De Revisor. Jaargang 9(1982)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jan Kuijper Johannes 9:4 De nacht komt, wanneer niemand werken kan. Van oorzaak en gevolg is dat de wet. De wet vervult zichzelf; wie hem verzet is niemand, of is niemand minder dan God. Ik lag klaarwakker, vannacht in bed. Op tafel lag papier. Als ik dacht van laat ik eens wat gaan doen, zou ik dan geen man meer zijn, zou ik zelf God zijn? Ik dacht, wat let me, en ik aan tafel, en ik schreef sonnetten. Ik schreef en rilde, want ik had niets aan. Niets wees erop, dat ik niet aan de wetten voldeed; ik had het licht niet aangedaan. Aan 't licht bracht de ochtend nachtelijk naäpen: ‘Het zonlicht spaarde Hij uit, als wij toch slapen.’ Spreuken 1:17 Het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen: ze steken recht tussen de moesjes door. Het zwart van hoed en mantel komt mij voor het tegendeel te zijn van ingetogen. Hel klinkt de bel; vervolgens bouwt het koor zijn hemelse, gregoriaanse bogen; de priester laat het bij een schuchter pogen, zijn stem gaat in de gewelven teloor. Kijkt zij naar mij? Ik zie haar blikken vliegen als trekvogels achter elkaar, maar klein als vissen, glippend door de mazen. Wijn wordt in bloed veranderd, brood in lijf; om 't eeuwig leven mag je een beetje liegen. Waar zij naar kijkt - daarom lieg ik me stijf. Vorige Volgende