Dat ging, volgens Ernst die zijn gambings altijd bij zich had, op het werk, en in de middagpauzes, en die het uiterlijk van het Mormel vergeleek met dat van zijn varkensachtige hondjes, die hij zelf ook afzichtelijk vond (maar ik dreig af te dwalen, net als die gambings, die op straat aan verschillende lijnen verschillende kanten optrokken en Ernsts wandeltempo daarmee aanzienlijk vertraagden ten opzichte van dat van de andere discipelen) - dat ging aldus:
Het Mormel, gehuld in uiterlijk vertoon dat doeltreffend de aandacht van haar lichaam en haar ziel wist af te leiden, was gezeten aan een tafeltje achter een glas groene pepermuntlikeur. Twee van de joelende jongeren bleken haar te kennen.
En dat hoedje?
Uit Parijs!
En dat pluutje?
Uit Londen!
En die schoentjes?
Uit Milaan!
Ernst vertelde mij dat de heer Kwant zich na deze eerste ontmoeting over de dame had uitgelaten in laatdunkende bewoordingen. Hij was degene geweest die haar het eerst had aangeduid met de term ‘Mormel’, en ook de andere minachtende uitingen betreffende haar uiterlijk waren van niemand anders afkomstig dan van de heer Kwant, afdelingschef, procuratiehouder, meester in de rechten, ongehuwd en ooit bijna priester geworden in de kerk en ook nog, volgens Ernst, ‘een groot psycholoog, getuige de wijze waarop hij het personeel voor zich weet te winnen’.
Het Mormel, zo noemde hij haar vaak, want hij bracht haar vaak ter sprake, ook tijdens de kantooruren, tijdens de koffiepauze, tegen de aanvang van de lunchpauze en op het tijdstip dat men de bureaus ging opruimen in afwachting van de bevrijdende zoemertoon.
Eenmaal heb ik met de heer Kwant een persoonlijk gesprek mogen voeren. Het was tijdens een lunchpauze dat hij de afdeling niet verliet - hetgeen hij tegenover mij meende te moeten toelichten, met de woorden:
‘Moeilijkheden met Mormel.’
En hij legde uit dat het Mormel een keer expres was weggebleven van het terras, om hem te pesten, althans op de proef te stellen, en dat hij deze keer expres wegbleef om haar te pesten, althans op de proef te stellen en eventueel jaloers te maken. Daarna zou alles weer in evenwicht zijn, hij zou haar om vergiffenis smeken en haar het hof maken als geen ander ooit het hof was gemaakt.
Het behoorde kennelijk tot de psychologie van mijnheer Kwants personeelsbeleid om met intimiteiten te koop te lopen.
Om een en ander te verduidelijken vertelde hij me de parabel van de blinde man:
Een hoofdzuster kwam dagelijks op weg van werk naar huis door de straat die langs de spoordijk loopt. Daar sluiten de bewoners van de huizen geen gordijnen, want overburen hebben ze niet. Achter alle vensters zag zij televisietoestellen met eromheen gezinnen, behalve achter dat ene venster waarachter een man met een kaalgeschoren nek en een zonnebril liederen zong die hij begeleidde op een piano zonder muziekboek. Een blindeman dus.
Op een avond had de zuster moed gevat en zich bij de blinde gemeld met het verzoek, te mogen horen wat hij zong en speelde. Dat toehoren beviel beiden en het werd een gewoonte die leidde tot een huwelijk. De zuster had besloten de blindeman gelukkig te maken met alle middelen die haar ten dienste stonden, inclusief haar bescheiden inkomen.
Algauw bedacht zij nieuwe genoegens, die eigenlijk haar financiële krachten te boven gingen.
Het begon met een toevallige ontdekking. Op de markt nam ze dassen tussen de vingers die ze niet mooi vond maar die wel heel prettig aanvoelden. Met een van die dassen doste ze haar blinde echtgenoot uit, en hij streelde en streelde de das alsof hij haarzelf streelde. En zij bedacht dat zij zelf misschien ook wel heel mooi aanvoelde.
Toen organiseerde ze allerlei klein bedrog. Met behulp van collega's, kennissen en een bandrecorder simuleerde zij een auditie voor zijn zangerstalent bij de televisie, een auditie die uitliep op een gefingeerd programma dat de indruk wekte van een echte uitzending toen hij en zij achter haar toestel zaten en hij, aangekondigd door een beschaafde omroeper, zijn eigen show beleefde.
Ten slotte wist ze hem een vakantie te bezorgen waar hij nooit van had durven dromen, naar een ver strand; zonder overbodige kosten te maken. Ze wist, op de luchthaven kordaat de juiste personen benaderend, gedaan te krijgen dat ze een paar uren mochten doorbrengen in een vluchtnabootser, een vliegtuig dat halverwege de romp ophield, soort van doorgezaagd was, en natuurlijk niet kon vliegen, maar wel doen alsof.
In die ‘flight simulator’ ging er bijna iets mis. De blinde man, die af en toe bijzonder voortvarend was, vooral sinds de zuster hem liefhad, stapte als eerste in. Hij wilde zich, zijn stok vervaarlijk naar voren geheven,