Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 6 (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 6
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 6

(1979)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

[Gemengde gevoelens]



illustratie

Krol versus Balk versus Krol

Gerrit Krol schreef in de NRC een kolom met een passage over de analyse die F. Balk-Smit Duyzentkunst in De Revisor VI/4 gaf van Vasalis' ‘Tijd’. Zij reageerde met een ingezonden brief, die, omdat het een reactie op de ‘Achterpagina’ betrof, niet werd geplaatst. Haar brief ging wel naar Krol, die terugschreef. Daarop reageerde F. Balk weer. Inmiddels had T. van Deel al naar aanleiding van Krols Kolom en F. Balks eerste reactie een kort ‘gemengd gevoel’ geschreven.

(Red.)

Aan Gerrit Krol,
t.b.v. zijn schaamte

Hè wat vervelend nu, heb ik altijd gedacht Gerrit Krol, die is wiskundige en hij schrijft, dus hij zal ook wel kunnen lezen, maar nee, helemaal niet.

 

1. Ik zeg, schrijft hij, dat ‘we hier te maken hebben met een onophefbare paradox’ en hij doet of dat ‘hier’ slaat op het gedicht Tijd van Vasalis. Maar, zoals ik nauwgezet en ondubbelzinnig vermeld, het slaat op een heel ander gedicht (wel van Vasalis, ja), dat ik dan ook citeer natuurlijk. Niks onophefbare paradox in Tijd. Integendeel: een opgeheven paradox. Ik laat de voorwaarde zien waaronder ‘ik leef langzaam’ een ware bewering is en die waaronder ‘ik leef snel’ dat is, en leg uit hoe die twee voorwaarden in de tekst zitten. Ik ontkoppel die twee nu juist zo aardig. Dat kan toch niet te moeilijk zijn voor een wiskundige? En mijn pathetische ‘onophefbare paradox’ geldt uiteraard slechts het laatste stadium van radeloosheid van mensen die De Ene en Enige Waarheid zoeken (waartoe ook Gerrit Krol af en toe behoort). Maar daarover gaat dat àndere gedicht.

 

2. Krol zegt dat ik ‘de metafoor als bewijsmateriaal gebruik’. Dat doe ik wel, maar slechts als extra ondersteuning van mijn argumenten voor de ontkoppeling. Inderdaad, die oudste steen (de metafoor dus) kan gemist worden; voor mijn betoog althans.

 

3. Mogelijk vindt Gerrit Krol al dat Tijd schrijven maar onzin; nou, ik niet toevallig, als het goed gebeurt tenminste. En hij suggereert toch maar dat mijn kwalificatie ‘onophefbare paradox’ een taalkundige oplossing zou zijn. Goddank niet. Taalkundigen nemen evenmin genoegen met een paradoxale oplossing als wiskundigen. Daar zal Exacte Krol wel van ophoren.



illustratie

[pagina 67]
[p. 67]

4. Er staat in zijn stuk: ‘Kousbroek heeft gelijk en Vasalis' gedicht bevat een fout’. Hij presenteert het zó dat ik er niet zeker van ben of hij dat meent, al vrees ik van wel. Maar het stáát er. Letterlijk. En dat is schadelijk. En jammer. Want ik heb niet alleen gelijk, ik wil het ook krijgen, wat, zoals Annie Romein ons voorhield, nog moeilijker is. Zeker als je geen NRC-Handelsbladredacteur bent.

 

F. Balk-Smit Duyzentkunst

Groningen, okt. '79

Geachte mevrouw Balk-Smit Duyzentkunst,

 

De aardigste zin in uw stuk vond ik: ‘Nul is ongelijk aan nul; dát is nog eens relatief’ (uit 't hoofd geciteerd, ik heb uw stuk niet bij de hand). Ik dacht, ah, 't kan de schrijfster ook niet zoveel schelen of 't nu dit of dat is.

De draai die ik aan mijn stukje gaf (Kousbroek gelijk, gedicht fout & overbodig) vond ik ook pas op 't moment dat ik de envelop dichtplakte, dus envelop weer open, stukje herschreven, uw bevindingen herschreven zodanig dat ze mij 't beste uitkwamen, zo doe ik dat, ook met mijn eigen bevindingen. 't Is tenslotte literatuur en 't moet tenslotte leesbaar (en voor een krant: in één keer leesbaar) zijn.

Ik ben er met A, die 't voor u opnam, bijna voor op de vuist gegaan, niet uit boosheid natuurlijk, maar om het principe: ik schrijf fictie. Waar dat overeenkomt met de waarheid of de werkelijkheid vind ik, zo voel ik dat, vaste grond voor mijn ene voet zodat ik de andere voet vrij heb om iets om te laten kukelen, daar geef ik dan zo gezegd een schop tegenaan. Ik doe dat bij voorkeur met mijn eigen verzinsels, maar als ik onderweg sterke ideeën van anderen tegenkom, betrek ik die er ook bij.

Ik heb geen enkel polemisch talent, dus wie gelijk heeft, of krijgt kan me niets schelen. Volgens mij heeft Kousbroek ongelijk, maar ik heb er niets op tegen door mijn eigen tekst overtuigd te worden van het tegendeel. Ik ben, 't spijt me dat ik u moet bijvallen, een slecht lezer. Terwijl ik lees, vervormt zich de tekst al, in mij. Ik vond uw stuk heel aardig en zwierig, anders had ik uw naam niet genoemd. Enzovoort, enzovoort. (Als u tegenover me zat, zou ik nog een tijdje doorgaan).

 

Met vriendelijke groet,

Gerrit Krol

Amsterdam, 5 november 1979

Geachte heer Krol,

 

Over dat principe valt inderdaad het nodige te knokken en daar wil ik best eens voor gaan zitten, al of niet tegenover u.

Iets anders echter komt me zeker zo ernstig voor:

Uw fictie-principe maakt op mij de indruk dat er twee uitersten zijn in uw visie: de wiskunde en de kunst. Ik denk dat uw vertrouwen in de wiskunde anders is dan in de kunst (groter of kleiner durf ik niet te zeggen), en dat u binnen de logica van de exacte wetenschappen wat minder nonchalant omspringt met uw eigen of andermans gelijk dan u ons allen zo grootmoedig toestaat in de literatuur. U zult toch niet zonder meer genoegen nemen met iemand die u wil afstrijden dat twee maal twee vier is. Wel, naar mijn overtuiging permitteert u zich iets dergelijks met betrekking tot de logica van de natuurlijke taal (die de ‘wiskundige’ logica insluit; o, deze bijzin is dubbelzinnig; ik bedoel: De logica van de wiskunde wordt door die van de natuurlijke taal ingesloten, de natuurlijke taal bevat de logica van de exacte wetenschappen. Lezen kan best geleerd worden.)

Maar ja, u wilt helemaal niet vechten, begrijp ik (‘geen enkel polemisch talent’ zegt u). Dan maar niet. Blijft weinig anders over dan die vuist om op te gaan. Misschien toch maar beter dat ik niet tegenover u zit.

 

Evengoed de hartelijke groeten van F. Balk-Smit Duyzentkunst


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Frida Balk-Smit Duyzentkunst

  • Gerrit Krol


datums

  • oktober 1979

  • 5 november 1979