De Revisor. Jaargang 6(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende K.P. Kaváfis Onderlinge samenhang, naar Baudelaire De geuren inspireren mij zoals muziek, zoals het ritme, zoals mooie redes, en het stemt mij blij als Baudelaire in harmonieuze verzen al datgene uitspreekt wat de ziel in haar onzekerheid zo vaaglijk voelt in vruchteloze emoties. ‘De Natuur is een tempel waarin levende zuilen soms verwarde woorden laten horen. De mens gaat daar door dichte wouden van symbolen, die hem met vertrouwde blikken gadeslaan. Zoals langgerekte echo's van ver weg samenklinken in een donkere en diepe eenheid, in een eenheid, onmetelijk als de duisternis en als het licht, zo is er een samenhang tussen de kleuren en de klanken en de geuren. Er bestaan geuren, fris als de huid van kinderen, zoet als de hobo klinkt, en groen als weiden. En andere zijn er, rijk, verdorven, triomferend, die de vervoeringen van geest en zinnen bezingen, en de uitgestrektheid hebben van grenzeloze dingen - zoals amber, en muskus, en benzoë, en wierook.’ Hecht niet alleen geloof aan alles wat je ziet. De blik der dichters neemt het scherper waar. Een vertrouwde tuin is de natuur voor hen. In een donker paradijs zoeken de andere mensen al tastende een weg die moeilijk is. En de enige lichtglans, die soms als een efemere vonk het duister van hun voortgaan verlicht, is een gevoelen - even maar - van een toevallige nabijheid, die aantrekt als magneet - een korte nostalgie, een huivering van één ogenblik, droom van een uur van zonsopgang, een vreugde, onverklaarbaar, plotseling stromend in het hart en plotseling verdwijnen. (aug. 1891) Vertaling G.H. Blanken Vorige Volgende