De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Piet Meeuse Interlokaal I Dit telefonisch landschap is het koninkrijk der zwaluwen, die langs uitbundiger lijnen de bedrading beheren dan mogelijk lijkt: hun scheervluchten, geïnspireerd als ze schijnen op het geometrisch voortgolvend krakeel, beschrijven de lyriek van het spoorloos verdwijnen van elk bericht in een volmaakte codering die veel wegheeft van wat in die Japanse houtsnede over het ritmisch raadsel van de zee wordt meegedeeld. II Mijn telefonisch landschap: vermomd als koperdraad razen de stemmen over mijn intieme weiden - een stilte waarin horen en zien me vergaat. Wie dit panisch fluisteren aftapt moet bij de zwaluwen te rade gaan, die tegen het blauw in magisch schoonschrift het geheim afscheiden dat het Babel der draden nooit prijsgeeft aan jou, aan het eind van de lijn. Want al mijn woorden stranden in je oor als vis waarmee de prauw terugkeert uit de zee van die Japanse prent: de vangst smaakt je maar half als je de storm niet kent. Sterke tanden 't Zijn sterke tanden die het lachen dragen, wist ik, schokkend, oog in oog met de maan op het terras, een bierglas in de hand. Of ik dronken was. Ik hief het hoog de nacht in, blaffend. Iedereen was weg. Alleen mijn tanden in hun dubbele kring stonden er nog en klapten geestdriftig. Ik moest zo bijtend lachen (O, maan, zo vluchtig bewandeld met zweefsprongen door plaspoppen met zweetklieren, van hier ontsnapt. O, o, ik eet je op, grote bloterd!) dat het niet zonder tranen kon, die reepjes koude nacht over mijn wangen legden. Toen viel ook nog mijn glas aan scherven. Zeer gesterkt keerde ik terug naar binnen, trots mijn tanden dragend en bereid tot vèrgaande verwoestingen. Vorige Volgende