Ed Leeflang & Jan Kuijper
Zo zijn de bijwoorden rondjes
Gesprek naar aanleiding van het gedicht ‘Bijwoorden’
Het gedicht ‘Bijwoorden’ komt uit een cyclus van tien, waarvan ik eerlijk gezegd niet weet of de andere negen ook bestaan, getiteld ‘Woordsoorten’. Bestaan de andere negen ook?
Ja.
Zijn de andere ook sonnetten?
Nee.
Is dit een sonnet?
Voor zover ik weet niet, maar nu je er zo naar vraagt... Ik heb het niet als een sonnet geschreven, nee. Misschien zie jij gauw een sonnet ergens in.
Nou kijk, als iets twee kwatrijnen en twee terzinen heeft...
Waar zie jij dan twee terzinen? O ja...
Ze staan door elkaar he.
Ik heb er niet bij stilgestaan.
Ernaast staat een gedicht, ‘De drieteenstrandloper’, dat lijkt nog meer op een sonnet, dat moet ik toegeven. Maar dat vind jij natuurlijk ook geen sonnet.
Nee. 't Is wel gek, die veertien regels steeds. Zou dat het uiterste zijn wat een mens kan volhouden, eigenlijk?
Dat zou wel eens kunnen zijn. - Waarom staan die kwatrijnen en die terzinen zo raar door elkaar?
Ja, ik neem je terminologie dan maar over...
Het is helemaal niet mijn terminologie, want in ‘De drieteenstrandloper’ komt wel degelijk het woord ‘kwatrijn’ voor.
Wat de eerste terzine betreft, die op de verkeerde plaats staat, zie ik geen enkele andere reden dan dat de zin uit was, daar.
Maar er staan toch twéé zinnen in.
Het is een onnozele reden, dat geef ik toe.
(Ed Leeflang leest ‘Bijwoorden’ voor)
Die woorden, die staan hier dus niet in (ik mag ook wel eens aan het eind beginnen).
Nee, die staan hier niet in.
Maar die zijn het wel, waardoor de ik van het gedicht iets heeft bepaald.
Ja.
Die ik en de jij (ik ga nu toch naar de eerste regel toe), stel je je die voor als mensen?
Ja.
Dat is niet zo vanzelfsprekend, want het zouden ook best bijwoorden kunnen zijn.
Ja, maar dat is niet zo.
Waarom zou de ene persoon de andere bepalen?
Ik begin nu ook maar achteraan, omdat jij dat ook doet; daar staat: ‘Dat ik dat in de eerste keer geraden heb’, dat betekent dat als je iemand wilt bepalen, dat dat iets betekent als leren kennen of zo.
Iemand heeft bijvoorbeeld gezegd ‘je mag drie keer raden’, maar je raadde het meteen de eerste keer.
Niemand heeft gezegd ‘je mag drie keer raden’.
Maar het raden zelf, het goed raden, is hetzelfde als het bepalen. Iemand bepalen, is dat zo iets als iemand plaatsen?
Ja.
Heeft dat al iets te maken met het onderwerp van dit gedicht, namelijk bijwoorden? Of is dat niet echt het onderwerp van het gedicht?
Het komt uit een serie van tien gedichten, en dat komt doordat er tien woordsoorten zijn, traditioneel. Dus elk gedicht is een woordsoort. Het bijwoord is de woordsoort waarmee vooral handelingen en werkingen worden bepaald. Het doen en laten van iemand kan door bijwoorden bepaald worden.
En dit hier is daar een voorbeeld van.
Ja, althans een poging daartoe. Het is een beetje een gek idee, om 't zo te doen.
Dat ben ik met je eens. - De ik, die bepaalt de jij dus ook aan de hand van bijwoorden.
Ja.
Dat zijn allerlei verschillende soorten bijwoorden.
Dat wordt aangegeven: bijwoorden (en bijwoordelijke bepalingen) zijn bepalende woorden voor plaats en tijd en herkomst bijvoorbeeld. Die worden door bijwoorden aangegeven.
Die ‘lagen voor de hand’, plaats, tijd en herkomst. Hoezo?
Dat was het meest bekend. Dat gaf geen moeilijkheden, om het zo maar eens te zeggen. Waar de jij uithing en vandaan kwam, de tijd, het moment, dat was allemaal niet problematisch.
Dus bijvoorbeeld: de plaats was in 't café, de tijd was heel laat, en de herkomst was uit de goot.
Bijvoorbeeld. Dat had best gekund. Zo was het wel niet...