| |
| |
| |
Michelangelo
Acht sonnetten
vertaling Frans van Dooren
6 - Aan paus Julius ii
Als er één spreekwoord is, o heer, dat waar is,
dan is het wel: ‘Wie kan is nooit bereid’.
Gij luistert naar wie lastert en misleidt
en gij beloont wie een vuige leugenaar is.
En ach, ofschoon 't voor ieder zonneklaar is
met hoeveel trouw ik me aan uw opdracht wijd,
bekreunt gij u noch om mijn dure tijd
noch om mijn werk, dat boos en hard en zwaar is.
Eens hoopte ik op uw steun, o hooggeplaatste,
en op uw rechtsgevoel en machtig zwaard,
en niet op dat wat Echo vals weerkaatste.
Maar wát in godsnaam is de deugd nog waard
als hier op aarde iemand die in nood is
vruchten moet plukken van een boom die dood is?
| |
66 - Gebed om vergeving
Misschien opdat ik 't liefdeloze spreken
over andermans fouten leer vermijden,
dat nu mijn ziel, die zich nimmer liet leiden,
tenslotte aan haar hoogmoed is bezweken!
O onder welke vlag, welk legerteken
zou ik op 's werelds slagveld moeten strijden,
als mij, o Heer, in deze barre tijden
uw goddelijke bijstand zou ontbreken?
Och laat uw vlees, uw bloed, uw kruis, uw sterven
mijn wrakke ziel verlossen van het kwaad
dat zoons en dochters van hun vader erven!
O Hoogste Goed, kom mij in deze staat
van zondigheid te hulp: gij ziet mij lijden
dichtbij de dood, maar ver van u gescheiden!
| |
| |
| |
76 - Aan Tommaso Cavalieri
Is 't Gods begeerlijk licht dat onverwacht
mijn ziel doortrilt met ijle flonkeringen,
of is 't een glimp van schoonheid aangebracht
op 't verre spoor van mijn herinneringen,
of is 't iets dat ik hoorde of droomde of dacht
en dat mijn geestesoog vervult van dingen
zo onvoorstelbaar in hun gouden pracht
dat soms de tranen me in de ogen springen?
O welk verlangen is het dat mij voedt
en door welk vuur, o vriend, word ik bevlogen?
O help me en zeg me waar ik zoeken moet!
Dat ik, sinds ik u zag, word meegezogen
door ja en nee, door bitter en door zoet,
komt dat niet voort uit de aanblik van uw ogen?
| |
104 - Aan Tommaso Cavalieri
Toen God vanuit de chaos het bestaan
schonk aan de tijd, de lijdzaamste aller machten,
verdeelde hij die in dagen en in nachten,
domeinen van de zon en van de maan.
En dáar komt ieders levenslot vandaan
en al wat men op aarde kan verwachten:
en zo dool ík, als een door 't licht verachte,
door diepe donkerten van jongs af aan.
En net zoals de nacht steeds meer vergeven
van duisternissen raakt, zo is mijn leven
nu somberder helaas dan toen 't begon.
Maar 't troost me dat mijn nacht, die zwart en dicht is,
dikwijls een klare dag mag worden in de zon
die van úw leven steeds weer 't stralend licht is.
| |
| |
| |
159 - Aan Vittoria Colonna
O hoogverheven vrouwe, om de genade
van uw genegenheid meer waard te zijn
wou ik u eerst uit de overvloed van mijn
liefhebbend hart met diensten overladen.
Maar nu ik heb geleerd tot eigen schade
dat ik niet reiken kan tot uw domein,
vraag ik u om vergeving, en met pijn
besef ik nu de driestheid van mijn daden.
En ik begrijp hoezeer degenen dwalen
die mijn vergankelijke werk vergelijken
met uw genade, die door uit te stralen
talent, kunst en herinnering doet wijken:
geen sterveling kan een geschenk betalen
dat hij zich door de hemel aan ziet reiken!
| |
236 - Aan Vittoria Colonna
Wanneer een beeldhouwer, door God gedreven,
't idee van iemand in zich heeft, kan hij
werkend naar een goedkoop model van klei
met hand en hart aan 't marmer leven geven.
Zo maakt een schilder eerst op gladgewreven
stukken papier een schets alvorens hij
naar een penseel grijpt om zijn schilderij
door 't werk van zijn talent te laten leven.
Ook mij verging het zo: ik was op aarde
een dode vorm, o vrouwe, zonder waarde
tot ik door ú bezield tot leven kwam.
En als gij 't beeld van mij wilt vervolmaken,
laat dan door úw toedoen de felle vlam
die in mij brandt nog feller voor u blaken.
| |
| |
| |
250 - Op Dante
Er past ons niets dan een eerbiedig zwijgen,
zo fel verblindt zijn glans ons doffe oog.
En van 't vervloekte volk dat hem bedroog
vermag geen mens zo ver opwaarts te stijgen.
Hij daalde in de hel af en uit eigen
vermogen klom hij weer naar God omhoog.
Maar ach, terwijl de hemel voor hem boog,
kon hij tot eigen stad geen toegang krijgen.
Ondankbaar volk, dat uw venijn uitbraakte
tegen een man die 't lijden was beschoren
dat slechts terechtkomt bij de meest volmaakten,
bedenk dit ene: hij die door uw toorn
de bitterheid van de verbanning smaakte,
een groter man dan hij werd nooit geboren!
| |
290 - Berouwvolle overgave
Verlost van een ondragelijk gewicht
en van de waan der aarde, o Heer, ontbonden
koerst nu mijn schip geteisterd naar de gronden
waar gij ver van de storm voor anker ligt.
Uw liefde, uw kruis, uw smartelijk gezicht,
uw doornenkroon, uw nagels en uw wonden
geven mijn ziel, die zucht onder haar zonden,
uitzicht en hoop op uw vertroostend licht.
En nu ik in diepe deemoed wil verzaken,
o Heer, aan 't leven dat ik heb geleid,
bespaar mij nu de strengheid uwer wrake!
O help mij nu ik oud ben en bereid
om door úw bloed mijn fouten goed te maken!
Ik bid u, Heer, scheld mij mijn zonden kwijt!
|
|