den? Ik kan me voorstellen dat je veel woelende gedachten hebt op zo'n voormalig eiland en dat je dan, om toch maar een zekere hartstocht bij jezelf waar te nemen, maar een snack gaat eten in de snackbar.
Dat zal iedereen anders ervaren. Ik weet het niet. Ik vind het leuk om dat bij elkaar te plaatsen: snacks, nogal plat, en dan woelende gedachten en hartstocht, dat is uit een andere orde. Mijn hartstocht geldt in dit verband de woorden ‘snacks’ en ‘ook om mee te nemen’.
Dan lees je het dus wat immanenter; dan uit de hartstocht er zich in dat die woorden hier worden geciteerd.
Ja, daarom zeg ik ook later: de snack die ons trekt, dat is het woord ‘uitdrukking’. Dan wordt het nog eens een keer ingewikkelder.
Ja, nee, maar het woord ‘snack’ trekt je toch wel degelijk om die snackbar binnen te gaan. Tenminste, dat heb je net gesuggereerd.
Of de uitdrukking ‘ook om mee te nemen’.
Naar de volgende strofe! In de vorige gaat het er dus ofwel om dat het woord ‘snack’ of ‘ook om mee te nemen’ bijzonder leuk is, ofwel dat zo'n snack bijzonder lekker is om op te eten, althans uiting kan geven aan het idee dat je wel iets wilt met je woelende gedachten, dat daar een zekere hartstocht uit zou moeten kunnen blijken, ook al woon je maar op een voormalig eiland.
Ja, of als je er bent; je hoeft er niet te wonen.
Neem me niet kwalijk. Het kan altijd nog erger.
Voormalig eiland heb je begrepen, he? Dat is Walcheren.
Er zijn duinen; jodium in de lucht, dus dicht bij de zee...
Dat is een citaat uit de mond van die mevrouw in de snackbar, die daar die snacks verkoopt. Daar had ik een gesprek mee, en die zei op een gegeven moment dat er, als een van de voordelen van het eiland, veel jodium in de lucht zit. Dat vond ik ook zo goed. Dat geeft die lucht zo'n enorme lading, het idee dat er jodium in zit.
Volgens een boek dat we raadplegen - is dat die encyclopedie?
Grappig om de bronnen echt allemaal te kunnen vermelden. Het is een boekje over Walcheren. Dat vind ik ook fascinerend, om in zo'n boekje te lezen: als je van Vlissingen naar Oostkapelle gaat, dan kom je door een duinengebied, en daar kun je de zee horen dreunen. Ik las dat terwijl ik daar was en ik hoorde helemaal niets.
Is dat misschien alleen op feestdagen, of slaat dat ergens anders op, wat daar tussen haakjes staat?
Er zitten ook wat citaten in uit prentbriefkaarten, die ik aan vrienden heb gestuurd. Een paar mensen heb ik een uiterst treurige zwart-witfoto gestuurd van een dorpje. Daar zag je twee rijtjes huizen, die vormden een straat, en daar stonden wat auto's in, en die auto's waren vergeleken met de rest van de straat heel vrolijk. Die foto heb ik beschreven met deze zin. Ik heb me voorgesteld dat die auto's er alleen komen op feestdagen.
Wat is dit voor een stand van zaken - waar zou ‘dit’ eigenlijk op slaan? Als er ergens in een gedicht ‘dit’ staat, dan denkt natuurlijk iedereen onmiddellijk (tenminste iedereen die wel eens wat met interpretatie te maken heeft gehad) dat het op het gedicht slaat. Vooral als je dan net nog hebt gesuggereerd dat ‘dit rondhangen’ iets met het schrijven van het gedicht te maken zou hebben.
Ik vind het best, maar 't is niet het enige. Het heeft voor mij ook iets te maken met het begrip doelloosheid. Dat ‘dit’ kan ook verwijzen naar het leven, in zijn algemeenheid.
En Walcheren in het bijzonder.
Nou, dat is precies wat ik voor ogen heb, dat dat allemaal hetzelfde is.
Het leven, de wereld, Walcheren en het gedicht.
In het eerste gedicht wordt er gezocht in encyclopedieën, in het tweede waant men zich al in een naslagwerk, en in het derde is men het ten slotte zelf geworden. Is het door de auteur echt bedoeld als een tussenstadium, dat de mens zich in een naslagwerk waant?
Ja. Kijk, het gaat mij om een soort samenvallen van de werkelijkheid met de beschrijving van die werkelijkheid; ofwel in inscripties op stenen, ofwel in encyclopedieën...
... ofwel in gedichten. In die convergentie is dit dus een tussenstadium. In dat tussenstadium heb je dus elektrische zigeuners en polyester auto's. Bij polyester auto's kan ik me iets voorstellen, maar niet bij elektrische zigeuners. Wat zijn dat?
Daarmee bedoel ik zigeuners die op elektrische gitaren spelen, zoals je dat tegenwoordig onder andere in Hongarije ziet. Dat vind ik aardig; als je nou toch alles overhoop haalt... Het woord zigeuners roept iets heel anders op dan elektrisch.
Die mens, die is in verrukking. Dat lees ik toch goed?
Nee, die auto's.
Crimineel! Waarom niet de mens?
Ook. Als je in Hongarije de Trabants over de hobbels ziet rijden, dan krijg je onontkoombaar het idee dat die auto's vrolijk zijn. En dat rijmt dan weer met de vrolijke automobielen in de vergeten straat. Want hoe kan een automobiel nou vrolijk zijn?
Dat moet haast wel een metoniem zijn of zo.
Het komt natuurlijk omdat de auto een produkt is van de mens.
Toen ik begon aan de tweede strofe van het tweede gedicht dacht ik even dat het doorlas, maar daar ben ik al gauw van afgestapt. Ik zag dat vraagteken natuurlijk nog niet onmiddellijk. Als we nu ‘ligt de mist’ enzovoort even als een afzonderlijke zin beschouwen - dan vraag ik me eigenlijk af waarom die mist daar ligt?
Mist komt vaker voor in mijn werk. Ik vind mist een uiterst boeiend verschijnsel. Je kunt dat letterlijk nemen; voor mij rijmt het met die catalogus die overhoop ligt.
Hoezo?
Mist is een vorm van chaos, zou je kunnen zeggen. Je ziet de verte niet. Je hebt geen overzicht. Dat is een toestand waarin wij ons vaak bevinden, in ieder geval ikzelf, als ik voor mezelf moet spreken. Dus dat is de zwaardere betekenis die je aan het woord mist kunt hechten. In deze tekst, omdat er van die ronkende woorden als ‘de mens’ in staan en zo, denk