De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Jan Kuijper Sonate Ik hoor de stilte hijgend ademhalen, de stilte die 'k breken en maken kan. Ik had het nooit gedaan voor deze man mij sloeg, pakte, pende met snelle halen; vanaf die dag doe ik het nu en dan. In slaapkamers dikwijls, en soms in zalen (o grammofoonplaat, o clavecimbale) breng ik een nieuwe stilte in mijn ban. Ach maan, wanneer ik niet was aangeraakt hoorden alleen uw hoge sferen dit. Driehonderd jaar geleden is geslaakt wie mij geslaakt heeft, als een snoer van git over een boezem, in zichzelf volmaakt, maar zonder dat, als gij, verschrik'lijk wit. Ritmata De vogelen hebben lange gezwegen, want ik leef heden in de eeuwigheid. Daarmee verlies je het besef van tijd. Kom ik nou jou, of kom jij mij nu tegen? Komt tijd, komt raad, weten we het terdege, maar nu, pas op de plaats, is wijd noch zijd een handwijzer te zien die ons bevrijdt en afleidt van waar wij ons niet bewegen. Hoe minne de minne met minnen ere - ik had geen tijd dan voor dat ene ding. Zo kwam het dat ik niet met jou omging: te jong en oud om elkaar maar te leren kennen. Kennen is zien, in een flits. Zing met mij mee, na de zonsverduistering. Vorige Volgende