De Revisor. Jaargang 8
(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
George Berkeley
| |
[pagina 52]
| |
ogen richt op dat deel van de hemel daarginds, het vermijden de zon te zien? Of is licht of duisternis het gevolg van uw wilsdaad?
Hylas
- Beslist niet.
Philonous
- U bent dus in deze opzichten volkomen passief.
Hylas
- Zeker.
Philonous
- Vertel me nu eens of zien bestaat in het waarnemen van licht en kleuren of in het openen en draaien van de ogen?
Hylas
- Zonder twijfel in het eerste.
Philonous
- Daar u bijgevolg juist in het waarnemen van licht en kleuren volkomen passief bent, hoe staat het dan met die handeling, die volgens u een bestanddeel was van elke gewaarwording? En volgt niet uit wat u hebt toegegeven, dat het waarnemen van licht en kleuren, waar de handeling geen deel van uitmaakt, in een niet-denkende substantie kan bestaan? En is dat geen duidelijke tegenspraak?
Hylas
- Ik weet niet wat ik ervan moet denken.
Philonous
- Bovendien moet u, daar u in elke waarneming een onderscheid maakt tussen actief en passief, dit ook doen in het geval van pijn. Maar hoe kan pijn, ook al is die zo min mogelijk actief als u maar wilt, in een niet-waarnemende substantie bestaan? Kortom, overweeg de zaak nog eens en beken dan openhartig dat licht en kleuren, smaken, geluiden etc. alle in gelijke mate passiesGa naar eindnoot2 of gewaarwordingen in de ziel zijn. U kunt ze inderdaad voorwerpen buiten ons noemen en ze in woorden elke willekeurige existentie toekennen. Maar onderzoek uw eigen gedachten en zeg me dan of het niet is zoals ik zeg?
Hylas
- Ik erken, Philonous, dat ik na een eerlijk onderzoek van hetgeen zich afspeelt in mijn geest, niets anders kan ontdekken dan dat ik een denkend wezen ben, dat geprikkeld wordt door een verscheidenheid aan gewaarwordingen; noch is het mogelijk mij voor te stellen hoe een gewaarwording in een niet-waarnemende substantie zou bestaan. Maar anderzijds, wanneer ik op een andere manier naar de waarneembare dingen kijk en deze beschouw als even zovele bestaanswijzenGa naar eindnoot3 en kwaliteiten, dan acht ik het noodzakelijk een materieel substraat te veronderstellen, daar we ons zonder dit substraat niet kunnen voorstellen dat die kwaliteiten bestaan.
Philonous
- U noemt het materieel substraat? Zegt u alstublieft met welk zintuig u iets dergelijks heeft leren kennen.
Hylas
- Het is zelf niet waarneembaar. Alleen zijn bestaanswijzen en kwaliteiten worden door de zintuigen waargenomen.
Philonous
- U heeft er dus een ideeGa naar eindnoot4 van gevormd door middel van reflectie en redenering, neem ik aan?
Hylas
- Ik beweer niet er een omlijnd positief ideeGa naar eindnoot4 van te hebben. Maar ik concludeer dat het bestaat, omdat ik me niet kan voorstellen dat kwaliteiten bestaan zonder dat ze door iets worden gedragen.
Philonous
- Het lijkt er dus op dat u er alleen een relatieve notie van heeft, oftewel dat u het zich alleen maar voorstelt door u de relatie voor te stellen die het heeft met de waarneembare kwaliteiten.
Hylas
- Precies.
Philonous
- Wees dan zo vriendelijk mij te laten weten waarin die relatie bestaat.
Hylas
- Wordt dat niet voldoende tot uitdrukking gebracht in de term substraat of substantie?
Philonous
- Als dat zo is, dan moet het woord substraat betekenen dat het onder de waarneembare kwaliteiten of eigenschappen is uitgespreid.
Hylas
- Dat klopt.
Philonous
- En dientengevolge ook onder de uitgebreidheid.
Hylas
- Dat is zo.
Philonous
- Het eigen wezen van substraat en uitgebreidheid is dus volkomen verschillend.
Hylas
- Ik zeg u dat uitgebreidheid alleen maar een bestaanswijze is en dat materie iets is dat bestaanswijzen draagt. En is het niet vanzelfsprekend dat het ding dat gedragen wordt verschilt van het ding dat draagt?
Philonous
- Zodat u veronderstelt dat iets wat onderscheiden is van de uitgebreidheid en er niets mee te maken heeft het substraat van de uitgebreidheid is.
Hylas
- Juist.
Philonous
- Zeg eens, Hylas. Kan iets uitgespreid zijn zonder uitgebreidheid te bezitten? Oftewel: zit het denkbeeld uitgebreidheid niet noodzakelijk opgesloten in uitgespreid?
Hylas
- Dat is zo.
Philonous
- Wat het dan ook moge zijn, waarvan u veronderstelt dat het is uitgespreid onder een ding, het moet derhalve zelf uitgebreidheid bezitten los van de uitgebreidheid van het ding waaronder het is uitgespreid.
Hylas
- Inderdaad.
Philonous
- Dientengevolge moet iedere lichamelijke substantie, die het substraat van de uitgebreidheid is, zelf een andere uitgebreidheid bezitten, waardoor het in staat is een substraat te zijn, enzovoorts tot in het oneindige. En ik vraag u of dit op zichzelf niet absurd is en in strijd met wat u zojuist hebt gezegd, te weten, dat het substraat iets was dat onderscheiden was van de uitgebreidheid en er niets mee te maken had.
Hylas
- Jazeker, Philonous, maar u begrijpt me verkeerd. Ik bedoel niet dat de materie in een zeer letterlijke zin onder de uitgebreidheid is uitgespreid. Het woord substraat wordt alleen gebruikt om in het algemeen hetzelfde uit te drukken als het woord substantie.
Philonous
- Goed, laten we dan de relatie die de term substantie inhoudt onderzoeken. Betekent het woord niet dat de substantie onder de eigenschappen staat?
Hylas
- Precies.
Philonous
- Maar moet iets dat onder iets anders kan staan of dit kan dragen niet uitgebreid zijn?
Hylas
- Zeker. | |
[pagina 53]
| |
philonous
- Maar is deze veronderstelling daarom niet even absurd als de vorige?
Hylas
- U vat de dingen nog steeds volkomen letterlijk op. Dat is niet eerlijk, Philonous.
Philonous
- Ik wil niet een bepaalde betekenis in uw woorden leggen; u bent vrij ze uit te leggen zoals u wilt. Ik verzoek u alleen dringend ervoor te zorgen dat ik er iéts onder versta. U zegt me dat materie de eigenschappen draagt of er onder staat. Hoe? Zoals uw benen uw lichaam dragen?
Hylas
- Nee, dat is de letterlijke betekenis.
Philonous
- Zeg dan alstublieft welke betekenis u eraan geeft, letterlijk of niet. - Hoe lang moet ik op een antwoord wachten, Hylas?
Hylas
- Ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik heb altijd gedacht dat ik heel goed begreep wat er bedoeld werd met materie die de eigenschappen draagt. Maar hoe langer ik er nu over nadenk, des te minder begrijp ik ervan; kortom: ik bemerk dat ik er niets van weet.
Philonous
- Het lijkt er dus op dat u geen enkel ideeGa naar eindnoot4 heeft van materie, relatief noch positief; u weet niet wat materie op zichzelf is, noch welke relatie zij heeft met de eigenschappen.
Hylas
- Dat geef ik toe.
Philonous
- En toch beweerde u dat u zich niet kon voorstellen dat kwaliteiten of eigenschappen echt zouden bestaan zonder tegelijkertijd gedragen te worden door materie.
Hylas
- Dat heb ik beweerd.
Philonous
- Dat wil zeggen dat u, wanneer u zich het echte bestaan van kwaliteiten voorstelt, zich al met al iets voorstelt dat u zich niet kunt voorstellen.
Hylas
- Ik geef toe dat ik ongelijk had. Maar toch ben ik bang dat er een of andere drogreden is. Wat denkt u van het volgende? Het schiet me net te binnen dat de oorzaak van al ons dwalen is gelegen in het feit dat u elke kwaliteit apart behandelt. Welnu, ik geef toe dat elke kwaliteit niet afzonderlijk buiten de geest kan bestaan. Kleur kan niet zonder uitgebreidheid, noch kan vorm zonder een andere waarneembare kwaliteit. Maar wanneer verschillende kwaliteiten worden verenigd of vermengd en op die manier volledig waarneembare dingen vormen, dan staat niets ons in de weg om te veronderstellen dat dergelijke dingen buiten de geest bestaan.
Philonous
- U maakt een grapje, Hylas, of u hebt een heel slecht geheugen. Hoewel we inderdaad alle kwaliteiten met naam en toenaam na elkaar onder de loep hebben genomen, had ik niet zozeer de bedoeling uit mijn argumenten of liever uit uw concessies af te leiden, dat de secundaire kwaliteiten niet elk op zichzelf bestonden, maar juist dat ze in hun geheel niet buiten de geest bestonden. We hebben inderdaad, toen we vorm en beweging bespraken, de conclusie getrokken dat deze niet buiten de geest konden bestaan, omdat het zelfs in gedachten onmogelijk was ze te scheiden van alle secundaire kwaliteiten, wat nodig is om ons vorm en beweging als op zichzelf bestaand voor te stellen. Maar dit was niet het enige argument dat toen werd aangevoerd. Ik heb er echter geen bezwaar tegen (waarbij we voorbijgaan aan alles wat tot nu toe gezegd is en er geen waarde aan hechten, als u dat wilt) ons onderzoek hierop te richten. Als u zich kunt voorstellen dat het mogelijk is voor een mengsel of combinatie van kwaliteiten, of voor welk waarneembaar object dan ook, om buiten de geest te bestaan, dan zal ik erkennen dat het werkelijk zo is.
Hylas
- Als het daarop neer komt zal de kwestie snel beslist zijn. Wat is er gemakkelijker dan ons een boom voor te stellen, die op zichzelf bestaat, onafhankelijk is van welke geest dan ook en die daardoor niet wordt waargenomen? Of ons op dezelfde wijze een huis voor te stellen? Ik stel me op dit moment iets voor dat zo bestaat.
Philonous
- Wat zegt u nu, Hylas, kunt u iets zien dat tegelijkertijd niet gezien wordt?
Hylas
- Nee, dat zou een tegenstrijdigheid zijn.
Philonous
- En is het niet een even grote tegenstrijdigheid te praten over het zich iets voorstellen waarvan u geen voorstelling hebt?
Hylas
- Dat klopt.
Philonous
- Bijgevolgd hebt u een voorstelling van de boom of het huis waaraan u denkt.
Hylas
- Hoe zou het anders kunnen?
Philonous
- En wat we ons voorstellen bevindt zich vast en zeker in de geest.
Hylas
- Dat is buiten kijf: iets waarvan we ons een voorstelling vormen zit in de geest.
Philonous
- Hoe kwam u er dan bij om te zeggen dat u zich een huis of een boom voorstelde onafhankelijk van en buiten welke geest dan ook?
Hylas
- Dat was een vergissing; maar wacht even, laat me eens bedenken wat de oorzaak daarvan was. - De dwaling is grappig genoeg. Toen ik aan een boom dacht op een eenzame plaats, waar niemand hem zeg, meende ik me een boom voor te stellen, die onwaargenomen bestond of waaraan niet werd gedacht, en had ik niet in de gaten dat ikzelf me de boom voortdurend voorstelde. Maar nu zie ik duidelijk in dat ik alleen maar denkbeelden in mijn eigen geest kan vormen. Ik kan inderdaad in gedachten het denkbeeld van een boom, of een huis, of een berg, vormen, maar dat is alles. En dit bewijst helemaal niet dat ik me kan voorstellen dat ze buiten de geesten van alle geestelijke wezens bestaanGa naar eindnoot5.
Philonous
- U geeft dus toe dat u zich onmogelijk kunt voorstellen hoe een lichamelijk waarneembaar ding op een andere manier dan in een geest zou bestaan.
Hylas
- Ja.
Philonous
- En toch wilt u vurig vechten voor de waarheid van iets dat u zich niet eens kunt voorstellen.
Hylas
- Ik beken dat ik niet weet wat ik ervan moet denken, maar ik blijf nog met enkele bezwaren zitten. Is het niet zeker dat ik dingen op een afstand zie? Zie we de sterren en de maan bij voorbeeld niet heel ver weg? Is dit niet, zou ik zeggen, | |
[pagina 54]
| |
onmiskenbaar voor de zintuigen?
Philonous
- Neemt u in een droom ook niet deze of soortgelijke voorwerpen waar?
Hylas
- Zeker.
Philonous
- En lijken ze dan ook niet ver weg?
Hylas
- Ja.
Philonous
- Maar daaruit trekt u niet de conclusie dat de droombeelden buiten de geest bestaan?
Hylas
- In geen geval.
Philonous
- U mag daarom uit de manier waarop waarneembare voorwerpen zich voordoen of waarop ze worden waargenomen niet concluderen dat ze zich buiten de geest bevinden.
Hylas
- Dat geef ik toe. Maar misleidt mijn zintuig me in die gevallen niet?
Philonous
- In geen geval. Noch de zintuigen noch de rede zeggen u dat het denkbeeld of het ding dat u onmiddellijk waarneemt feitelijk buiten de geest bestaat. Door middel van de zintuigen weet u alleen dat u geprikkeld wordt door bepaalde gewaarwordingen zoals licht en kleuren, enz. En van deze zult u niet zeggen dat ze zich buiten de geest bevinden.
Hylas
- Akkoord, maar gelooft u, los van dit alles, niet dat het gezichtsvermogen een bepaalde uitwendigheid of afstand suggereert?
Philonous
- Wanneer we een ver verwijderd voorwerp naderen, veranderen de zichtbare grootte en vorm dan voortdurend of lijken ze op alle afstanden hetzelfde?
Hylas
- Ze veranderen continu.
Philonous
- Het gezichtsvermogen suggereert daarom niet of zegt u op geen enkele manier dat het zichtbare voorwerp dat u onmiddellijk waarneemt op een afstand bestaatGa naar eindnoot6, of dat het zal worden waargenomen wanneer u dichterbij komt, want er is een continue reeks van zichtbare voorwerpen die elkaar opvolgen gedurende de hele tijd dat u het voorwerp nadert.
Hylas
- Dat is zo, maar toch weet ik, wanneer ik een voorwerp zie, welk voorwerp ik zal waarnemen, nadat ik een bepaalde afstand heb afgelegd. Het doet er niet toe of het precies hetzelfde is of niet, er wordt in dat geval toch zoiets als afstand gesuggereerd.
Philonous
- Beste Hylas, denk hierover toch nog eens even na en zeg me dan of er iets meer achter zit dan het volgende: u hebt uit ervaring geleerd om uit de denkbeelden die u feitelijk met uw gezichtsvermogen waarneemt, af te leiden door welke andere denkbeelden u geprikkeld zal worden (overeenkomstig de vaste orde in de Natuur) na zo'n bepaalde opeenvolging van tijd en beweging.
Hylas
- Over het geheel genomen houd ik het voor niets anders.
Philonous
- Welnu, wanneer we veronderstellen dat een blindgeboren man plotseling weer kan zien, is het dan niet duidelijk dat hij in het begin niet in staat is te ervaren wat het gezichtsvermogen mogelijkerwijs kan suggereren?
Hylas
- Dat is duidelijk.
Philonous
- Hij zou dus volgens u geen enkel idee hebben van een afstand die verbonden is met de dingen die hij ziet, maar zou ze beschouwen als een nieuwe serie gewaarwordingen die alleen in zijn geest bestaan.
Hylas
- Dat valt niet te ontkennen.
Philonous
- Om het echter nog duidelijker te maken, vraag ik u of afstand niet een lijn is met één kant naar het oog gericht.
Hylas
- Dat klopt.
Philonous
- En kan zo'n lijn door de ogen worden gezien?
Hylas
- Nee.
Philonous
- Volgt daaruit niet dat afstand niet echt en onmiddellijk door het gezichtsvermogen wordt waargenomen?
Hylas
- Het lijkt erop.
Philonous
- Nogmaals, bent u van mening dat kleuren zich op een afstand bevinden?
Hylas
- Ik moet erkennen dat ze zich alleen in de geest bevinden.
Philonous
- Maar lijkt het niet alsof we kleuren op dezelfde plaats te zamen met uitgebreidheid en vormen zien bestaan?
Hylas
- Zeker.
Philonous
- Hoe kunt u dan op grond van het gezichtsvermogen concluderen dat vormen buiten ons bestaan, terwijl u beweert dat zoiets voor kleuren niet geldt? De zichtbare verschijning is namelijk voor beide precies dezelfde.
Hylas
- Ik weet niet wat ik hierop moet antwoorden.
Philonous
- Maar zelfs al zouden we ervan uitgaan dat afstand echt en onmiddellijk door de geest werd waargenomen, dan zou daar toch niet uit volgen dat afstand buiten de geest bestond. Want alles wat onmiddellijk wordt waargenomen is een denkbeeld en kan een denkbeeld buiten de geest bestaan?
Hylas
- Het zou absurd zijn zoiets te veronderstellen. Maar zeg me eens, Philonous, kunnen we niets anders waarnemen of kennen dan onze denkbeelden?
Philonous
- Het gaat er in ons onderzoek niet om dat we oorzaken rationeel afleiden uit gevolgen. En u kunt het beste aan de hand van de zintuigen zeggen of u ooit iets waarneemt dat niet onmiddellijk wordt waargenomen. En ik vraag u of de dingen die onmiddellijk worden waargenomen iets anders zijn dan uw eigen gewaarwordingen of denkbeelden. U hebt uzelf inderdaad verschillende malen in de loop van dit gesprek over deze kwesties nader verklaard. Maar het lijkt erop dat u, te oordelen naar deze laatste vraag, uw vroegere standpunt heeft verlaten.
Hylas
- Om de waarheid te zeggen, Philonous, denk ik dat er twee soorten voorwerpen zijn: de ene soort wordt onmiddellijk waargenomen en noem ik eveneens denkbeelden; de andere zijn echte dingen of voorwerpen buiten ons die worden waargenomen door middel van denkbeelden, die er de beelden en weergave van zijn. Welnu, ik geef toe dat de denkbeelden niet buiten de geest bestaan, maar de tweede soort voorwerpen wel. Het spijt me dat ik niet eerder aan dit onderscheid heb gedacht. Het zou uw uiteenzetting waar- | |
[pagina 55]
| |
schijnlijk zeer hebben bekort.
Philonous
- Worden die voorwerpen buiten ons met de zintuigen waargenomen of met een ander vermogen?
Hylas
- Met de zintuigen.
Philonous
- Wat! Wordt er iets met de zintuigen waargenomen, dat niet onmiddellijk wordt waargenomen?
Hylas
- Ja, Philonous, tot op zekere hoogte is dat zo. Wanneer ik bij voorbeeld naar een portret of standbeeld van Julius Caesar kijk, dan kan men in zekere zin zeggen dat ik hem waarneem (hoewel niet onmiddellijk) met mijn zintuigen.
Philonous
- Het lijkt er dus op dat volgens u onze denkbeelden die uitsluitend onmiddellijk worden waargenomen afbeeldingen van voorwerpen buiten ons zijn. En dat deze voorwerpen ook met de zintuigen worden waargenomen, voor zover zij overeenkomen met onze denkbeelden of daarop lijken.
Hylas
- Dat bedoel ik.
Philonous
- En op dezelfde manier als Julius Ceasar ondanks zijn onzichtbaarheid door het gezichtsvermogen wordt waargenomen, zo worden de echte dingen, die op zichzelf onwaarneembaar zijn, door de zintuigen waargenomen.
Hylas
- Precies.
Philonous
- Zeg eens, Hylas, wanneer u een portret van Julius Caesar bekijkt, ziet u dan iets meer dan wat kleuren en vormen met een bepaalde symmetrie en een zekere samenstelling van het geheel?
Hylas
- Niets meer.
Philonous
- En zou iemand die nooit van Julius Caesar had gehoord niet hetzelfde zien?
Hylas
- Zeker.
Philonous
- Zijn gezichtsvermogen en het gebruik ervan zijn dientengevolge net zo volmaakt als het uwe.
Hylas
- Daar ben ik het mee eens.
Philonous
- Hoe komt het dan dat uw gedachten uitgaan naar de Romeinse keizer en de zijne niet? Dit kan niet het gevolg zijn van de gewaarwordingen of zintuiglijke denkbeelden die u op dat moment waarneemt, daar u erkende dat u in dat opzicht niet in het voordeel was. Lijkt het daarom niet het gevolg van de rede en het geheugen?
Hylas
- Dat zou kunnen.
Philonous
- Dientengevolge volgt uit het voorbeeld van Julius Caesar niet dat er iets met de zintuigen wordt waargenomen dat niet onmiddellijk wordt waargenomen. Hoewel ik toegeef dat het in één geval acceptabel zou zijn om te beweren dat we waarneembare dingen indirect met de zintuigen waarnemen, namelijk in het geval dat een bepaald zintuig denkbeelden onmiddellijk waarneemt en, omdat er een vaak waargenomen verband bestaat, in de geest andere denkbeelden oproept, die wellicht bij een ander zintuig horen, maar die er gewoonlijk mee worden verbonden. Wanneer ik bij voorbeeld een koets door de straat hoor rijden, dan neem ik alleen het geluid onmiddellijk waar; maar omdat ik uit ervaring weet dat zo'n geluid verbonden is met een koets, zegt men dat ik een koets hoor. Het is niettemin duidelijk dat in werkelijkheid en strikt genomen alleen maar geluiden kunnen worden gehoord. En de koets wordt dus niet echt waargenomen door de zintuigen, maar gesuggereerd door de ervaring. Iets dergelijks is het geval, wanneer men zegt dat we een roodgloeiende ijzeren staaf zien; de vastheid en de hitte van de staaf kunnen we niet zien, maar die worden in de verbeelding opgeroepen door de kleur en de vorm, die in feite door het gezichtsvermogen worden waargenomen. Kortom, alleen die dingen worden werkelijk en strikt genomen door een zintuig waargenomen, die ook zouden zijn waargenomen, wanneer datzelfde zintuig ons dan voor het eerst zou zijn geschonken. Wat de andere dingen betreft is het duidelijk dat zij alleen in de geest worden opgeroepen door ervaring, die gebaseerd is op vroegere waarnemingen. Maar laten we terugkeren naar uw vergelijking met het portret van Caesar. Het is duidelijk dat u, wanneer u die vergelijking handhaaft, van mening moet zijn dat de echte dingen of archetypenGa naar eindnoot7 van onze denkbeelden niet met de zintuigen worden waargenomen, maar door middel van een of ander inwendig vermogen van de ziel, zoals de rede of het geheugen. Ik zou daarom graag willen weten welke argumenten u aan de rede kunt ontlenen voor het bestaan van wat u echte dingen of materiële voorwerpen noemt. Of u herinnert zich dat u ze vroeger heeft gezien zoals ze op zichzelf zijn; óf u hebt gehoord of gelezen dat iemand ze heeft gezien.
Hylas
- Ik merk, Philonous, dat u in de stemming bent om te schertsen, maar dat zal me nooit overtuigen.
Philonous
- Ik wil alleen maar van u te weten komen hoe ik kennis kan verkrijgen van materiële dingen. Alles wat we waarnemen wordt òf direct door de zintuigen waargenomen, òf indirect door de rede en de reflectie. Daar u echter de zintuigen hebt uitgesloten, wil ik graag horen welke reden u hebt om in het bestaan van materiële dingen te geloven. Of van welk medium u mogelijk gebruik kunt maken om mijn of uw eigen verstand van dat bestaan te overtuigen.
Hylas
- Om eerlijk te zijn, Philonous, nu ik er nog eens over nadenk, merk ik dat ik u er geen enkele goede reden voor kan geven. Maar het volgende lijkt tamelijk duidelijk: het is op z'n minst mogelijk dat dergelijke dingen echt bestaan. En zolang het niet absurd is dit te veronderstellen, ben ik vastbesloten het te blijven geloven, totdat u goede redenen voor de tegenovergestelde opvatting aanvoert.
Philonous
- Wat! Zijn we al zover, dat u alleen maar gelooft in het bestaan van materiële voorwerpen en dat uw geloof enkel gebaseerd is op de mogelijkheid dat het waar is? Vervolgens wilt u dat ik tegenargumenten naar voren breng, terwijl een ander het redelijk zou vinden dat de bewijslast rust bij degene die een stelling poneert. En per slot van rekening heeft u in feite meer dan eens tijdens dit gesprek goede redenen gezien om juist deze opvatting, die u nu zonder enige reden vastbesloten bent te verdedigen, te laten varen. Maar laten we dit alles door de vingers zien. Wanneer ik u goed begrijp, dan zegt u dat onze denkbeelden niet buiten de geest | |
[pagina 56]
| |
bestaan, maar dat het kopieën, beelden of weergaven zijn van bepaalde originelen, waarvoor dat wel geldt.
Hylas
- Dat is juist.
Philonous
- Zij lijken dus op dingen buiten ons.
Hylas
- Dat klopt.
Philonous
- Bezitten die dingen een stabiele en permanente natuur, onafhankelijk van onze zintuigen; of veranderen ze voortdurend, doordat onze lichamen bewegen, of doordat we onze vermogens of zintuigen uitschakelen, inspannen of veranderen?
Hylas
- Het is duidelijk dat werkelijke dingen een onveranderlijk en echt wezen bezitten dat ondanks een verandering in onze zintuigen, of in de houding en beweging van onze lichamen, hetzelfde blijft; deze veranderingen kunnen inderdaad invloed uitoefenen op de denkbeelden in onze geest, maar het zou absurd zijn te denken dat zij dezelfde invloed zouden hebben op de dingen die buiten de geest bestaan.
Philonous
- Hoe is het dan mogelijk dat onze voortdurend vloeiende en veranderende denkbeelden kopieën of beelden zouden zijn van iets dat onveranderlijk en constant is? Of met andere woorden: daar alle waarneembare kwaliteiten zoals grootte, vorm, kleur, enz., dat wil zeggen al onze denkbeelden voortdurend veranderen door een wijziging in de afstand, in het medium of in de zintuiglijke organen, hoe kunnen dan nauwkeurig bepaalde materiële voorwerpen juist worden weergegeven of afgebeeld door een heleboel verschillende dingen, die elk op zich zo anders zijn dan de rest en helemaal niet op elkaar lijken? Of wanneer u zegt dat ze op slechts enkele van onze denkbeelden lijken, hoe zullen we de echte kopie dan kunnen onderscheiden van alle onware?
Hylas
- Ik beken dat ik het spoor bijster ben, Philonous. Ik weet niet wat ik hierop moet zeggen.
Philonous
- Maar dat is nog niet alles. Zijn materiële voorwerpen op zichzelf waarneembaar of niet?
Hylas
- Alle denkbeelden kunnen echt en onmiddellijk worden waargenomen. Daarom zijn alle materiële dingen op zichzelf niet waarneembaar en kunnen ze alleen via hun denkbeelden worden waargenomen.
Philonous
- Dus denkbeelden zijn waarneembaar en hun archetypen of originelen zijn dat niet.
Hylas
- Precies.
Philonous
- Maar hoe kan iets dat waarneembaar is lijken op iets dat niet waarneembaar is? Kan een echt ding dat op zichzelf onzichtbaar is op een kleur lijken? Of kan een werkelijk voorwerp dat niet hoorbaar is op een geluid lijken? Kortom, kan iets op een gewaarwording of denkbeeld lijken zonder zelf een gewaarwording of denkbeeld te zijn?
Hylas
- Waarschijnlijk niet.
Philonous
- Kan hierover nog twijfel bestaan? Kent u uw eigen denkbeelden niet door en door?
Hylas
- Zeker, daar iets wat ik niet waarneem of weet geen deel van mijn denkbeeld kan zijn.
Philonous
- Overdenk de zaak nog eens en onderzoek uw denkbeelden. En vertel me vervolgens of er iets in zit dat buiten de geest kan bestaan; of dat u zich kunt voorstellen dat iets wat erop lijkt buiten de geest bestaat.
Hylas
- Bij nader onderzoek merk ik dat het onmogelijk is me voor te stellen of te begrijpen hoe iets anders dan een denkbeeld kan lijken op een denkbeeld. En het is buitengewoon duidelijk dat geen enkel denkbeeld buiten de geest kan bestaan.
Philonous
- Bijgevolg bent u op grond van uw principes gedwongen de werkelijkheid van de waarneembare dingen te ontkennen, daar deze volgens u bestond in een absoluut bestaan buiten de geest. Dat wil zeggen dat u een volslagen scepticus bent. Dus heb ik mijn doel bereikt; ik heb namelijk aangetoond dat uw principes tot scepticisme leiden.
Hylas
- Voorlopig ben ik, hoewel niet volkomen overtuigd, tenminste tot zwijgen gebracht.
Philonous
- Ik zou willen weten wat u nog meer verlangt om volledig overtuigd te raken. Heeft u niet de vrijheid gehad uzelf op alle mogelijke manieren nader te verklaren? Werden kleine vergissingen in de loop van het gesprek aangegrepen en uitgebuit? Of mocht u niet alles wat u aandroeg terugnemen of versterken, zoals dat u het beste uitkwam? Is er niet naar alles wat u naar voren bracht geluisterd en is het niet met de grootst mogelijke redelijkheid onderzocht? Kortom, bent u niet op elk punt overtuigd door woorden uit uw eigen mond? En als u op dit moment ook maar één zwakke plek kunt ontdekken in een van de concessies die u gedaan heeft, of nog een uitvlucht, een nieuw onderscheid, voorwendsel of welk commentaar dan ook kunt bedenken, waarom doet u dat dan niet?
Hylas
- Een beetje geduld, Philonous. Op het ogenblik ben ik zo verbaasd mezelf verstrikt en als het ware gevangen te zien in de doolhoven waarin u me hebt gelokt, dat u niet van mij kan verwachten dat ik plotseling de uitgang kan vinden. U moet me de tijd gunnen om me heen te kijken en weer tot mezelf te komen.
Philonous
- Luister eens, is dat niet de klok van de universiteit?
Hylas
- Hij roept op voor de gebeden.
Philonous
- Als u wilt, zullen we daar heen gaan en elkaar hier morgenochtend opnieuw ontmoeten. Ondertussen kunt u uw gedachten laten gaan over het gesprek van deze morgen en proberen er een drogreden in te ontdekken of trachten nieuwe wegen te vinden om uit het doolhof te komen.
Hylas
- Afgesproken. |
|