De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Eva Gerlach Vlucht Eenden 's nachts, losgeraakt van de rietschoot, zwart boven vloeiend zwart, tientallen. Kop aan staart roeiden zij knikkend de stroom dood. Roerloos vergaderd in elkaars kielzog strekten zij onvermoede halzen, log wiekend stonden zij uit hun sporen op. Morsend over het nauwe donker stegen zij; schaterend joegen zij tussen Melkwegen. Glas Goden, bitter oordelend over mij, stonden in de deuropening te kijken, zwart tegen het licht, in grootte elkaars gelijken. Ik hield mij stil als op een schilderij. Zij dekten mij toe met vernis van woorden. Later begon het gooien weer, elk glas moest zingen voor het aan scherven ging, je hoorde aan de toonhoogte wie zijn beurt het was. Turdus iliacus Waakzaam opgericht boven het dampende gras: snavel, die later zijwaarts op de keukenvloer lag, wormloos. Raadsel voor katten, verstijvende dode koperwiek; ‘witte wenkbrauw, koperrode snavel en oksel. Zingt vaak zachtjes in koor in de boomtoppen, trekt vanaf half oktober, wanneer men de scherpe trekroep, een afdalend schor ii, 's nachts veelvuldig boven het stadsgewoel hoort.’ Mevrouw L. Die naast mijn bed het kwaad bezwoer, is dood. Zij rook 's avonds naar zweet, dat is naar kracht. Mijn ziel, rust niet, zong zij. Versterk de wacht. Hoog stond zij in de keuken brood te eten. Hoe lang zult Gij mij voortdurend vergeten. Tussen afval en stof voerde zij strijd tegen wanorde en bederfelijkheid. Het huis dat haar weerstreefde, is gesloopt. Vorige Volgende