De Revisor. Jaargang 8(1981)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Cees Nooteboom Sneeuw Alsof het in jouw hoofd niet sneeuwt! Alsof ook bij jou de herinnering er niet als sneeuw uitziet, sneeuwend omlaag valt op alles, en alles vervormt. Een gedachte aan ons daalt over het vroeger zo zonnige landschap. Die tweemaal zachtglooiende heuvels, ginds, in de bocht, bij die palmen, dat zijn onze personen. Zij liggen daar goed op het strand. Boeken van ijs, sigaretten van sneeuw, twee overgebleven toeristen in de verleiding van ijsland, geblakerd in licht van kristal. Zo vergeten wij ons en vallen, wit en geluidloos, over alles van eerdere tijden; wij dwarrelen, zwevend en dansend, over het wit van iets niet. i Maschi De gemaskerde roeiers kwamen voor hem, de schaal die niet mocht breken, de zo dunne schaal van glanzende aarde in hun boot. Zij kenden het duister waarin hij verkeerde, zij waren zijn lot en zijn noodlot. Hij stond stil, zag de kraaien op het stenen strand die altijd de vogels verjoegen, zag hoe het web van de spin sluier werd om de kop van de windvaan. Hij hoorde het water. Oneindig was alles. Zijn gestalte tussen de omgekeerde boten, het drijfhout tegen de steiger. De roeiers streken hun riemen, meerden, en gingen aan land. Toen hoorde hij onhoorbaar het breken van iets dat zo zacht was als ogen. Een gezicht dat hij nooit meer zou zien. Vorige Volgende