Pisa. Toen hij daar in 1853 summa cum laude was afgestudeerd, ging hij het onderwijs in. Intussen verwierf hij zich een steeds toenemende bekendheid door de publicatie van gedichten en artikelen, te meer omdat hij zich daarin sterk afzette tegen de poetica van de romantici, die in die dagen literair de toon aangaven.
Ofschoon hij in zijn persoonlijk leven door veel verdriet werd getroffen (o.a. door de zelfmoord van zijn broer Dante), steeg zijn ster langzamerhand tot grote hoogte. Hij mengde zich actief in tal van politieke discussies, en ook zijn wetenschappelijke faam nam met de dag toe. Het kon dan ook haast niet uitblijven dat hij op een gegeven ogenblik benoemd werd aan een universiteit. Dat gebeurde in 1860, toen hij de leerstoel voor Italiaanse literatuur in Bologna kreeg aangeboden. Intussen was hij getrouwd met Elvira Menicucci, die hem drie dochters, Beatrice, Lauretta en Libertà (= Tittì), en een zoon schonk.
Als professor in Bologna ontwikkelde hij zich tot de centrale figuur van het Italiaanse literaire leven. Zijn gezag was enorm: hij gold algemeen als de pontifex maximus van literair Italië en zijn persoonlijkheid dwong alom respect af. Ook politiek bleef hij op het voorplan, en daaraan droeg het schandaal dat hij verwekte door zijn anticlericale Inno a Satana (een soort ‘satanic verses’ avant la lettre) in niet geringe mate bij. Even groot als zijn bekendheid was zijn productiviteit. Behalve zeven forse dichtbundels schreef hij duizenden en duizenden bladzijden proza: een proza dat op grond van ritme en retoriek misschien beter tot de kunst dan tot de wetenschap kan worden gerekend. Zijn proza-geschriften bewegen zich vrijwel alle op het terrein van de Italiaanse literatuurgeschiedenis: het zijn filologische studies, essays, tekstedities, commentaren en monografieën, die exemplarisch zijn voor de zogenaamde historischbiografische school.
Als dichter is Carducci voor alles een classicist: discipline, orde en evenwicht staan bij hem voorop en hij staat afkerig tegenover alles wat gevoelsmatig, irrationeel en metafysisch is. Zijn poëzie knoopt, in een bewuste antithese tot de romantiek, aan bij Alfieri, Foscolo en de jonge Leopardi: vaderland, geschiedenis, oudheid, traditie en cultuur zijn de gebieden waaraan hij bij voorkeur zijn onderwerpen ontleent. Ook in zijn vormkeuze is hij vaak classicistisch: zo hanteert hij veelvuldig klassieke metra als de hexameter en het distichon. Omdat zijn verzen doortrokken zijn van vaderlandsliefde en bezieling, maken ze in het algemeen een vitale en soms zelfs viriele indruk.
Dat wil niet zeggen dat hij ongevoelig is voor de tendezen van zijn tijd. Zijn gedichten worden regelmatig ‘ontsierd’ door twee negatieve trekken die de negentiende-eeuwse poëzie ook in het algemeen kenmerken: een te larmoyant sentimentalisme en een te rationeel realisme. Hier ligt ook de reden dat Carducci, ondanks zijn onmiskenbare poëtische kwaliteiten, niet tot de maggiori van de Italiaanse dichtkunst wordt gerekend. Carducci is geen Dante, geen Petrarca en geen Leopardi, maar hij is wel een dichter die ook in onze tijd zeker nog een kennismaking waard is.