De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] J.M. Bouts Albert Achter Namen kwamen we tenslotte in de zalige cadans, die de reizen sneller doet verlopen. Aan afwisseling was een eind gekomen. Het troosteloos relict, industrial decline, de Wallonie had de plaats van lieflijker landschap ingenomen. Muurgrote affiches op ieder zichtbaar huis. Korenvelden bedolven onder kolengruis. Zoals het pad dat naar een tempel leidt aan weerszijden is versierd met beelden van de mindere goden, zo moest de weg naar het min of meer bekende oorlogsstadje van het Somme-offensief, Albert, zonder Saint ervoor wel langs deze stoet grauwheden voeren. Gevestigd in hoop en overmoed noordfranse industrie, nu kortademig walmend en gedeeltelijk ontmanteld, de eerste taak volbracht, volhardend in een tweede, die nog onredelijker schijnt; onafscheidelijk van de streek, waar zij ooit als vreemde in kwam. Aan haar slapende voeten plonzen kinderen in verslibde vijvers en genieten het geteisterd paleis van hun jeugd. Levend en blijvend bewijs van neergang is zij het, die richting wijzend onze gedachten begeleidt opweg naar Albert, waar volgens overlevering in 1917 ravage culmineerde. Door historisch overzicht getraind verbond het denkend oog meteen tot segmenten van een klaar systeem Namen en Albert: de nerven van een steen, die we altijd bij ons dragen het afgerond geheel dat in het zien de boventoon speelt. Aldus reizend volgens schema en verwachting verhieven zich op het juiste moment en op de juiste plaats als triomfbogen de marmeren toegangspoorten tot de oorlogskerkhoven, waarachter telkens een glimp van de exacte effening der graven, niet te rijmen met de dood noch met het land. Albert was nabij; de memorial cemeteries in ringen om de stad gelegd, passeerden wij als waren zij de frontlinies van weleer. De weg boog en brak de cadans. De snelheid remde buiten ons af. Ongewild kwam tergend in zicht de door ons beoogde stad. Twaalf uur. In het centrum van de stad werd de adempauze van de dag gedwee gerespecteerd. De winkels al dicht. Geen mens nog op straat. Het was te laat om nog een krant te kopen. Uit huizen dampte tastbaar etenslucht en de uitstalling in de etalages was voor een uur of meer tevergeefs. Tevergeefs was ook ons naarstig zoeken naar mooglijke relicten van een slag. Zelfs de boekhandel bleef in deze achter. Voor zover wij van buiten konden zien bevatte zijn collectie slechts adviezen voor het moderne leven, ingenaaid, maar verder ook losbladig te verkrijgen. We zochten naar een kruis of ruiterbeeld maar van mens en heroiek verlaten bleef dit armzalig provinciaals plein. Nu weet ik deze stilte te verklaren. Door oude wetten worden we beheerst. In de terugblik ontstaan zoutpilaren, voor denken geldt iets in dezelfde geest. Maar dit geldt mensen, niet de aarde want wat in haar binnenste ooit sneed zal zelfs in onaflatend staren niet lijden aan de al genoemde sleet. Vorige Volgende