De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Leo Vroman Net weg Toen ik nog klein was en dit land nog niet waren de meubelen onwankelbaar de stoel een hut het kussen menselijk zwaar en duister was de bron van mijn verdriet 's nachts voor het raam nog luisterende naar het ruisen van de wind en van de wind het riet en van het riet een slaapgeur in mijn haar toen ik nog klein was en dit land nog niet toen ik nog sliep van blindheid voor de nacht hapten de wolven naar het ledikant waar ik in voortjoeg door het belachelijk land waar ik het landschap zelf van had bedacht en het geloei van een onmogelijk mooie brand verving de vrede met een vreselijke pracht waarin mijn olifanten vredig streden want dat was een oorlog die ik zelf had bedacht Ik was een paard piloot pias misschien even een panter van de waterpokken mijn tantes torsten overdonderende rokken en mijn ooms waren te groot om aan te zien Ten slotte Winnetou met zijn geveerde lokken en vandaag meer dan een halve eeuw sindsdien stok ik toch even bij het aan doen van mijn sokken en mis van toen mijn dagelijks gegrien om zachte dromen die verdroogden tot hard jokken Nu dat ik mij zelfs binnen dit gedicht nog dichter bij de werkelijkheid vergis waarvan de stem haast niet de mijne is of niet ontstaat uit mijn gelipt gezicht tentakel ik naar handig evenwicht waarmee ik vlammen van verstand weg wis waarmee ik al mijn branden heb gesticht waarmee ik vuur maak voor mijn ergernis en kan mijn armen al niet meer bewegen nu mij een dode glorie is voorspeld ik heb daarvoor een zilveren vleercocon gekregen waarin ik opgesloten word vanwege een of ander ver weerkaatst geweld ik hoor de dure werkers morrelen tegen de wand gegoten uit mijn eigen geld een blikke stem hard aangezet vertelt weer hoe veilig vrouw en kinderen zijn gelegen ze liggen ergens dapper in een veld onze oppermacht voorspelt dan ook geen regen Ik krijg een puntmuts op die mij belachelijk staat en waar mijn hersens eindeloos van zullen koken ik mag vergeten dat het gaat om haat onder mijn voeten wordt een vuur ontstoken ik voel al hoe de wereld mij ontgaat alle verbindingen worden met kracht verbroken ik stijg van hun uiteindelijke daad waar alles wat bestaat mee wordt gewroken hier kom ik hoor en als ik bof zie ik nog net de open en weer geloken ogen van een kind voor ik ontplof Toen ik nog klein was en dit land nog niet waren de meubelen onwankelbaar nu drijven continenten uit elkaar en vervloeien naar een verveloos verschiet Vorige Volgende