De Revisor. Jaargang 7
(1980)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Robert Anker
| |
IIGroeiend in dit landschap
raakte ik langzaam ingepolderd.
Bosman hield mij droog; de zoon
trok alles recht met 1 gemaal.
Nu lig ik open langs de kant
in het horten van de wind.
Landschap, zwerver op doorreis!
Bevrucht met grassen, water, heimwee.
Wie vindt mij, leidt mijn nieuwe stappen
naar draineermachine, dragline?
Een trekker met één oog? De boer?
De kop die hij zich krabt, zingt:
‘Mooi hè, die verkaveling?’
Voor een antwoord wijkt hij uit.
Een brede rug behoeft geen wind,
maar stuurt een wiel een berm in die bloeit.
Stuifmeel hecht zich aan het oog.
Wat daaraan onttrokken wordt
verzet zich later in een woord,
steeds een woord te laat.
Wat onbenoemd blijft groeit
met wat is vastgelegd.
| |
[pagina 17]
| |
IIIIk stoot de ruitesproeier aan.
Plaatjes wellen op het raam.
Hooiland om het dorp,
een tuin ter grootte van een kind,
oma Duck voor in de winter.
Er ging iets mis in de lantaarn.
Schroeilucht, mica boog het beeld uiteen.
Wat bleef komt helder op het glas:
een roeier in verworden landschap,
ogen op het dorp gericht,
oevers wijkend voor zijn rug.
Wie doet de lamp weer aan
nu Lely op de horizon het water
sneller stromen laat dan afscheid?
Bestendigd slotbeeld, afgehaakt,
terwijl de polonaise buiten gaat?
Het bootje hapert naar de wissers
in de hoek breng ik mijn adem
op het glas, signeer.
Cheers!
IJs rinkelt in het hart.
| |
IVLater trekt het uitzicht
dicht van eigen warmte
stap ik uit. Mist.
Wat voor de hand ligt, krijgt contour,
alles al aanwezig, roerloos,
op de bodem van dit dal:
de brug heeft nog geen overkant,
het pad leidt naar zichzelf,
geluid wacht buiten op vervoer.
Hier is het waar ik steeds
vandaan kom. Riet
voor wie mij vinden wil.
Het is een god die bovenin
licht naar binnen schenkt:
het leven komt op gang, versmalt zich,
sloten trekken recht,
asfalt geeft bestemming, auto's,
luchtverplaatsing zonder wind.
De boer verdwijnt in melk.
De wereld reist, ook Bosman
schoof op onder de zon.
Kinderen rijden mij bijna om.
Ik kan niet langer blijven staan.
Stap ik in.
Voor een leven achter glas.
|