K.P. Kaváfis
Vroege gedichten
vertaling G.H. Blanken
De zeeslag
Wij zijn vernietigd daar bij Salamis.
Ach en wee, moeten wij zeggen, ach en wee.
Wij bezitten steden als Ekbatana en Susa,
en Persepolis - de mooiste plaatsen.
Wat zochten wij daarginds bij Salamis,
dat wij er vloten brachten voor een zeeslag.
Nu zullen wij teruggaan naar ons Ekbatana,
we zullen gaan naar ons Persepolis, naar Susa.
We zullen gaan, maar niet als vroeger daar genieten.
ai - ai, ai - ai, ai - ai; die zeeslag, waarom
moest die gestreden worden, waarom verlangd.
ai - ai, ai - ai, ai - ai; waarom moesten wij
op expeditie gaan, waarom alles achterlaten
en gindsheen trekken om jammerlijk een zeeslag te gaan leveren.
Waarom moet het zó zijn: nauwelijks heeft iemand
de vermaarde steden Ekbatana, en Susa,
en Persepolis, of dadelijk verzamelt hij een vloot
en trekt uit tegen de Grieken voor een zeeslag.
Ach ja, zeer zeker; laten wij verder niets meer zeggen:
ai - ai, ai - ai; ai - ai, ai - ai.
Ach, ja inderdaad; wat blijft ons verder nog te zeggen:
oktober 1899
Behalve de 154 gedichten, vertaald in Verzamelde Gedichten I (Athenaeum-Polak & Van Gennep), schreef K.P. Kaváfis nog vele andere, die buiten dat officiële oeuvre zijn gebleven. In een tweede bundel zal professor Blanken een vertaling van 95 jeugdverzen en anekdota geven. De groep anekdota, ‘onuitgegeven’ verzen, omvat al die gedichten welke Kaváfis om uiteenlopende redenen tot zijn dood in zijn portefeuille heeft gehouden. De meeste daarvan zijn pas in 1968 bekend geworden door een uitgave van de Griekse Kaváfis-kenner G.P. Savidhis.