n mond) Hij zuigt helemaal niet.
Leg hem dan op de grond, Soejenita. Je kind wil waarschijnlijk sterven.
Hij zal alleen achterblijven, alleen op de hele wereld, alleen, zonder ons, alleen, levenloos!
Huil maar niet, Soejenita. Je hebt hem zomaar ter wereld gebracht, moeiteloos. Je was vrolijk en benauwd tegelijk, waarom ben je nu dan zo in de war? Zo'n ramp is het nou ook niet... Wat is nou één kind voor je! Je koestert de hele toekomstige mensheid in je schoot, als in een wieg. Kom bij me!
In de verte onduidelijk geronk van een vliegtuig.
Ik kan je niet verstaan, ouwe. Dat gaat nu niet.
Anton komt op, zijn hoofd is verbonden met oude lappen
| |
| |
vanwege de opgelopen verwondingen.
Antosjka! Neem een paard. Rijd het dorp in. Bel de Geheime Dienst van de Kaspische Zee en zeg ze eens flink de waarheid. Waarom zijn ze niet eerder achter die Koelakken aangegaan?
Er zijn levensmiddelen geregeld uit allerlei afvalmateriaal: het is niet de tijd om zenuwachtig te doen! Vooral omdat overal aan onze grenzen een even strenge waakzaamheid heerst - niemand kan ontkomen!
Het geronk wordt luider: er komt een vliegtuig aanvliegen.
Daar is een vliegtuig! Antosjka, zorg dat hij daalt, dan gaan we daarmee achter de Koelakken aan!
(omhoogkijkend) Ja, dat doe ik. Nu meteen! Ik heb nog nooit in zo'n toestel gevlogen! Schitterende techniek, mijn hart bonst helemaal, ik zou het wel willen uitschreeuwen - er op af, vooruit!
Je kent de signalen helemaal niet.
Ik ben lid van de Speciale Luchtvaart Chemici. Ik maak een vuur en dan geef ik het rooksignaal ‘gevaar voor de staat’, maar jou zouden ze moeten arresteren: jij brengt mij helemaal in de war... (verdwijnt)
Mijn knulletje slaapt. (ze dekt het kind toe en legt hem op een bankje in de hal) Iedereen slaapt nu, zowel op het land als op zee. In de verte op ons scheepje schreeuwt er echter één kind. Hij roept om mij, hij is daar zo hulpeloos! Ik stort mij te water en ik zwem in de duisternis naar hem toe.
(komt dichter naar Soejenita toe) Maak niet zo'n lawaai, schat, ons lot is toch onhoorbaar. (omhelst haar en buigt over haar heen) Ik wil ook huilen met jou en treuren boven je armoedige jurk, bij je stoffige voeten, die ruiken naar de grond en je kinderen. (hij omhelst de verzwakte Soejenita en blijft zo in omhelzing staan)
In de verte het wegstervend geronk van een zich verwijderend vliegtuig.
Een hele eeuw van droefheid heb ik meegemaakt, Soejenita. Maar nu heb ik jouw kleine lichaam op deze aarde gevonden, nu treur ik om jou, als arm en bedroefd mens. Ik wil gewoon in alle rust de kost verdienen.
(Choz een beetje scheef aankijkend) Blijf dan tot aan je dood op het veeteeltcollectief wonen. Wees toch een beetje vrolijk. Dan ga je toch in het dorp een cursus boekhouden geven.
Anton komt binnen
Hij is op grote hoogte voorbij gevlogen zonder te stoppen! Maar ik blijf paraat: ze vliegen vaak over deze prachtige route. Ik blijf wel rond lopen en ga de hele nacht rooksignalen maken. (hij gaat weg)
Soejenita gaat de hal in en buigt over het slapende kind. Choz loopt naar de gevlochten omheining toe. Even blijft hij daar zwijgend staan. De avond is overgegaan in de nacht.
Wat een oplichterij! (kleine pauze) Wat een wereldwijde, historisch georganiseerde oplichterij. En de wind, zeggen ze, treurt als het ware ook, en het oneindige is een uitgestrekt, onverklaarbaar gat, ook de zee is onrustig en huilt op de kust der aarde. Alsof dit alles werkelijk een serieuze zaak is, treurig en prachtig! Maar het is de grootst mogelijke onbenulligheid!
(vanuit de hal) Opa, met wie sta je daar zo zinloos te kletsen?
Ach lieve Soejenita, het is gewoon oplichterij! Zo is de natuur niet: de zee hunkert helemaal niet en de zee roept ook niemand ergens naar toe. De wind voelt zich heel gewoon, aan de overkant van de zee woont gespuis, geen engelen.
Anton verschijnt en loopt door.
Nog geen vliegtuig te zien. Er is alleen duisternis op de wereld en de zee die ruist.
Anton gaat weer weg, Soejenita loopt het huis binnen, en komt terug met een brandende lamp, ze gaat aan tafel zitten werken.
Waarom ben jij toch zo verstandig? Jij bent toch ook maar een gewone oude baas.
Ik ben helemaal niet verstandig. Ik heb honderd jaar geleefd en ik ken het leven door gewenning, niet vanwege mijn verstand.
Maar wat is dat dan voor gespuis, waarom worden ze niet doodgeschoten en wat voeren ze in hun schild?
Net zoiets als ik: de wereld bestaat vanwege één kleinigheid, die allang vergeten is. Daarom gaan ze met het leven om als met een vergissing, - genadeloos... Kom kindje, dan krijg je een zoen van me.
Omdat ik van je houd. Wij zijn immers allebei bedrogen... Maak me toch niet kwaad! Als twee bedrogen lichamen zich tegen elkaar aan nestelen
| |
| |
dan krijg je iets heel bijzonders. Dan gaan we de bedriegers zelf bedriegen.
Melk!! Geef me een beetje melk! Waar is mijn Interkom toch?
Wij hebben geen melk voor je - de kinderen moeten gevoed worden... Hoepel op, opa, ga de werkuren tellen, je maakt me helemaal in de war.
Ik ga al, meisje. Wij zitten onze tijd te verdoen met onbenulligheden om onze ziel te vermoeien.
Dat zijn geen onbenulligheden. Dat is ons brood, opa, het is de hele revolutie.
Anton komt op.
Nog steeds geen vliegtuig in de lucht! Ik ga de inventaris controleren. We moeten toch iets doen. (gaat weg)
Choz loopt op Soejenita af.
Je hebt je bril bij je minnares in de kist gelaten. Toen je bij ons kwam had je alleen een broek aan, nog geen stukje brood had je bij je. Hier ligt de bril van onze schaapherder, zet die maar op... Luister eens opa Choz!
Pauze. Het geruis van de zee is te horen. Donkere nacht.
Ik krijg weer zo'n leeg gevoel. Mijn hart doet pijn en mijn lichaam schaamt zich om te leven.
Dat geeft niks: je lichaam zit helemaal niet zo stevig om je ziel, pas later groeit het vast. (hij zet de bril met stalen montuur op, bindt hem achter z'n oren vast, gaat op de plek van Soejenita een lijst zitten lezen) Waarom controleren? Nou, waarom moet ik de cijfers narekenen, als alles op de wereld maar betrekkelijk is? Soejenita, waarom houd je toch niet van me, met je treurige onbewuste hart - dat is toch het enige juiste in het leven.
Integendeel: ik houd heel bewust van je!
Bewust!... Bewustzijn, dat is een lichte schemering uit je jeugd zonder de onzin te zien die de wereld regeert.
Bewustzijn, dat is verstand. En als je dat niet snapt, houd dan je mond.
Mijn bewuste... Ik ben juist blij, als ik iets niet begrijp.
En ik vind dat vervelend... Schiet eens op met rekenen, dan is tegen de ochtend de betalingslijst klaar anders kan ik niet met de kolchozenboeren afrekenen! Alles moet toch voor iedereen duidelijk zijn - aan onduidelijkheid hebben we geen behoefte... Ik ben zo terug! (ze neemt het ingebakerde kind van het bankje en loopt er wat mee rond) Koud geworden, ik ga hem een beetje verwarmen, ergens waar de kachel aan is. (gaat weg)
(alleen) Alles is me nu duidelijk. Maar ik wil juist onduidelijkheden. O, onduidelijkheid! Ik ben je al zo lang geleden kwijtgeraakt en nu leef ik in een leegte van duidelijkheid en wanhoop.
Getimmer van een hamer in de kolchoze: gepiep van een vijl. Een eind verderop weerklinken die geluiden opnieuw.
(Controleert de berekeningen op de lijst. Plotseling stopt hij met rekenen) Laat ze maar betrekkelijk gelukkig worden! Maakt niets uit - bij elke berekening en registratie is er weer een herregistratie nodig: (schrijft op de lijst) voor Prochor Berdansjtsjik - tien kilo: jij bent heel lui geweest bij het hooien, Prochor, je neemt een verdachte houding aan tegenover het Sovjet-gezag... Voor Xenia Sekoesjtsjeva, goed zo Xenia, Gods ademtocht, verzamel jij maar kracht in je lichaam, dan ben je goed voor honderd kilo schapevlees, de wol niet meegeteld. Voor die Anton - Antosjka - voor jou de hele honderd kilo: eet jij maar rundvlees! Je hebt gras gezaaid met behulp van de wind, twee putten heb je gegraven, beide staan droog. Je bent de zee aan het meten voor de Akademie van Wetenschappen, je hebt een scène gemaakt over een bijl en geprobeerd aan alle kolchozeboeren iets te leren over zelffinanciering... Gaat daar geen vliegtuig?
Er is niets - duisternis, lege natuurelementen ruisen nu eenmaal!
(zit weer te tellen) Ik trek er iets van af, iets minder ja. Bij allemaal zal ik het voor de helft verminderen. Zestien jaar klungelen met het communisme; tot nog toe kunnen ze die tamelijk kleine aardbol niet organiseren. Wat een scholastici! Ik zal jullie wel krijgen!
Laat ons maar boeten, kameraad academicus van wereldfaam! Je moet de psychose van de massa's met werk bestrijden.
Niet nodig, Antosjka. Karl Marx zei me midden vorige eeuw, dat het proletariaat geen behoefte
| |
| |
Wat? Heb jij Karl Marx gekend?
Hoezo zou ik die niet gekend hebben? Natuurlijk heb ik die gekend! Hij heeft zijn hele leven gezocht naar iets wezenlijks en lachte om de stroom onbenulligheden in het hele gebeuren.
Je liegt, meneer de wetenschapper. Marx heeft ons niet uitgelachen - hij hield bij voorbaat al van ons, voor altijd, hij heeft gehuild bij het graf van de Parijse Commune en hij heeft met zijn visie de weg aangegeven, die achter de horizon leidt naar de toekomstige wereld! Laat dat soort ideeën hier onmiddellijk varen, probeer ons te begrijpen - we houden je wel in de gaten!
(telt) Voor Serafima Kosjtsjoenkina en haar man, diezelfde Kosjtsjoenkin - een nul, helemaal niets, twee nullen.
Anton komt op.
Waarom irriteer je me met die enorme hoeveelheid begrip van ieder dingetje? Je verdoezelt het effect van het leven voor mijn ogen!
Gelukzalig zijn zij die mompelen! (telt verder op de lijst)
We zijn nog niet gelukzalig, wij zijn arbeiders, maar waarom stel jij je zo angstwekkend aan?
(zonder met zijn bezigheden te stoppen) Wat moet je, jongmens?
Stel jij je maar aan als een idioot! Waar is de hele wereld uit opgebouwd - uit atomen of niet soms?
Uit onzinnige onbenulligheid!
(gekweld) Dat wil dan zeggen dat het voor een atoom angstwekkend is! Ik ga de zee opmeten en de gewichten controleren, want die zijn niet reëel genoeg op deze wereld. Dat moet heel precies georganiseerd worden!
Antosjka! Waarom heb je die vogelverschrikker neergezet - drie werkdagen heb je ermee verspeeld! Wat een verkwisting!
Om de klassevijand af te schrikken! De vogelverschrikker is groter dan een mens en angstaanjagender. Er is hier nou eenmaal een tekort aan mensen, dus laat die maar werken.
Maar de klassevijand is helemaal niet afgeschrikt.
Niet in het minst. Omdat de vogelverschrikker dood is, daarom niet. Fieljka Versjkov heeft het me opgedragen: maak een vogelverschrikker, dan is een bewaker niet nodig. Er zijn geen mensen in de hutjes achtergebleven, ze gingen allemaal putten graven en zo heeft de klassevijand ze aangetroffen... Ik ga vlug aan het werk! Nog steeds geen vliegtuig, overal donker. (gaat van het toneel af)
Soejenita, met kind, loopt hem tegemoet.
Nee, hij ijlt. Het is zo koud overal, er is niemand die de kachel heeft aangemaakt, maar zijn moeder is van de honger in slaap gevallen, die maakt zich er niet druk om.
Soejenita, waarom loop je zo met dat kind te sjouwen; laat hem toch doodgaan. Of zit er dan zo weinig liefde in je om zonder medelijden kinderen te baren?
(tegen Choz) Ik zal je zo toch een dreun geven dat je uit je sloffen omhoog vliegt! Je bent hier aan komen waaien met al je details - om het proletariaat aan te vallen!
Dat is niet juist, Antosjka! Wat moet ik met het proletariaat? Dat is nog jonger dan ik! Ik ben geboren toen het proletariaat er nog niet was en ik zal pas sterven als het er niet meer is. Het proletariaat richt zichzelf wel te gronde, als ze zo inslaan op mijn stijve botten!
Is er nog geen vliegtuig?
Nee... (Neemt het kind uit de armen van Soejenita) Ik breng hem wel weg. In een mandje - dan wieg ik hem daar wel in. (gaat weg)
Heb je de distributielijst af?
Laat ik hem dan even controleren.
Die hoef je niet te controleren, Soejenita: je schapen zijn immers niet in het veeteeltcollectief, maar in handen van de klassevijand.
Wat ben je toch een stumper, opa! Jij kent de strenge bewaking van onze grenzen niet... Ons heilig graan zal heus ooit terugkeren bij ons.
Bleke ochtendschemering. In de verte geronk van een vliegtuig. Soejenita luistert aandachtig. Pauze.
(schreeuwt) Antosjka! Er komt een vliegtuig aan! Stook dat vuur harder op voor die signalen! Wacht even! Ik steek de hut in de fik! (rent weg)
Ik houd alles wel in de gaten en neem maximale maatregelen!
| |
| |
Pauze. Het vliegtuiggeronk komt dichterbij.
Allerlei toevalligheden volgen elkaar in snel tempo op. We moeten de balans opmaken.
Fel rood licht: een hut gaat in vlammen op, aangestoken door Soejenita, wegstervend motorgeluid van een dichtbij geland vliegtuig. Pauze. De piloot komt met Anton op, achter hen verschijnt Versjkov.
Waar is Soejenita Ivanovna?
Die komt zo. Ze heeft het dak van het hutje in brand gestoken, dat blus je niet zo maar even.
Soejenita komt binnenrennen.
(tegen Soejenita) Bent u de voorzitter?
Dat ziet u toch, dat ik dat ben!
Jawel. Ik ben gezagvoerder van de landbouwvliegmachine 42-07. Ik zat op de route naar de sovchoze voor de rijstbouw. Toen ik de vuursignalen zag, ben ik geland. Kameraad Anton heeft me verteld over de noodzaak om een koelakkenbende te achtervolgen. Ik ga ermee accoord om een verkenningsvlucht boven zee uit te voeren, maar ik heb een gids nodig om jullie vissersschip te identificeren.
Laten we dan meteen vertrekken!
Ik ga ook mee. Mijn hart bonst van blijdschap!
Met z'n tweeën? Nou, vooruit dan maar. Laten we snel gaan. (ze gaan weg, Soejenita draait zich nog eenmaal om)
(tegen Choz) Opa, let goed op de kolchoze, je houdt toch van me. (gaat weg)
Vlieg maar weg, arm vogeltje van me. Ik zal hem goed bewaken.
Choz en F. Versjkov blijven achter.
Nu zijn we hier samen de baas, Ivan Fjodorovitsj! Laten we nu eens orde op zaken gaan stellen, de boel hier regelen.
Regelen? Ik zal met jou eens wat regelen! Vooruit, ga aan het werk!
Natuurlijk, Ivan Fjodorovitsj, ik ga al. Een strenge leiding is wat we nodig hebben! (gaat weg)
Het licht van de brandende hut is gedoofd. Een vage, grijzige dageraad. Geronk van de motor van een vertrekkend vliegtuig.
| |
Derde bedrijf
Interieur bestuurskamer van de kolchoze. Portretten, leuzen, landbouw- en veelteeltaffiches. Muurkranten. In de hoek een opgerolde rode vlag. Tafel met rekeningen. Bankjes. Een gesloten raam. Het loopt tegen de ochtend. De lamp brandt. Aan tafel zit Choz met bril, hevig verstrooid en afwezig.
Het is nacht. Wat 'n stilte! Ik vind het heerlijk, als er helemaal geen natuurelementen te horen zijn. Wanneer slechts een enkele ademhaling van een mens weerklinkt. (luistert, onder het venster snurkt een man)
De socialist Fieljka Versjkov snurkt. Hij heeft in zijn eentje een enorme hooiberg opgestapeld, een heel etmaal gewerkt en daarbij van het maanlicht gebruik gemaakt. Tien werkeenheden moeten er voor hem worden opgeschreven. Maar het is een ingebeelde kwast, ik noteer er maar vier.
Xenia komt binnen, sterk vermagerd.
Hier een bericht. (haalt uit haar rok een brief te voorschijn en geeft die aan Choz) Heeft de streekpost vanmorgen gebracht. De bezorger zei, dat ze je moeilijk konden vinden. Lees hem maar.
(geen aandacht aan de brief schenkend) Ik heb lange tijd al niets meer gelezen.
Maar misschien is het wel iets belangrijks!
Vast niet, Xoesja! Je schijnt vergeten te zijn, dat jouw kind op het ogenblik op de Kaspische Zee dobbert!
Nee, dat ben ik niet vergeten Chozoesjka, helemaal niet. Hoe levend en lief staat mijn kind me voor de ogen. Zelf heb ik niet te eten, maar mijn borsten zitten vol met melk. Ach, kon ik maar slapen, dan zou ik het kunnen vergeten.
Goed zo, jezelf kwellen, dat is uitstekend! En je taak: zakken stoppen, heb je de norm al overschreden?
Vervuld, ja, ik heb hem vervuld, maar overschreden, nee, dat nog niet. Mijn handen doen pijn van verdriet. Ik kan niet eens meer huilen, mijn ogen heb ik eruit gehuild. Ik zie er uit als een dode vis...
Xoesja! Arm, somber ding. Kom hier... Laat me je omhelzen en bekijken! (streelt Xenia)
(terwijl ze zich tegen Choz aandrukt) Opa Ivan, je bent een geleerd en goed mens, vertel me hoe ik verder moet leven. Help me het lijden te verdragen...
| |
| |
Huil niet Xoesja! Toen je klein was, heb je ook gehuild om een kapotte blaar, om een verloren blauw lapje en je verdriet was even intens. Nu huil je om je kind. Ik huilde destijds ook. Vier echtgenotes heb ik gehad; ze zijn allemaal gestorven. Ze hebben me negentien kinderen geschonken, jongetjes en meisjes en niet één is er nog op deze aarde. Zelfs hun grafjes kan ik niet vinden. Niet één enkele afdruk van een warm voetje van mijn kind heb ik ooit op aarde mogen aanschouwen...
Niet bedroefd zijn, opa, ik voel me ook verlaten. Mijn arme stumper!!
Hebben jullie een apotheek?
Ga dan iets chemisch voor me halen, ik wil wat innemen.
Snel dan, meisje!
Xenia gaat weg.
(roept aan het raam)
Filipp!
Wat moet je van me Ivan Fjodorovitsj?
Dadelijk, mag ik me even uitrekken...? ik ben gebroken.
(rommelend in de papieren) Gevaar van achterstand is reëel aanwezig. Het binnenhalen van het hooi is nog niet klaar. De heffing op het vlees is nog niet afgedragen. We hebben niet voldoende zakken voor de wintervoorraden. Twee kolchoze-boerinnen zijn gisteren gaan baren; ze zijn op dezelfde dag bevrucht. Waar haal ik nu zakkenstopsters vandaan, grote God... Soejenita, mijn ademtocht, kom snel naar onze hutjes terug, jouw hart klopt verstandiger dan mijn hoofd. Ik zie de klassevijand niet eens. En toch heeft hij ons deze streek geleverd.
Filipp Versjkov komt binnen.
| |
| |
Wat ik van je moet? Waarom slaap je eigenlijk zo veel?
Nou breekt mijn klomp! En ik dacht nog wel, dat u een contra-mens was, maar u bent al net eender als wij. Hebben ze bij jullie in het buitenland geen andere interesses dan in ons?
Luister Fieljka, je bent een klassevijand!
Ik ben wat? Ja, je zou kunnen zeggen, dat dat waar is, maar ook níet waar! Je zou ook kunnen zeggen, dat het een gemene leugen is, een uitvlucht en roddel ten koste van de beste mensen. Zoals je wilt Ivan Fjodorovitsj, hoe je het ook bekijkt aan alle kanten blijft het een raadsel!
Je liegt, je bent een schadelijk element! Ik kan dwars door de hele mensheid ieders lot zien!
Het is puur theorie! Bovendien zou je niet veel zien.
Dat is de praktijk, smeerlap! Ik ben al over de honderd, ik heb het gebeuren gecontroleerd. Jij houdt niet van de politiek van de partij. Je doet net alsof je vóór ons bent, maar in wezen sta je achter Europa, achter de welgestelden!
Jij... jij... moet me niet overpsychiseren, ik begin er gewoon van te stotteren, moet je eens goed luisteren. Wie heeft er hier een reuze hooiberg gemaakt en in één etmaal voor tien dagen werk verricht?
Dat was jij, Filipp Vasiljevitsj. Ik heb vier werkdagen voor je genoteerd.
Vier! Jij... jij maakt een zenuwpatiënt van me, ik vergeet de feiten gewoon. Je maakt me woedend. Jij godvergeten schoft.
Xenia komt binnen.
De zee begint te ruisen. Vreselijk om nu in je eentje op het water te moeten dobberen...
Neem maar wat je wilt, dit is alles wat we hebben. (opent voor Choz de apothekerskist)
(neemt drie poeders achter elkaar in) Er is zelfs niet eens iets te drinken. Het wordt tijd, dat ze op kolchozen eens kwas gaan maken.
Dan kauw je ze maar droog weg.
Maak me niet kwaad, nietsnut!
Ik zal je met je nietsnut! Waar zie je bij ons dan nietsnutten? Hier zijn alleen belangrijke mensen!
Overpsychiseer me niet. Verdwijn uit dit kantoor!
Nu al verbureaucratiseerd! Kwam Soejenita maar snel terug! Ik zal haar alles vertellen.
En ook ik zal mijn mond niet houden. We hebben hier een collectief bedrijf en dan moet je kameraadschappelijk met elkaar omgaan. Je maakt ons te schande met je onbetrouwbare gegevens. Schaamteloos gewoon!
Laten we gaan Xoesja, weg van klassevijandige elementen. We laten onze levensovertuiging nooit bezoedelen.
Beiden verdwijnen.
(blij) Laat deze bijna Goddelijke wezens hun leven leven, allerlei grappen uithalen en ze zullen wereldgeschiedenis maken... Het wordt nu snel licht en de districtsboekhouding moet nog worden gedaan. (werkt)
Berdansjtsjik komt binnen met een geweer.
Nee, ik zit in het maatschappelijk leven te graven.
Het is tijd om op één oor te gaan, ben je soms jonger dan ik?
Hoeveel jaar ben jij dan wel?
Een jaar of honderd ongeveer, nee niet ongeveer: hoogstwaarschijnlijk! Mijn geest is niet meer zo helder, ik ken de wereld en heb het allemaal wel zo'n beetje gezien.
Jij bent verstandig, is het niet?
Dat hangt er vanaf! Soms verstandig, dan weer niet. Mijn geest is getroebleerd.
Nou dom ben je niet... ga de kolchoze maar bewaken.
Maar als ik het goed heb, ben ik toch een klassevijand?
Zo, waarom loop je dan hier rond? Ga naar het dorp en zeg, dat ze je arresteren. Het wordt tijd, dat ze je leren wat bewustzijn is.
Daar ben ik al geweest. Twee maal heb ik om een arrestatie verzocht, maar ze doen het niet... er zijn geen aanwijzingen. Ze zeggen, dat ik een arme kerel ben. Ze hebben een bonkaart uitgeschreven voor een broodkorst voor onderweg. En me weggestuurd.
Dat betekent dus, dat je een man bent van
| |
| |
Hoogstwaarschijnlijk wel, ja. Ik heb in een boek gelezen, dat de mens al honderdduizend jaar op deze aarde woont en dat heeft geen fluit opgeleverd. Zou er dan in vijf jaar wel iets van terecht komen? Vergeet dat maar!
Ga alsjeblieft weg, klassevijand.
Ik heb dat met een lege maag gezegd. Ik heb je waakzaamheid gecontroleerd en misschien ben jij wel een agent van Asjoerkov! Ik ben hier de bewaker over alles: de hele inventaris en alle ideeën. De zon komt op en legt zich weer ter ruste. Ga ook maar slapen, anders ben je overdag geen mens! Tegenwoordig moet elke dag duizend jaar voedsel opleveren; de kolchozerevolutie moet honderdduizend jaar zien te dekken. Zo zit dat! Zo gaat dat bij ons! God zij met je! (gaat weg)
Korte pauze.
(alleen) Ik snap er niets van. Een getroebleerde geest.
Rose ochtendgloren boven de kolchoze. VERSJKOV verschijnt.
Ik kan niet slapen, ik heb zorgen! Het wordt al licht en er is niets te eten. De mensen liggen te woelen.
Maak me maar weer kwaad, maak me maar weer kwaad, houd me maar weer van mijn werk!
(zuchtend) Ik verbaas me over de mensheid. Imperialisten zijn toch lang niet dom. Hoe komt het dan dat ze aan jou de opdracht hebben gegeven het geheim van het leven te achterhalen? Je bent een achterlijk mens! Een schapekolchoze kun je niet eens besturen! Ik zou zelf allang alle wereldproblemen op een rijtje gezet hebben. Ik zou nergens zijn heengereisd, en alleen maar wat op mijn kamer gezeten hebben. Een hapje eten en een beetje nadenken... Mijn god, wat ik allemaal niet bedacht zou hebben!
Fieljka. Alle domkoppen van deze wereld zijn steeds op zoek naar de waarheid in de wereld.
Des te beter! Jij en ik zijn zo gek nog niet; jij een huichelaar van de wereld en ik een kolchozeherder eerste klasse! Dat is niet niks.
Fieljka, jij kunt op deze enveloppe lezen, dat Europa mij nog steeds schrijft. Laten we die koelakkenkolchoze terugschrijven. Je schijnt een groot man te zijn! (Geeft Versjkov de enveloppe)
(de brief openmakend) Ik ben wat en wie je maar wilt. Dat hangt er maar vanaf. Dan weer groot, dan weer klein! Wat doe je daaraan? Het leven is immers een onafgemaakte onderneming. Je moet wel door!
Met mij is het precies hetzelfde, Fieljka, het hangt er maar vanaf! Wij zijn alletwee werkende mensen.
Denk je dat ik jou niet door heb! Of ik je door heb! (schrijft, niet lezend, enkele woorden in de brief - een resolutie) Een bolsjewiek kijkt dwars door ons stomkoppen heen! (geeft Choz de brief met de enveloppe)
(de resolutie lezend) Fieljka! Is dat echt waar. Het is toch onmogelijk dat jij in vier woorden het hele economische wereldvraagstuk oplost!
We schrijven niet zomaar iets. Ik weet wat ik doe.
Pauze.
Ja.
(peinzend) Dat is waar. Dat weten jullie. En wat schrijven ze eigenlijk?
Ze schrijven, dat ze de toestand onbevredigend vinden. Lees het zelf maar hardop voor!
(leest met haperingen, mompelt kwaadaardig)... hebben uit Moskou bericht ontvangen... op het station wilde u met een onbekende schoonheid trouwen, de veehoudster Soejenita... Ten gevolge van uw beperkte verstandelijke vermogens... geconcentreerde kring van Europese tragedie... Stuurt u ons... nieuw principe... Oplossing van het politiek-economische wereldvraagstuk.
Die heb ik net persoonlijk opgeschreven. Nu is het wereldvraagstuk opgelost.
Je bent duidelijk geweest, het vraagstuk bestaat niet meer. Het is al ochtend, het wordt tijd de brief op de post te doen.
Hier, zet je handtekening, dan kan ik het aan de secretaris geven.
Ze ondertekenen. Plakken de brief dicht. Een oude man uit het dorp komt binnen met een aktetas en een aantal opgerolde vlaggen, vervaardigd van katoen en vezels.
Goedendag. Doe de lamp toch uit. Wat zitten jullie hier! Ik kom van het districtskantoor gelopen om de prestaties van de kolchozen te vergelijken.
De Oude Man neemt uit de hoek van het vertrek de rode vlag,
| |
| |
rolt deze op, haalt uit zijn eigen voorraad een vlag zonder opschrift en zet die ervoor in de plaats.
Wat is dit voor een belediging?
Gewoon, dat jullie de vlag niet waard zijn. (verdwijnt)
Ik ben bang, dat Soejenita heel boos zal worden...
Dat geeft niets. We moeten de mensen iets te eten geven, Ivan Fjodorovitsj, want met een lege maag huilen ze en liggen maar op de grond.
Hier moet je ook niet luisteren, maar denken. Hoor maar!!
Opent het raam van het kantoortje. Gescheld van mannen en vrouwen en een enkel vaag, min of meer vreedzaam gehuil van kinderen is te horen.
Ze huilen niet, ze maken ruzie.
Ze kwellen elkaar, dat is erger dan tranen. Mensen huilen nooit van honger, ze zuigen zich aan zichzelf vast en sterven dan uit boosheid.
Doe het raam dicht. Hoeveel dagen is Soejenita nu al weg?
Er zijn al negen dagen en nachten voorbij.
Nee, ik leef van mijn bewustzijn. Houdt voedsel jou dan hier werkelijk in leven?
Dat zal niet veel helpen... Maar ik ga haar wel halen. (gaat weg)
(alleen) Mijn God, is er nog troost in dit leven? De lijsten voor het district moeten af...
xenia komt binnen.
Ik zou ook uit mezelf wel gekomen zijn, want ik was al wakker. (blaast de lamp uit. Vanuit het raam is de vroege ochtendzon zichtbaar.) Kom op met de werkstaten.
Xoesja! Je hebt toch last van je hart? Laat dat eerst een beetje tot rust komen.
Wat zijn dat nu weer voor grapjes. De Geheime Dienst kan elk moment mijn kind vinden en ik zou hier maar wat zitten lanterfanten? Zou een mooie boel worden.
Xenia, geef me iets chemisch; ik voel me slapjes.
(bedaart wat) Straks. Wil je niet wat melk? Mijn borsten zijn helemaal gezwollen en anders gaat de melk verloren. Moedermelk is goed voor je.
Ja, melk jezelf maar, en doe maar wat voor me in een flesje. Maar vergeet ook iets chemisch niet.
Vooruit dan maar. Zonder poeders kan je immers niet leven.
Dan ga ik dood.
Xenia gaat weg.
Ik voel de warmte van de mens in dit land... De administratie is klaar, God zij dank. De boeken bijgewerkt. Ik ben nog nooit zo blij geweest! (ondertekent met een zwaai)
Geweldig!
Getier, geschreeuw van vrouwen en huilen van kinderen is door het gesloten raam te horen. Versjkov komt snel binnen, achter hem Berdansjtsjik met een geweer.
Hoor je wat een gemopper? Ivan Fjodorovitsj, je bent nu afhankelijk van Berdansjtsjik. Hij heeft een geweer. Het districtsbestuur heeft hem aangesteld.
Dit is zinloos allemaal. Het leidt nergens toe! De mensen gaan onderling steeds lelijker tegen elkaar doen. Zo gaat het ook altijd, en een vreemde wordt daarentegen niets in de weg gelegd.
Jij, Fieljka, jij bent een klassevijand!
Het volk moet te eten krijgen.
Wat je zegt. Wij ouderen weten alles.
En hoe denk je het volk dan te eten te geven? Alleen met politiek? Met het produceren van leuzen?
Berdansjtsjik, arresteer die man! Je ziet 't, de koelak in hem steekt de kop op.
Ja, ik zie het. Jouw leiding heeft wel succes.
Breng hem naar de gevangeniskooi, die Antosjka gemaakt heeft.
Doe ik. Heb je al bedacht hoe je de mensen eten gaat geven?
Nee. Doe wat ik je heb opgedragen!
Zo meteen. Ben je soms beledigd? (duwt met de geweerkolf Versjkov voort)
Wegwezen jij, met je Januskop!
Beiden gaan weg. Xenia komt aanhollen met een flesje melk.
Opa Ivan, er is daar iets aan de hand. Iedereen schreeuwt, en ze pesten en treiteren elkaar.
(pakt het flesje melk van Xenia) Dit is jouw melk
| |
| |
Ja uit mijn borsten. Ik heb niet het hele flesje vol kunnen krijgen. De mannen hebben het zo uit mijn handen getrokken om het op te drinken. Eerst je capsules doorslikken. (geeft Choz de capsules)
Hoeveel kinderen zijn er hier in de kolchoze buiten die van jou en Soejenita?
Wacht even... (telt fluisterend) Zeven stuks! Twee zijn er begraven... vijf!
En zit er nog veel melk in je borsten?
Ik geef jong en oud te eten. De reservevoorraad is nog lang niet uitgeput!
(geeft haar het flesje terug) Ga alle kinderen met je melk voeden. Zoveel je kunt, totdat je helemaal leeggezogen bent.
(blij en verbaasd) Echt, opa Choz? Hoe kon ik zo dom zijn mezelf zo te ontzien? Wat heb ik mezelf aangedaan!
Geef de mannen en vrouwen ieder een chemische capsule uit de apotheek en laten ze die innemen. Zeg, dat ik die opdracht gegeven heb. Dat doe ik zelf ook en ik ben al over de honderd.
O, maar ze zijn verstandig en geduldig, opa Choz! Je hoeft hen maar het geringste te geven, of de pijn in hun hart houdt al op!
Geef hen te eten Xenia, uit je borsten en uit de apotheek.
Ik ben al weg, opa. (verdwijnt)
(alleen, neemt de capsules in en kauwt ze fijn) Lekker. Voedzaam!
Pauze.
Ik ga op deze aarde leven als de bewaker, Berdansjtsjik, en hoeden over toevalligheden en fondsen.
Onopgemerkt, onhoorbaar komt de lachende soejenita binnen. Choz, die gebogen staat, ziet haar niet.
Soejenita! je bent teruggekomen, verbazingwekkend schepsel. Waar is je kind?
Op onze kolchoze. Ik heb hem net aan-Fiemka Kosjtsjoenkina gegeven om voor hem te zorgen. Verder heeft niemand me gezien. En Xoesja's kind is ook ongedeerd. Ik heb ze allebei meegenomen... ze leven nog. Doe nu maar je verslag, hoe is de stand van zaken in het bedrijf?
Houd op met die onmenselijke termen: bedrijf, verslag, stand van zaken!
(Opent het raam naar de kolchoze. In de kolchoze is het stil en er is niets te horen. Het is helder en laat in de ochtend)
Het is stil geworden, het volk vreet zich vol. Laat me je een zoen geven op de ouderdom!
Vooruit dan, een zoen, daar zal ik niet van verschrompelen.
Choz kust Soejenita op het voorhoofd.
Mijn eeuwige liefde! Hoelang heb ik je niet gezocht. Wel honderd jaar.
Toen was ik nog niet op de aardbol, je hebt voor niets gezocht.
Ik heb je geboorte afgewacht.
Dan ben je ook pas laat opgedoken; ik baar nu al zelf kinderen.
Ik geef de mensen hier te eten. Mijn leiding heeft succes.
Dat zullen we nog wel nagaan.
Maar waar zijn de schapen en het kolchozegraan? Heb je die van de klassevijand teruggepakt?
Wij hebben met het vliegtuig de zeilboot ingehaald. Toen heeft de kotter van de Geheime Dienst koers gezet naar Astrachan en de boot op sleeptouw genomen.
En Asjoerkov, waar is die gebleven?
Toen de Geheime Dienst ter zee achter hen aan joeg, hebben ze de helft van ons graan in zee gestort en veertig schapen verdronken. De rest is ongedeerd. Ons hutje hebben ze overboord gezet, dat dobberde maar en dobberde maar... Onze kindertjes, die van mij en Xenia, lagen in de gevangenis. Asjoerkov zelf heeft voor ze gezorgd en moest om ze huilen toen hij gearresteerd werd...
Wat een fatsoenlijk mens!
Ja, eens heeft hij van me gehouden, toen ik nog een jong meisje was, en ze de klassen nog niet geliquideerd hadden...
Maar waar zijn onze schapen nu. En het graan?
Asjoerkov zal alles uit Astrachan met ons zeilschip hierheen brengen.
De ex-bandiet. Hij heeft wind mee, zo meteen kunnen we het zeil al op zee zien. Een agent van de Geheime Dienst vaart met hem mee en begeleidt hem tot onze kolchoze.
Pauze.
Het is me niet duidelijk... Waar ben jij dan
| |
| |
Uit Astrachan toch, ouwe. Ik ben met Antosjka en met de kinderen naar de Sovchoze teruggevlogen en vandaar verder komen lopen. Snap je? Ik heb de Geheime Dienst verzocht Fedjka Asjoerkov te vergeven en gevraagd of ik hem mocht opvoeden tot een model kolchoze-arbeider. Daar is hij geschikter voor dan onze eigen mensen, dat weet ik zeker. Die wordt nog zo mak als een lammetje!
O, dat is dus klassestrijd! Vooruit. Laat maar komen die onzin!
Dacht jij dan, dat klassestrijd alleen moord was?
Goed, wij hebben de klassevijand immers ook nodig: we toveren hem om tot een vriend en we verklaren een vriend tot vijand. Als het spel maar niet ten einde komt!! En wat hebben we te eten tot Asjoerkov met onze spullen komt?
Iets chemisch, ouwe! Jij heb het spel niet door!
xenia komt binnen en omhelst Soejenita.
Xoesje, nu zijn we weer twee moeders onder elkaar!
Opa Choz, stuur Fieljka Versjkov naar me toe, ik ga hem arresteren.
Goed zo. Laat hem dan bij mij brengen!
Ik ga al. Wat een onzinnig gedoe allemaal! (verdwijnt)
Xoesja, vertel op, waar zijn onze kleintjes?
Het gaat goed met ze, Soenjetsjka! (strelen en knuffelen elkaar) Ze liggen nu te slapen bij Fiemka.
Berdansjtsjik komt binnen.
Kijk onze grote bazin is weer terug. Goeiedag juffrouw!
| |
| |
Hé ouwe, weet je wel, dat je een klassevijand bent? Of is je daar niets van bekend?
Weet ik. Ik heb steeds al gezegd, dat ik niet diegene ben, die je denkt.
Asjoerkov zei, dat je net deed of je sliep midden in de kolchoze, terwijl ze een hutje wegsleepten. Een onpersoonlijke vogelverschrikker heeft in jouw plaats op wacht gestaan!
Dat is een duidelijke zaak.
En wat heeft dat volgens jou te betekenen, smerige oplichter?
Wat! Zeg dat nog eens, slapjanus!
Er komt een algemene vergadering en dan word je voorgoed uit de kolchoze gestuurd! Zet je geweer in de hoek.
Pauze.
(heeft zijn geweer neergezet) Ik ga mijn tas repareren... Xoesja, geef eens een naald. Ik had er zelf één, maar iemand van het paardenvolk heeft hem kapot gemaakt. Hij vroeg of hij die mocht lenen om zijn broek op te lappen. En toen is de naald gebroken. Zijn er nog naalden? Eén overschrijding van de norm en de naalden zijn op.
(haalt een naald uit haar rok) Hier, neem deze maar en ga nu gauw, voor mijn hart het begeeft.
Hoezo? Dat hart heeft wel pijn, maar zal het best uithouden. (gaat met de naald weg)
Ik zal jullie op alle terreinen controleren; ik zie jullie anti-wetenschappelijk gezicht van een klassevijand, de hoogmoedige verachting! Kameraad Antosjka begrijpt, waarom de wagen van de kolchoze kraakt. Zijn blik is strak en onverschrokken. Niemand heeft ooit kameraad Anton Kontsov kunnen beduvelen of bang maken. Ik sorteer hier de mensheid uit op alle principes. Wetenschap! Academici van de wereld! Jullie zijn voor je plezier hierheen gekomen. Ga liever vechten vóór de kwaliteit-kwantiteit van de productie en tégen de klassevijand.
(eerbiedig) Antosjka is gekomen.
(voor het raam) Antosjka!
(rustiger) Met het oog op de noodzakelijkheid van controle-werkzaamheden van het met bandieten te verwachten graan, is bij mij de behoefte ontstaan de gewichten van honderd kilogram volgens het systeem Fairbanks eens goed na te zien, daar de mogelijkheid bestaat, dat de geruisloze koelakkenhand deze vernielt.
Xoesja, die Anton bevalt me niet.
Hij heeft de status van een modelarbeider. Daardoor ontziet hij nu niets of niemand. Het is allemaal één pot nat hier. Het is net alsof iedereen murw is. Kolchozehuichelaars! Dan kun je nog beter een bandiet hebben. Die wordt gearresteerd en daarna werkt hij. Tenminste, zo zie ik dat.
Choz komt binnen.
Fieljka komt zo. Hij heeft een brief naar Europa op de post gedaan. Ik had een officieel stuk uit Europa ontvangen. Daar schijnt zich een tragedie af te spelen.
Jij denkt maar aan één ding en dat is Europa, terwijl wij de hele wereld in handen hebben. Dat zie je toch.
Ja, dat zie ik wel, maar jullie zijn in de war geraakt. En iets te eten hebben jullie niet...
Versjkov verschijnt.
Goedendag, kameraad voorzitster! Lang leve de overwining op de klassevijand, de bandiet.
Laat dat maar. Je bent zelf ook een bandiet.
(glimlachend) Wat ben jij leuk vandaag!
Ja, ik heb er echt zin in, maar jij zal hem straks knijpen! Waarom liet jij Antosjka een vogelverschrikker neerzetten? Om de kolchoze te beschermen als de bandieten eraan zouden komen? Geef je revolver. Asjoerkov had je ook al bevolen hem af te geven. Hij wilde je ermee doodschieten. Hij wist immers, dat ik je zou dekoelakkiseren!
(zonder revolver) En hoever zijn jullie daar al mee, addergebroed?
We zijn al heel ver, oom Fieljka, al bij jouw ondergang.
Van mij mag je doodvallen. Alleen al de gedachte aan jou kan ik niet verdragen!
Ik ben een met een premie beloonde model-arbeider. Maar mensen, laten jullie je toch niet door die onzin meeslepen!
Dat is waar, hij heeft een premie gehad. Wat moeten we nu doen? Soenja, laten we liever bandieten in de kolchoze opnemen. Bij die zit de angst er goed in; die huichelen niet!
| |
| |
(tegen V̄ersjkov) En wie is er met Asjoerkov bij de noodput gezien? En wie heeft hem gezegd de kolchoze kort en klein te slaan, de schaapskudde te roven en in vrijheid te gaan leven ergens in de Kaukasus als vakbondslid?
Nou, dan heb ik dat gezegd! Ik zat me te vervelen en zweeg; uit gewoonte zeg je dan een paar woordjes. Woorden zijn niet belangrijk, het zijn maar geluiden.
Meneer Versjkov, ik ga u de volgende vraag stellen; bent u vóór de kolchoze, dat wil zeggen vóór het socialisme of ertegen?
Ervóór Ivan Fjodorovitsj. En ertegen. Het is allemaal hetzelfde, socialisme of geen socialisme. Dat is toch flauwekul, Ivan Fjodorovitsj, een overpsychisering van de mens.
(nadenkend) Ja, flauwekul, oom Fielja. Een overpsychisering!
De eerste de beste gek kan wel allerlei onzin over ons verkopen, maar om ons te overwinnen, dan moet je van goede huize komen. Xoesja, roep Antosjka.
(bij het raam) Antosjka, kom vlug. Hier worden vreselijke dingen gezegd.
Ik kom eraan. Ik ben kisten aan het repareren.
Meneer Versjkov, waar is de brief naar Europa?
(geeft de brief af) Je ziet het, eerst was ik een modelarbeider, heb het wereld-economische vraagstuk opgelost en nu ben ik verloren.
Welk vraagstuk heeft hij opgelost?
Het wereldvraagstuk. Hij heeft met de hand geschreven: Lang leve kameraad Lenin! Daarmee is het wereldvraagstuk opgelost.
Precies. Ik had het al gelijk door.
Pauze.
Wij zijn arm, buiten Lenin hebben we niemand. Wij fluisteren zijn naam en jij bezoedelt hem. Jullie zijn rijk, jullie hebben veel geleerde leiders. Wij hebben er maar één. Wat ben jij eigenlijk, Versjkov?
Ik ben hier kolchozeboerin. Ik werk aan mijn socialisme.
En ik dan? Ik werk toch ook aan mijn socialisme!
Er is bij ons maar één socialisme; er is ook maar één Lenin. Aan twee hebben we geen behoefte. (plotseling steekt ze een dolk in de borst van Versjkov)
Versjkov gaat in doodsnood op een bankje zitten.
(tegen Versjkov) Oom Fieljka! Hoe is het op gindse wereld? Voel je iets?
(neervallend) Hetzelfde... allemaal onbenulligheden en maatregelen. Daar is het ook al niets gedaan. Ivan Fjodorovitsj, de mensen zullen voor niets sterven.
Het is goed, deze man te zien sterven.
Ik ben niet dood, maar omgeschakeld.
Pauze.
Is het nu afgelopen met hem?
(terwijl ze het lichaam van Versjkov aanraakt) Ja, hij begint al koud te worden.
(bevoelt de dolk) Maar de dolk is op de een of andere manier nog warm!
anton verschijnt.
(geen aandacht aan de situatie schenkend) Van nu af aan dient iedereen zowel bewust als verantwoord te leven!
| |
Vierde bedrijf
Oever van de Kaspische Zee. Horizon midden op de dag. Een wolk. Lichtstralen in de verte boven het water. Een soort kooi in de vorm van een cylinder, helemaal gemaakt van vlechtwerk met een dito dak. De kooi staat op drie stenen. Het hele geval, ook het dakje, is doorvlochten met prikkeldraad. Dit is de gevangeniskooi van de kolchoze. Hier vlakbij zit Anton met het zelfgemaakte geweer, dat van Berdansjtsjik was, en bewaakt de gevangengenomen Soejenita.
(onzichtbaar, zingt zachtjes vanuit de kooi)
Noelimbatoeja, noelimbatoeja,
Aljajlja bednaja moja.
Oevenkoevejra fioeloemajla -
Aljajlja chalma sarvajdzja!
Pauze.
Antosjka! Ben je daar?
Ik ben altijd daar, waar ik behoor te zijn volgens de daartoe geëigende verordening of volgens mijn persoonlijke visie op het nut voor de straat.
| |
| |
Ik kan door een spleet zien dat bij jullie in de kolchoze de zon schijnt! Hoelang moet ik nog in het donker zitten?
Dat weet niemand: dat is wiskunde. In de zee is X liter water, in de woestijn is die X liter er niet, overal één gigantische X!
Ik heb het koud, er komt hier geen straaltje zon.
Aangezien de natuur tegenwoordig in voldoende mate temperatuur levert - belaster je het hele klimaat van de ussr.
(zingt zachtjes)
Het gras op de aarde is warmer geworden.
En de regen valt op het vaderland neer,
Kameraad Lenin is ver van ons hart,
en thuis wacht Aljajlja op hem zo zeer.
Er is hier van hoog tot laag sprake van een band met de staat, die loopt door gewest, district en kolchozeleiding. Ik heb nu jouw plaats in de allerhoogste bestuursfunctie: pijnig jezelf zoveel je wilt!
Pauze.
Antosjka! Ik kom naar buiten kruipen. (er wordt van binnenuit aan de gevangeniskooi gekrabbeld)
Je ontkomt echt niet aan je dood.
Maar wie was Fieljka nou eigenlijk?
Filipp Versjkov was gewoon een onverbeterlijke klassevijand, onder het mom van een modelarbeider, die met een premie was beloond.
Je liegt: hij was een echte modelarbeider!
En toch een klassevijand!
Maar een klassevijand is ook echt!
Dan is de zaak daarmee afgedaan.
Volgens onze grondwet staat een klassevijand buiten de wet. Die mag je dus doden. Ik kruip er uit hoor. (gekrabbel van binnen uit)
Ik liquideer je ter plekke, zolang je vrijlating nog niet is afgekondigd!
Ken jij onze grondwet eigenlijk wel?
Helemaal uit m'n hoofd! Alle artikelen: vraag er maar één!
En die ken je dan volledig?
Nou, alle veranderingen en aanvullingen kan ik me niet precies herinneren, die in de grondwet zijn opgenomen in overeenstemming met de besluiten van het Presidium van het Centraal Uitvoerend Comité van de ussr.
Maar jij hebt toch niet alle documenten bij de hand.
Een medeplichtige van de klassevijand, dat ben jij!
Kameraad Anton Kontsov kent zichzelf beter dan de eerste de beste goed van de tongriem gesneden, gestoorde meid die in hechtenis zit omdat ze de privileges van haar functie misbruikt heeft.
Korte pauze.
Daar buiten loopt iemand. Antosjka, roep hem eens!
(om zich heen kijkend) Dat is die ouwe uit het dorp, die de leiding heeft over de registratie van de wedijver en de productiekwaliteit. Hij brengt te voet richtlijnen rond betreffende de belangrijkste maatregelen van het districtsbestuur.
(lijzig) Maar hij heeft zo'n vreemd gezicht!...
Een gezicht camoufleert het arsenaal aan ideeën - aan beide zijden van het gevechtsfront!
(stem) Hé, wachtpost! Luister eens naar me - ik heb geen benen meer van al dat lopen, mag ik even uitblazen.
Zeg het maar, kameraad uit het dorp.
(stem) Luister eens goed naar me! Je moet Soejenita Ivanovna laten gaan - dat heeft de districtsaanklager bevolen. Voorafgaand aan een speciale verordening - niemand mag haar nog lastig vallen, ook jij niet. En je moet haar positie teruggeven!
Voorafgaand aan een speciale verordening? En hoelang gaat dat duren? Wanneer komt die?
(stem) Ooit en dat betekent eeuwig. Dan blijft ze tot haar dood op vrije voeten, de aanklager heeft wel meer zaken te doen - Soejenita Ivanovna maakt tenslotte niemand voor de lol dood, ze is een fatsoenlijk mens.
Ga dat maar aan kameraad Choz vertellen. Hij is voorzitter - laat hij me maar instructies geven. Jou vertrouw ik niet zo erg.
Goed, ik ga hem meteen roepen... ik kan amper meer lopen. Ik hoop dat ik ooit nog een transportsysteem mag meemaken.
Transport van je functie zal je bedoelen, nou
| |
| |
(stem) Dan ga ik carrière maken - reken maar dat ik een hogere functie krijg. Ik ben immers heel ijverig... Kom, aan de slag. Het is me wat, een oude districtskoerier - en dat in zo'n tijd. (gemompel en gesteun is te horen)
Pauze.
Jij oude smeerlap, rotzak!
Ouderdom, in geval dat het iets oplevert voor de staat is slechts een X-tijdsbestek toegestaan.
Georgi Garmalov, de echtgenoot van Soejenita komt binnen, een gedemobiliseerd soldaat van het Rode Leger, in een legerjas met een tasje etenswaar.
Hij kijkt aandachtig om zich heen.
Ben jij teruggekomen naar onze kolchoze? Ben je naar mij toegekomen? Georgi, ik zit hier, opgesloten.
(verschrikt) Soenja! Waar zit je? Waarom zit je daar? Wie heeft je dat geflikt?
Druk je mond tegen de kooi, dan kan ik je zoenen.
En ons zoontje, leeft hij nog of is-tie dood?
Die leeft, hij lijkt op ons allebei... je moet meer naar me toe buigen, ik zie je wel, maar het prikkeldraad steekt in mijn gezicht (gekrabbel van binnen) Toe dan! Ik heb het zo koud hier.
Garmalov betast met z'n handen de gevangeniskooi.
(staat op) Gaat u daar weg, meneer, niet te dicht bij dit geheime bouwwerk.
(herkent Anton) Maar jij bent toch Antosjka Kontsov!
Wie ik ook moge zijn, ik ben niet zomaar iemand!
Kameraad Kontsov, laat mijn vrouw vrij.
Jullie kunnen hier nogal wat uitrichten. Ga daar eens een stukje vandaan!
Wees maar niet bang, een soldaat van het Rode Leger zal jullie niks doen. Ik verlangde zo naar mijn gezin.
Jegorka! Jij bent toch soldaat in het Rode Leger en ik ben voorzitster van de kolchoze - pak het geweer van Antosjka af, dat is een bevel!
Hoe durf je haar zo te beledigen!
(wil zich op Anton storten) Dit hier is een voorzitster - een Sovjetbestuurster!
(schiet) Er valt met mij niet te spotten, iedereen is als de dood van mij!
Wacht maar - juich maar niet te vroeg: dat was alleen een waarschuwing! (gaat in schiethouding staan) Een reserve pelotoncommandant van het Rode Leger schiet nooit mis!
Met een beheerste kreet grijpt Garmalov Anton beet, slaat hem het geweer uit de handen, breekt het in tweeën en smijt het aan de kant.
Aha - een aanval op de bewaking!... Buiten oorlogstijd is dat gegarandeerd tien jaar. Een gecompliceerde zaak!
choz verschijnt.
Antosjka! Hoepel op.. je wordt vervangen!
Je bent precies op tijd. Iemand uit het dorp heeft bevolen Soejenita Ivanovna...
Dat weet ik, dat weet ik. Ik heb het allemaal al vernomen. Ik heb het allang begrepen.
En hij daar (wijst op Garmalov) moet onmiddellijk in de gevangenisinrichting vastgezet worden voor een periode van tien jaar!...
En wie mag dat wezen - van welk legeronderdeel?
De echtgenoot van Soejenita Ivanovna, hij heeft een aanslag gepleegd op de bewaking, het is noodzakelijk dat genadeloze...
Hou op, classicus van de massa's! We zullen deze gebeurtenis noteren op het einde van het kalenderjaar in de balans van de klassenstrijd. Ga de weegapparatuur controleren, stel een meteorologisch communiqué samen, zorg voor de aanleg van de weideplaatsen, kijk de keukenkachel in de eetzaal na en zet je uitvinding eens op schaal...
Welke uitvinding bedoel je? Ik heb er een maximale hoeveelheid van!
De meest belangrijke - deze kooi, waarin een mens zit opgesloten.
We moeten al het prikkeldraad onder stroom te zetten.
Doe je best maar, Antosjka!
Antosjka weet zelf heel goed, wat hij wel en niet moet doen.
Nou, schiet op, ga aan de slag!
Anton verdwijnt.
| |
| |
Kom ouwe, laat mijn vrouw gaan.
Dat komt nog wel, bewaar je geduld voor toekomstig geluk.
(krabbelend van binnen) Ik heb het koud hier, ik wrijf mezelf met m'n handen om het een beetje warmer te krijgen. Van binnen word ik ook al koud.
Je hebt toch warme handen, dan warm je daar maar mee op, wat koud is geworden.
Maar opa Choz, ik weet het niet... Als hier alleen kou is overgebleven - dan worden toch ook mijn handen koud!
Soenja! Je moet jezelf warmblazen.
Ja, dat doe ik dan maar, ik word al warmer. Ga werken aan de putten, geef de mensen die niet gegeten hebben te eten. Is er op zee nog geen zeil te zien?
(turend over zee) Nee, niets te zien, Soenja.
(opent het slot van de gevangeniskooi) Kom er maar uit, Soejenita Ivanovna, terug bij je vroegere geluk. Het Sovjetgezag houdt van je.
(knijpt haar ogen dicht als ze naar buiten komt, wrijft met haar handen over haar vermagerde lichaam) En waar is die Jegor van het Rode Leger? Hij is toch mijn man!
Hier, Soejenita Ivanovna!
Heb je je hele diensttijd er op zitten.
Wegens goede verdiensten voor onbepaalde tijd vrijgesteld. Ik ben naar mijn vaste woonplaats gekomen met permanent verlof, om te helpen met het werk op de kolchoze.
Soejenita omhelst Garmalov. Deze op zijn beurt drukt haar stevig tegen zich aan en blijft in deze ingetogen houding staan.
Zul je geen klassevijand worden?
(zich afwendend) Ik ben toch soldaat van het Rode Leger. Hoe durf je me te beledigen!
(hem naar zich toetrekkend) Ik zal van je houden, opnieuw je vrouw worden.
Dank je, Soejenita Ivanovna! Ik word weer kolchozeboer, ik verlang zo naar het land.
Nou, er is genoeg te doen! Iedereen hier is volstrekt uitgeput door honger en klassevijanden. We wachten op ons schip met het graan en de schapen. Is er nog geen zeil te zien? (kijkt over zee) (tegen haar man) Er is een windje opgestoken...
Bij Xoesja. Ga maar bij hem kijken en dan aan het werk, er moet 'n heleboel gebeuren, Antosjka heeft er een puinhoop van gemaakt.
Antosjka was een voorbeeldig werker, niet te evenaren.
Houd je mond: je hebt ook niets in de gaten gehad. Bij Antosjka is alles van korte duur - heeft hij een put gegraven, dan staat hij droog. Hij heeft honderd gewichten gebakken van klei - ze zijn uit elkaar gevallen; hij heeft deze gevangenis gemaakt - die is doodeng als je er in zit en een gevangene kan er zo uit! Nee, alles moet hier sterk en duurzaam zijn. Die Antosjka van jou is een onbeduidende prutser!
(zachtmoedig) Ik zeg al niets meer.
(tegen Garmalov) Laten we elkaar zoenen.
Garmalov zoent Soejenita teder, nadat hij z'n mond heeft afgeveegd, en omhelst haar behoedzaam.
Ik houd van je: echtgenoten en betrouwbare kolchozeboeren, dat is wat we nodig hebben.
| |
| |
(duidelijk) Ik zal proberen strikt te leven, en als je echtgenoot en als boer.
(in gedachten) Mannen zijn tijdelijk op deze wereld, maar vrouwen blijven eeuwig.
Kom vanavond bij me - dan zal ik een werkdag voor je noteren als feitelijke produktie.
Garmalov gaat weg.
Ja, maar niet op mijn mond.
Waar je maar wilt - als het maar ergens op je lichaam is.
Bij jou gaat het alleen maar om een lichaam, van een levensbeschouwing wil je niets weten.
Lichaam, alleen het lichaam. (hij kust Soejenita op haar slaap) Ik hou van deze essentie! Zeg meiske, heb je niet iets chemisch?
Nee, opa, je hebt onze hele apotheek al leeggegeten. Ga bij Xenia maar bleekmiddel halen, al een tijd geleden heb ik tegen haar gezegd dat ze dat moest kopen.
Goed, dan ga ik maar wat bleekmiddel naar binnen werken. (gaat weg)
(alleen) Nog steeds geen schip! Wat een helder licht overal - wat zou het heerlijk zijn om nu in vrede te leven... Ik hoor geruis. Wat wordt er op de hele wereld eigenlijk gedaan? (tuurt verbaasd in de ruimte) Daarginds is het imperialisme, daar is het saai en akelig. Hier sta ik alleen aan de kust en achter mij ligt de hele Sovjet-Unie met zijn bolsjewieken, maar ik ben zo verzwakt, je kunt mijn ribben zien, houdt mijn man nog wel van mij? Er moeten zo snel mogelijk schaapskooien voor de winter worden gemaakt, ik moet goed opletten, zelf de bewaking op me nemen en niet in slaap vallen.
In de verte is een regelmatig geronk te horen. Soejenita volgt een wolk.
Een vliegtuig boven de woestijn. Ook van ons - daar zit nog kolchozebloed in. Laat hem maar hoger vliegen, wij houden het nog wel uit.
Xenia komt aanlopen.
Soenja, er is helemaal geen eten, de boeren zijn uitgemergeld, Antosjka ligt te kotsen - hij had net giftige planten gegeten.
We hadden het graan en de schapen tegen die koelakken moeten beschermen. We moeten geduld hebben - er is immers nog wetenschap en techniek.
Ja, maar mijn melk is op, we kunnen onze kinderen niet meer voeden.
Dan geef je maar etter van jezelf, zo heb ik dat gisteren bij de mijne ook gedaan.
Maar Soenja, komen de mensen dan niet in opstand?
Koelakkenhelpers, die wel, maar mensen - die gaan gewoon liggen en komen niet in opstand.
Soejenita, moet de ziel dan geen afstand nemen van het lichaam om uit dit leven te ontsnappen?
Xoesja! Kom nu niet met God aanzetten! Loop naar de duivel! Heb je mijn kindje gezoogd?
Ja en die kerel van je heeft voorgekauwd brood in z'n mondje gestopt - hij had een paar stukjes meegebracht.
Laat hem maar begaan. Luister, ga zo snel mogelijk samen met hem naar de vleessovchoze, misschien willen ze schapen ruilen tegen ons gras.
Wie zal dan je kind voeden als ik weg ben?
Dat zal ik wel doen, schiet nu maar op.
Maar jij hebt geen melk meer.
Dat is jouw zorg niet, ik geef mijn botten wel om op te knagen.
(zeer vriendelijk) Maar Soenja, je hebt zelf al zo lang niet meer gegeten?
Twaalf dagen geleden heb ik in Astrachan nog vissoep gegeten.
Ga nou toch! Stel je niet zo aan, je maakt me bang. Gut, net zo'n slappeling als die koelakken, de ene keer strijdbaar en dan weer helemaal in tranen.
Zit toch niet op me te kankeren, wat ben jij een sjachrijnig oud mens geworden. Afschuwelijk, ja walgelijk gewoon! (wendt zich af)
Ik kom er aan, schat. Verroer je niet, ik ben onderweg.
choz verschijnt.
Saai hè, als ik er niet ben?
| |
| |
Ja, behoorlijk saai. Opa, weet je dat ik al een beetje van je houd.
Langzamerhand zul je van me gaan houden. Maar opa zal niet van jou houden.
Maar waarom hield je dan van mij?
Om je fantasie. Jij bent een lege illusie voor mijn droefheid.
Dat is zo. Ik heb nooit een hoge dunk van mezelf gehad - ik ben inderdaad een lege illusie.
Ik ken de structuur van de wereld precies. Die bestaat slechts uit een verzameling leeghoofden die doen alsof ze gek zijn. En jij bent geen haar beter!
(gaat op de grond liggen) Er zit ook zoveel onbenulligheid in mij, opa, ik voel het.
Je bent slechts een zielig lichaam, ziek, gekweld door een treurige materie...
Nou er is anders weinig materie overgebleven, ik heb al zo lang niet meer gegeten.
Dat doet er niet toe. Ik heb honderd jaar gegeten, en toch stel ik niets voor.
Opa Choz, jij bent toch een groot geleerde van wereldfaam, geef de kolchoze dan te eten.
Ja, maar hoe dan, meisje...?
Bedenk jij maar iets, met iets chemisch of zo. De dood ligt hier op de loer - voel mijn botten maar.
Choz betast de botten van Soejenita.
Goh, wat ben je mager. Ik kan je hart horen, het zit zowat aan de oppervlakte.
Nog even en het klopt zich helemaal naar buiten. Ik ga even slapen.
Nee, niet slapen, mijn eeuwige liefde. Blijf met me praten, anders is het zo saai hier.
Bedenk snel iets te eten voor ons. Je kent toch de materie van de hele wereld - allemaal onbenulligheid, dat heb je zelf gezegd.
Korte pauze.
Verzin nou iets, je weet toch alles.
Ik ben er al mee bezig. Geef me een zoen.
Zou je wel willen, hè. Verzin eerst maar wat te eten, al is het maar een klein beetje.
Pauze, Choz wentelt zich over de grond, uitgeput door vruchteloos denkwerk.
Nou en - ben je aan het denken?
Nog niet. Val me dan ook niet lastig met die onbenulligheden. Ik wil slapen.
Diep in de kolchoze beginnen zuigelingen te huilen.
Nou, welterusten dan maar. Ik ga de kinderen voeden.
Hoe denk je dat te doen? Je bent helemaal uitgedroogd.
Ik pers er nog wel iets uit, eventueel wat bloed. (gaat weg)
(alleen, hijgend) Hoe kan ik brood voor een kolchoze bedenken. Niemand ter wereld kan toch iets bedenken. Ik heb geen enkele gedachte, ik zie alleen oplichterij en een combinatie van toevalligheden...
interkom verschijnt met haar koffer, ze ziet Choz.
Ach, ben jij het, Johann? Ben je hier, goddank, gelukkig gezond en wel?
(staat op) Interkom! Trouwe, waanzinnige schat van me.
(zich tegen Choz aandrukkend, spreekt snel) Ik heb helemaal alleen met de auto door de steppe gereden, tien dagen lang. De chauffeur was doodgegaan. Ik heb je in de hele republiek gezocht, mijn auto staat in het dorp, waar het bestuur gevestigd is. Vandaar heb ik zeventig kilometer gelopen en ze vertelden me dat meneer Choz in de hutjes woont en een prima leventje leidt. Maar nu blijf ik bij je, onafscheidelijk. Meneer Oebornjak had me een dienstreis door de hele Sovjet-Unie aangeboden - om de vreselijke contrarevolutionaire krachten op te sporen, maar die waren er niet. Ik heb gezocht tot ik er bij neerviel, en hoe ik ook zocht, ik heb ze niet gevonden. Hij is een schitterende man. Ik had een heerlijk leventje, maar hij was geen marxist en toen hebben ze hem... een paard afgenomen... of hoe heet dat ook alweer?... waarmee je carrière maakt... een kruiwagen. O, mijn lieve Johann, wat ben je uitgemergeld, mijn eeuwige, oude echtgenoot en opa. (zoent Choz)
Wacht even, liefje! Je weet, dat ik er van houd op radicale wijze te liefkozen.
Maar ik houd ook niet van knoeiwerk.
Knoeiwerk? Wat ben jij tegenwoordig voor iemand?
Ik ben tegenwoordig marxiste, Johann, dat heeft meneer Oebornjak me geleerd. Het is zo gemakkelijk, zo zalig, iedereen verbaasde zich over
| |
| |
mij, iedereen verafgoodde mij. Het is zo interessant om voor de arbeiders te leven en te sterven. Ik wil bij de partij horen en ik zal ervoor strijden. Maar één ding ben ik vergeten, ze raadden me aan zo mogelijk... zo mogelijk... bewuster te zijn? Serieuzer?... Nee!... Op een of andere manier nog iets te zijn...
Inderdaad, ja! Je hebt het geraden, je bent geniaal!
Korte pauze.
Maar waar kom je nu dan vandaan - raar mens? Wie heeft jou eigenlijk verzonnen?
Ik ben helemaal geen raar mens. In Moskou heb ik gevoel voor schoonheid ontwikkeld en goede manieren geleerd thuis bij mensen uit de allerhoogste kringen. Ik ben totaal veranderd.
(ernstig en bedroefd) Luister eens naar me, meisje. Hier wonen bolsjewieken en geen Oebornjakken, ze zullen je hier eruit gooien.
Wat een verdraaiing van de feiten! Wat een onderschatting! Ik ben ideologisch medewerkster en strijdster van het kultuurfront. Ik heb al drie essays geschreven en een toneelstuk in twee delen. Ik ben lid van de Sovjet-schrijversbond, er wordt van mij ontwikkeling en kwaliteit verwacht, overal hebben ze ontzag voor me.
(in gedachten) Je heb gelijk, Interkom. Zelfs als de wereld instort, leef jij dus nog. Wat heb je daar in de koffer?
Goed. Laten we elkaar dan nu op radicale wijze liefkozen. Behalve gevoelens valt er niets meer te bedenken.
Oh, Johann, maar waar moet dat dan?
Kijk hier. (wijst op de gevangeniskooi)
Nou vlug dan! Ik ben onderweg helemaal uitgedroogd. Zonder liefde kan er geen totale hygiëne bestaan.
Ze gaan beiden de rieten kooi binnen.
Pauze. Stem van Soejenita is te horen, die het kind in slaap wiegt. Ze zingt ongeveer het volgende:
Slaap maar lekker en ontwaak niet te snel,
Slaap zoet en geniet maar in dromenland,
Wij zullen thee met suiker drinken,
En onze koeien groeien als een olifant.
(roept) Opa Choz!
Stilte. Soejenita komt het toneel op, met een ingebakerd kind tegen haar borst gedrukt.
Nu is mijn borst ook koud geworden. Waar moet ik hem laten om hem warm te krijgen? Moet ik hem soms weer in mijn buik stoppen? Daar is het zo benauwd, daar stikt hij. Maar hier waar het ruim en leeg is, gaat hij dood. (bekijkt aandachtig haar kind) Je voelt je niet zo lekker, hè of valt het wel mee? Zeg dan dat het niet zo erg is! Zeg iets tegen me! Wat, nu heb je je ogen dichtgedaan en je zegt helemaal niets meer. Wat gaat er nu in je hoofdje om, zo in je eentje?
De rieten kooi beweegt een beetje; er komen af en toe krakende geluiden uit, daarna steeds regelmatiger. Soejenita luistert aandachtig, zonder dat ze de geluiden kan thuisbrengen.
Wat is dat nou - verderop rijdt iemand...
Hij is gestopt. Kom gauw hierheen, we voelen ons hier zo verlaten. (ze buigt voorover)
anton komt binnenrennen.
Mijn lichaam begint door de dood aangetast te raken! Ik ben bang dat ik mijn bewustzijn verlies. De mensen liggen maar wat te dommelen, ze zeggen niets meer.
Ik heb ze allemaal het bevel gegeven onafgebroken door te blijven ademenen! Voor degenen, die vanavond nog ademen zal ik een werkdag noteren.
Dat moet je niet doen, Antosjka. Dat is fout, zo'n verslag zullen ze niet accepteren.
Iedereen kan zich toch vergissen, van fouten kunnen we leren. Ik heb al tien dagen geen voedsel tot me genomen - mijn handen doen het werk, mijn lichaam jakkert maar door, maar mijn hoofd denkt niet meer. (loopt druk over het toneel heen en weer)
Bij wie kan ik mezelf omruilen tegen brood en grutten voor de kolchoze? Antosjka, waar haal ik eten voor die hongerlijders vandaan? (gaat treurend op de grond zitten)
De geluiden uit de kooi houden op.
Het wordt nu tijd om eten te organiseren. Jij moet je kind op temperatuur houden. Je moet voor hem zorgen, zodat hij voor de toekomst bewaard blijft.
| |
| |
Hij zal voor altijd in het communisme leven.
(kijkt aandachtig naar het kind) Nee, nu is hij gestorven. (geeft het kind aan Anton)
(pakt het kind) Inderdaad, voor eeuwig dood.
Borrelende keelklank van Interkom uit de rieten kooi.
Ergens is een vrouw gestorven,.
Volstrekt onbelangrijk. Binnenkort zal de wetenschap alles hebben bereikt: jouw kind en alle vroegtijdig overleden mensen, die nog van nut zouden kunnen zijn, zullen onsterfelijk herleven, terug in het aktieve leven.
Korte pauze.
Nee! Hou me niet voor de gek. Geef me m'n kind - ik wil om hem huilen. Verder niets. (pakt het kind van Anton)
Huil maar lekker, als ware het een regenbui. Maar die tranen beschouwen we wel als een sabotagedaad. (verdwijnt)
Choz komt uit de rieten kooi.
Mijn lieve schat, ik heb alles gehoord. Hoe moet ik nu met jou verder leven?
En, heb je al iets te eten bedacht voor de kolchoze?
Ja, ik heb iets bedacht. Ik heb net een klassevijand gewurgd, en die heeft wat eten nagelaten - worst, boter, stabiele melk, wat wil je eten?
In de gevangeniskooi, pak maar wat. Daar ligt Interkom - mijn Europese ex-vriendin. Ik heb haar de mond gesnoerd en haar ademhaling...
Waarom heb je haar vermoord?
Zij is een gevaar voor jou en voor het hele socialisme, ze is nog gevaarlijker dan het oude imperialisme.
| |
| |
Korte pauze.
Ga toch weg hier, opa Choz.
Maar Soejenita, ik kan toch nergens heen.
Je vindt heus wel iets. Je kunt echt beter weggaan. Wij begraven die vrouw wel, en we zullen ons wel voleten met ons eigen voedsel... Eigenlijk ben je maar een nietsnut.
Waar moet ik dan heen, Soejenita?
Gewoon weg. Waarom ga je niet dood.
Het wordt tijd ja... Het is al laat geworden hier op aarde. Hoewel het ook wel komisch is. Wat is dat eigenlijk, dood? Grondstof voor de stomste natuurkrachten!... Een serieus mens kan immers nergens heen.
Hier, pas even op m'n zoontje. Ik ga mijn gezicht wassen, in zee. (staat op, geeft het kind aan Choz en loopt weg)
(alleen, tegen het kind) Jij bent al dood, lief, klein mensje. Soejenita's eigen vlees en bloed, en nu zo koud, klein lieverdje van me. (geeft het kind een kusje) Wat moeten we ook, laten we naast elkaar op de grond gaan liggen, dan kan ook ik doodgaan, samen met jou. (gaat op de grond liggen, legt het kind naast zich neer en omhelst het) Laat het licht in m'n ogen doven, dan hoeft m'n hart zich niet langer op te winden... O, mijn God, mijn God, kinderlijk en vergeten.
Dan verschijnen Xenia en Garmalov.
Maar waar is Soenja dan?... Iedereen slaapt, waarom liggen ze anders, wat verschrikkelijk.
soejenita komt op.
Dat ruilt toch niemand. We kwamen de rentmeester van een kolchoze tegen: bij jullie groeit toch alleen alsem, zegt hij, daar produceren schapen geen wol van, ga daar zelf maar op kauwen, als jullie honger hebben... Daar zit je nu met je kolchoze: zo heeft het leven geen zin meer. Hè, en we hadden nog zo gehoopt... Mijn kleintje ligt al helemaal verstijfd.
Wie is dood?! (stort zich op het kind, dat naast Choz ligt) O, zwak schepseltje van me, wat kan ik nou nog voelen zonder jou... Heeft het leven nu nog wel zin? (verdwaasd staat hij naar zijn zoontje te kijken)
Maak toch niet zo'n herrie boven mijn hoofd, mijnheer, laat me met rust!... Xoesja, breng me een of ander chemisch spulletje voor de nacht!
Weet je wat jij nodig hebt, ouwe ellendeling, een beetje gier! Was je nou maar tenminste gekrepeerd, dan kon ik je oppeuzelen. (ze schreeuwt) Iets chemisch, zegt-ie. Ik zou die staar uit je ogen moeten krabben voor dit lot van ons! (verdwijnt van het toneel)
anton komt binnen rennen.
De contrarevolutie ontdoet zich van haar ketenen. (valt van zwakte ter aarde. Staat opnieuw op) Het is niets hoor, ik ben nog bij m'n verstand, het idee is er nog helemaal. Slechts in één lichaam huist de essentie van de honger, verder nergens. Ik sta nog een keer op en ik zal met volle kracht doorgaan tot de overwinning! Lang leve... (raakt bewusteloos)
(richt zich op van het kind, tegen Soejenita) Waarom is de discipline hier zo gekelderd, er is helemaal geen eten meer. De kinderen gaan dood.
Alleen ons kind is doodgegaan: jij hebt hem notabene zelf nog brood gegeven. Verder niemand - ze leven allemaal nog. (ze krijgt het benauwd, begint te zingen) Noelimbatoeja, noelimbatoeja, Aljajlja, bednaja moja... (ze pakt het kind) O, zwak schepseltje van me! (ze komt een beetje tot rust, legt het kind tegen Choz aan) Zorg dat hij een beetje warm wordt!
Ik begin net zelf koud te worden.
Laat dat verdriet maar! We moeten tot bezinning komen! Wij zijn niet zo maar een familie, de kolchoze staat voor de hele mensheid! We moeten nu rustig afwachten en aan het werk gaan - geef me maar een taak, nu mijn geest nog helder is.
Laat de gevangeniskooi maar in zee zakken. Maak het prikkeldraad er in dan wat dichter, dan kunnen we er vis mee vangen en ons daarmee voleten...
Aha, dat is pas rationalisatie, ik snap het al! Ik ga een vangnet maken, een fuik voor levende vis, laat dat maar aan mij over. Maar waar haal ik lokaas vandaan?
Zoek dat maar ergens in de kolchoze.
Dan knip ik m'n haar af...
Dat hoeft niet - nee, ik regel zelf wel een touw. (gaat weg)
| |
| |
Choz zwijgt.
Antosjka! Sta op, we gaan zo eten.
(buigt zich dicht over Choz heen) Opa Ivan!
Doe je maar alsof? (ze betast hem) Nee, hij is al dood, hij is er niet meer!... Opa! Je houdt me toch niet voor de gek, je wang is nog warm... Opa Ivan, de dood is immers maar iets onbenulligs, maar jij bent nu echt dood! (ze huilt zachtjes boven Choz)
Vreselijk om iemand te zien huilen boven een vreemde... Ik heb nog één oog open, ik kan alles zien!
Hij heeft Karl Marx nog gekend en hij was boekhouder bij ons, daarom huil ik. Ik ben tenslotte de baas in de kolchoze, ik moet wel om hem treuren.
Dit is dialektiek! Ik beschik over een helder verstand, maar tranen kan ik niet tegenspreken.
Ga maar slapen, Antosjka!
Slaap zonder eten is een goede vervanger van brood. Ik slaap al.
Als iedereen nu doodgaat blijf ik alleen over. Er moet toch iemand achterblijven op deze wereld, hoe verschrikkelijk dat ook zou zijn, zo is dat nou eenmaal.
(komt overeind en gaat zitten) Ik dacht, dat ik dood was, maar ik begon te lachen en toen werd ik wakker.
Ga je nou niet meer dood?
Dat wordt niets, meisje, de dood is immers helemaal geen serieuze zaak.
(gaat naast Choz zitten) En wat ga je nu doen?
Helemaal niets. Ik blijf onbeweeglijk zitten hunkeren midden in het verloop van de geschiedenis. Ik ben toch maar een nietsnut, een onbenulligheid, zoals alles wat leeft en niet leeft. Alles kun je begrijpen lief weeskind van me, maar je kunt nergens heenvluchten.
(bedroefd) Ga je hier weg?
Inderdaad. Jullie vervelen me met jullie jeugd, enthousiasme, werklust en geloof in de toekomst. Jullie staan nog aan het begin maar ik ken het einde al. Wij zullen elkaar toch niet begrijpen. Vaarwel, Soenja!
Vaarwel, opa, voor altijd en eeuwig! (stort zich op Choz, omhelst hem en zoent hem op zijn mond)
(blijft met Soejenita in deze omhelzing staan) Voor altijd en eeuwig? Welnee, voor eeuwig afscheid van je nemen, dat kan niet... Ik kom nog wel bij je terug, maar voorlopig niet! Pas als ook jij oud bent geworden, arme, magere schat van me, domme gloed van mijn oude hart... (kust Soejenita op haar ogen. Dan verwijdert hij zich van haar en loopt het toneel af)
Pauze. Op zee verschijnt een wit zeil van een kleine vissersboot; boven het zeil een rode vlag. Soejenita ziet het niet.
Mijn kind ademt niet meer. Opa Choz is weg. Het is bijna avond, ik voel me eenzaam en leeg!
(springt op) Ik ben alleen met jou overgebleven tot aan de absolute overwinning - wie van ons twee zal zegevieren - tot in de eeuwigheid der eeuwen. (stort opnieuw ter aarde)
(kijkt onverschillig naar het zeil) Daar komt ons schip, het graan en de schapen zijn terug... Alleen mijn kind voelt niets meer... Ik ga de kolchoze wakker maken.
Op het toneel blijft Anton liggen, naast hem het dode kind van Soejenita. Op zee het zeil. Pauze.
(springt op, in volle lengte) Op naar de vooruitgang!! (verdwijnt plotseling)
einde
Vertaald door Maya Meijer en Jos Remmelzwaal
|
|