De Revisor. Jaargang 11(1984)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Leo Vroman Ach aarde toch Kom hier aarde ach mijn lievelingsplaneet. Waarom ik dan je klei niet wulpser zoen? Omdat ik nog niet zeker weet met wat voor lichaamsdeel ik heb te doen: een borst - dan smaakt je melk naar benzine; een bil - moet ik dan eens per dag op zij of doe je alles op en onder mij? een wang - wat is er dan zo aan het grienen om en in je groeven - jij? Mag ik dan eens naar je aandrang delven? Lig ik voorover op het strand hoe diep moet dan mijn hand weg in je zand om je duinend bol te laten welven? Of is het je buikroos waar ik mij mee voer? Bejeuk ik jou als een verdwaalde bladluis op een slechtbetaalde uitgeputte lieve hoer? Waar hoor ik dan het best naar binnen in je aangebeden huid vol putjes? Nu lijk je weer een koningin vol kutjes waarmee ik overal en nergens mag beginnen. Was je kleiner, waren we alleen, had je iets dubbels om mij vast te knijpen, dan zou ik jou meer menselijk begrijpen. Nu wil ik zo maar ergens door je heen. Zuig datgene van mij in je schoot wat mij bijna gek maakt op ons leven dieper en dieper tot ik even gek zal zijn op onze dood. Maar dit is paren met een drakenlijk. Het heeft met jou al lang niets meer te maken. Geen wakkere kan jou doen ontwaken onder je slijmvliesdunne dierenrijk. Als lucifers die op een stille mond in het lipvet blijven knetteren bommen zich wonden in je lieve grond die voortaan in je nadood spooklicht etteren. Wel rilt nog je gevoelig spek wanneer je door een horzel wordt gebeten maar al storten steden in je spleten nooit ril je meer op de bedoelde plek. Straks, als de zon zwart wordt en klein, knel ik je lichte mummie in mijn armen om je als een dwaalster te verwarmen tot wij weer een wolk van grondstof zijn. Vorige Volgende