De Revisor. Jaargang 14(1987)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Erik Ruygers Het ongrijpbare van zomer nachten, om het te vieren schiet de vis in een boog is een hoog boven het water hebbes! de vis, nog na glunderend. Zwemt weg van de hand rond het water. Water, drinkbaar geworden in het glas. Laat de vis zich drinken? De vis schiet weg als een vis. Nooit wende je aan de vis. De visser. Zijn ogen vallen toe. De dobber begint een dansje in het nabeeld. Een daagse maan gaat staan in de plek. Een meeuw gaat schreeuwen om zijn hoofd. Een vis haakt aan. In het echte water begint de dobber écht. In het voorbeeldig méér. Er staat een lijn van daar naar hier, verschil te vieren. Het enzovoort, in handen van de visser, in gedachten naar de hengel zoekend, die hij vasthoudt. Rond die dagdroom Sluit het donker, komt de vis nog één keer aan de kant, hem aankijken. [pagina 41] [p. 41] Tralala Luister! Het glas valt in scherven als je al niet meer luistert. De voorn springt uit het water. Valt terug in het water. Hoor daartussen de vorst invallen. Je ziet de heipaal die je hebt gezien waar je bij stond waar je was het woord herhalend dat zichzelf steeds vreemder toeklinkt. Het schot in een zeer, eigen hoofd waarin nog dat rare woordje. Over de vraag naar vis Want neem deze verse baars bij zijn staart, als een vraag waar je nooit naar viste. Als antwoord, laat hem liggen op de oever, tussen de lammeren. Eens zien wat dat mekaar doet. En muze, laat toch deze baars behouden blijven, tot dan zo het donker over hem heen komt als een droom van water, wat hem groter maakt, voor ieder bevattelijk, en lang niet mis. En zie hem, de volgende dag op een zij, schaapachtig liggen nadenken over een baars, heel lang, want wat is daarmee? Vorige Volgende