dellijk na het ontwaken grijpt hij zijn notitieboekje en daar schrijft hij de verhalen in die hij 's nachts beleefd heeft.
‘Misschien dat iemand ze voor mij verklaren kan.’
Ik kan het wel, geef maar op. Geen droom die je niet verklaren kunt. Sterker: dromen kun je veel beter verklaren dan het gewone dagelijkse leven. Het verschil tussen droom en leven is juist dit: droom heeft meer vorm, en het leven heeft meer structuur. Daarom is het leven, ik bedoelde het gewone, vervelende leven van alledag, de manier waarop je je boodschappen doet bijvoorbeeld, veel standvastiger, en harder en daarom keert het leven elke dag terug en heeft elke dag dezelfde indeling. Als de dagen niet gescheiden waren door nachten, had je die repetitie niet, maar iets anders: golven, of bloemen van een kortstondig leven en als daar mensen in zouden voorkomen zouden die geen persoonlijkheid hebben, ze zouden verwisselbaar zijn, een verschijnsel dat zijn kracht zou ontlenen aan de snelheid waarmee het zich manifesteert. Het dagelijkse leven ontleent zijn kracht daaraan dat het dagelijks terugkeert.
Materiaal. Beschrijving van niet aanwezig materiaal.
Iets over mijn omgeving. Ik heb een omgeving. Draag ik, in een dichtgeritst tasje, in de zijzak van mijn jas.
Dat je je gevoelens kunt besturen door alcohol te drinken is nieuw voor me. Het zal ook wel met benzine lukken, of met een andere vluchtige stof - als je bloed er maar sneller van stroomt, dan stromen je gevoelens ook: je moet, net als op je fiets, een zekere snelheid hebben om goed te kunnen sturen en ik denk dat voor wie gevoelens een probleem zijn, dit stilstaande gevoelens zijn.
Sommige gevoelens staan niet stil, maar komen steeds terug.
's Morgens, bij het wakker worden, zie ik L. het grootst.
Toen de Japanse Zenmeester Y na urenlang peinzen opstond en op de witte muur de plaats wees waar men de spijker voor het schilderij moest slaan - deed hij dat voor de tweede keer. De eerste keer had hij precies dezelfde plek aangewezen. De tweede aanwijzing was dus overbodig als instructie, maar niet als bewijs. Hij had een instructie gegeven en hij had laten zien dat zijn instructie juist was.
Iets verbergen door te verdwijnen.
Ik had mezelf graag gezien, de trappen afdalend. Een hand in de zak, de andere vrije arm los in een goed gesneden mouw in schokkende bewegingen, want ik neem de treden bij tweeën tegelijk. De bezoekers keken naar mij en er werd gepraat over mij. Ik was op weg naar het toilet en men zal gedacht hebben: hij gaat naar het toilet.
Hij zit op een stoel. Aan een tafel. Aan een tafel gezeten, achter het schaakbord, maar ook aan mijn bureau voel ik me tamelijk onverzettelijk, hetgeen zich - dat kun je in de kranten lezen - weerspiegelt in mijn spel. Mijn vrienden weten beter. Een soort muziek is het. Ik speel saai, volgens het publiek dat zich tot oordelen bevoegd acht.
Mijn tegenstander dacht dat ik sliep. Ik dacht dat mijn tegenstander sliep. Tot zijn hand zich uitstrekte. Zijn vingers stonden gestrekt om de toren, die hij vervolgens opnam en neerzette op de plaats waar hij zou worden ingewisseld tegen een paard - tien zetten later en ik zag dat hij aarzelde. Hij bewoog niet, tot hij eindelijk zijn hand, leeg, bij zich terugtrok.
*
Er heerst een vreemde stemming in onze kamer. Wessel staat voor het bord, het krijtje danst in het holle van zijn hand, hij heeft een idee en toch... het lijkt alsof hij iets niet begrijpt. Hij heeft het opgeschreven, iets over de dood.
‘Over de dood?’
Nee, dat was duidelijk, dat had ie weer uitgeveegd. Ja, over de dood. Over hoe vaak iets gebeurde in ons leven. Er is niets in ons leven dat niet vaker dan 1× gebeurt; pas als iets vaker gebeurt is het een bouwsteen van onze geest, ons leven bestaat uit herhaling, anders zouden we het niet eens kennen. Het enige wat zich niet herhaalt in ons leven is het einde en daarom kennen we het niet...
Ik zag 'm knoeien. We leken niet van plan hem te helpen. Als iets twee keer gebeurt, zei hij, impliceert dit dan dat het tussen die twee gebeurtenissen in niet gebeurt? Heeft het dan zin om te zeggen dat iets gebeurt, als het evengoed ook niet gebeurt?
‘Het gebeurt.’
‘Dat zeg je niet. Je zegt dat iets is gebeurd. Of niet is gebeurd.’
En hoe nemen we een bepaalde toestand waar, als die toestand nooit verandert? Hoe hebben we die toestand ooit onderscheiden? Theoretische vragen. Je hebt er niets aan als je ze niet theoretisch beantwoordt en met die antwoorden je wereld bouwt en daar waren we mee bezig.
W. veegde het bord schoon en keerde zich - zoekend waar hij de wisser kon uitkloppen, hij opende het raam - naar mij om: dat er niet zo veel leven is in de wereld als met woorden kan worden aangeduid, want die woorden gebruik je steeds weer opnieuw.