lippen zo bleek en je wangen zo rood? Wat wil je?
lise Is er morgen katechismus?
lauffer Kom eens naast me zitten - leg je gezangbundel eens weg - wie steekt je haar op als je naar de kerk gaat? (zet haar op een stoel naast de zijne)
lise (wil opstaan) Het spijt me, de kap zal wel weer niet goed vastzitten; het woei ook zo ontzettend toen ik bij de kerk kwam.
lauffer (neemt haar beide handen in de zijne) O jij bent - Hoe oud ben je Lise? - Heb jij nooit - Wat wilde ik je ook alweer vragen - Heb jij nooit een vrijer gehad?
lise (opgewekt) O ja, één, vorige week; en Greta van de waard was zo jaloers op me en zei de hele tijd: ik begrijp niet waarom hij zo'n moeite doet voor dat stomme kind, en dan heb ik ook nog een officier gehad, een paar maanden geleden.
lauffer Een officier?
lise Ja, heus, en een hele deftige. Wat ik zeg, hij had wel drie gouden strepen op zijn mouw; maar ik was nog te jong en mijn vader wilde hem me niet geven vanwege het reizen en trekken van de soldaten.
lauffer Zou je - O, ik weet niet wat ik zeg - Zou je met - arme ik.
lise O ja, ik zou niets liever willen.
lauffer Betoverend schepsel! (wil haar de hand kussen) Je weet toch nog niet wat ik vragen wilde.
lise (haalt haar hand weg) O niet doen, mijn hand is zo vies - O foei toch! Wat doet u? Ja ziet u, ik zou ontzettend graag een geestelijke mijnheer: van mijn vroegste jeugd af aan heb ik gestudeerde mijnheren graag gemogen: die zijn altijd zo netjes, zo welgemanierd, niet zo pats boem als de soldaten, hoewel ik die op een bepaalde manier ook graag mag, dat kan ik niet ontkennen, vanwege hun bonte jassen; ik weet zeker dat als de geestelijke mijnheren net zulke bonte jassen aan hadden als de soldaten, dat zou het einde zijn.
lauffer Laat me je stoute mond met mijn lippen sluiten! (kust haar) O Lise! als je eens wist hoe ongelukkig ik ben.
lise O foei mijnheer, wat doet u?
lauffer Nog één keer en dan nooit meer! (kust haar en Wenzeslaus komt binnen)
wenzeslaus Wat is dat? Pro deum atque hominum fidem! Wat, valse, valse, valse profeet! Roofgierige wolf in schapevacht! Is dat de zorgvuldigheid die je je kudde verschuldigd bent? De onschuld zelve te verleiden, die je tegen de verleiding beschutten moet? Er moéten verleidingen komen, maar wee de mens door wie de verleiding komt.
lauffer Mijnheer Wenzeslaus.
wenzeslaus Niets meer! Geen woord meer! U heeft u in uw ware gedaante getoond. Mijn huis uit, verleider!
lise (knielt voor Wenzeslaus) Lieve mijnheer de schoolmeester, hij heeft niets slechts gedaan.
wenzeslaus Hij heeft je meer kwaad gedaan dan je ergste vijand je kan aandoen. Hij heeft je onschuldig hart verleid.
lauffer Ik beken mijn schuld - Maar wie kan zoveel aantrekkelijks weerstaan? Als men me dit hart uit het lijf rukte en me ledemaat voor ledemaat verminkte maar ik nog in één enkele ader bloed had, dan zou die verraderlijke ader voor Lise kloppen.
lise Hij heeft me niets gedaan.
wenzeslaus Niets gedaan - Hemelse vader!
lauffer Ik heb haar gezegd dat ze het lieflijkste schepsel was, dat ooit de schepping gelukkig heeft gemaakt, dat heb ik op haar lippen gedrukt; ik heb met mijn kussen deze onschuldige mond verzegeld, die me anders door zijn toverspreuken nog tot veel grotere misdaden had verleid.
wenzeslaus Is dat geen misdaad? Wat noemen jullie jonge heren vandaag de dag misdaden? O tempera, o mores! Hebt u Valerius Maximus gelezen? Hebt u het hoofdstuk De Pudicitia gelezen? Daarin noemt hij een zekere Maenius, die een vrijgelatene doodgeslagen had, omdat hij zijn dochter één keer kuste, en de raison: ut etiam oscula ad maritum sincera perferret. Ruikt u dat? Proeft u dat? Etiam oscula, non solum virginitatem, etiam oscula. En toch was die Maenius maar een heiden: wat moet een christen doen, die weet, dat de huwelijkse staat door God gesticht is en dat de gelukzaligheid van die staat aan de wortel vergiftigen, een toekomstige bruidegom in zijn bruid zijn vreugde en zijn troost bederven, hetzelfde is als te profaneren - Weg, uit mijn ogen, schoft! Met u wil ik niets van doen hebben! Ga naar een sultan en laat hem u opzichter over een harem maken, maar u zult nooit de herder worden van mijn schapen! Jij huurling! Jij roofgierige wolf in schapevacht!
lauffer Ik wil Lise trouwen.
wenzeslaus Trouwen - ook dat nog - alsof ze tevreden was met een eunuch.
lise O ja, ik ben er helemaal mee tevreden mijnheer de schoolmeester.
lauffer Ik ongelukkige.
lise Geloof u me, lieve mijnheer de schoolmeester, ik laat hem niet meer gaan. Neemt u mijn leven; ik laat hem niet meer gaan. Ik houd van hem en mijn hart zegt me dat ik van niemand op de wereld zoveel kan houden als van hem.
wenzeslaus Zo - maar - Lise dit begrijp je niet - Lise, we kunnen het je niet zomaar vertellen, maar je kan niet met hem trouwen; het is onmogelijk.
lise Maar hoe kan het nu onmogelijk zijn mijnheer de schoolmeester? Hoe kan het onmogelijk zijn als ik wil en als hij wil en mijn vader het ook wil. Want mijn vader heeft altijd gezegd dat als ik ooit een geestelijke mijnheer kon krijgen -
wenzeslaus Dank je de koekoek, maar hij kan niets - God vergeve me mijn zonde, Lise je moet het van me aannemen.
lauffer Misschien verlangt ze dat niet - Lise ik kan niet bij je slapen.
lise Dan kan hij toch bij me waken, als we overdags maar bij elkaar zijn en naar elkaar lachen en elkaar af en toe de handen kussen - Want, bij God, ik houd van hem! God weet, dat ik van hem houd.