De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] H.H. ter Balkt 1885 Het is een gegoede familie Het huis in het grensgebied met zijn zeven ramen, dooit ieder komend jaar verder weg De tafel staat voor de deur De knechts leunend op de spaden helemaal weggewerkt naar de rand van de wintermiddag, 1885 Windstil, en het onaards licht is van vroeg voorjaar of winter; de twee driehoeken van de lucht torsen de ledigheid van de komst Blauwbekkend in december de hele gelukkige hiërarchie Misschien leeft de kleine pop nog - een drietal van de vijf bomen In het verdwenen huis kookt dreigend, bonensoep of een ei Nu een ontslapen fotograaf, een distelvink of een meisje Hartbrekend is de tafel, door de meiden naar buiten gedragen - doodsbleek als het huis sidderen daaraan de twee kinderen Er is een tafel naar de foto gedragen met een sneeuwwit kleed en daaraan gezeten, knarst met zijn tanden de verdwenen eeuw Dag Klaasje (zo heet de eerste meid) Dag Dina (zo heet raad ik de tweede) Dag, weggeroest fornuis en grootvadertje zolder-diep in de grond De grijze ruïnes aan zee Mi doen die vremde wrede zo onghemate lede - Hadewych Driemaster kruipt over de zee Waarheid, Bewustzijn, Geweten - driestekelige koningskroon Vlammetjes die ik op mijn hoofd, arm hoofd, meedraag, de laatste merovinger, in slaap bij zijn vuur De barnsteenweg eindigt in zee Wichelend, ver op zee, vervloeien geesten van schepen van de ver- overaars met opdrogende wieren De lucht is een luidspreker Dichte drommen, gestorven dromen klimmen uit de napelsgele bussen Een machtig centrum, een verre stad uitgezet, lijken de muren - Een verstomd, sprakeloos brein Van boetedoening daalt de zee; de kapel die Nescafé uitdeelt beeft achter uitgeknipte vogels De grijze ruïnes zijn de kronen van die oude zeevaarders: waarheid, bewustzijn en het geweten, hoofd- letters met torens geschreven Hier bij de wreedheid bedrijvende door wreedheden getekende, duiveluitdrijvende grijze ruïnes aan zee [pagina 9] [p. 9] Aan de kerncentrales 1 Ik zag vier gehangenen: lampen; spinnen aan hun draden - de mens als de herfst, oude lamp aan- en uitgloeiend in koude ruimten Ik zag vier gehangenen, de waan - schaduwen en de herfst: brandend in takkenvuurtjes langs de bosrand, takken van de wilde appelaar In voorvaderlijke kruiken klinken echo's niet te beluisteren, wachtend tot de bladerenstorm, tot de bladerenstorm voorbij is Het verlichte huis in het bos heeft vier wanden van bijlbladen en de vier ramen zijn van ijzer, en het licht is ook al van ijzer Vier windstreken, aan de takken van de appelboom, vier seizoenen stuk voor stuk als herfst verkleed - Vervaarlijk oogt de woudrand Was het toen dat de deur vertrok, dat de deur van huis ging? De deur betrad de weg, als een zeil bolstaand, reizend op de vier winden Aan de kerncentrales 2 De sfinx is een bakelieten grafheuvel Stralend van nevelig licht, verraderlijk Ratelen galmt uit de ogen van de heuvel Wateren knarsen in de groeve van de heuvel Osiris' wassende maan daalt als een staf, als een staf van aluminium en astatium Een drinklied voor de giftige metalen Hier sta je aan hun poorten, reiziger, maar ze willen je opsluiten en tenietdoen Wassende en afnemende maan, aluminium maan schreit over Osiris en over de drinkers, de rogge werpt zich neer op het veld Daal maan, maan daal. Daal, raaf, daal af Je bent hier, wachter, in de Mare Boreum - de wegwijzers wijzen ernaartoe als een stad maar het is de Sfinx-die-het graan-doodt Scheer je weg, zwaluw, berk, raaigrassen - tijd zal jullie oprollen als een geluidswal Dat er een raaf aanvliegt die je ophapt radio met elkaar toeklinkende windingen; grijs bakelieten radiostation aan de rivier dat straling dooreenmengt in zijn kelder In een halo van vrieskou gluurt de maan of het nog wel gaat maar het gaat niet meer Vorige Volgende