De Revisor. Jaargang 6
(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rein Bloem
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hercules Segers Twee bomen, Rijksmuseum Amsterdam
Nicolas de Staël
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hercules Segers Kronkelende rivier in dal, Rijksmuseum Amsterdam
Nicolaes de Staël
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hercules Segers Schedel, Rijksmuseum Amsterdam
Nicolaes de Staël
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hommages aan Hercules Segers van André du Bouchet en Hans Faverey (de eerste in L'Éphémère 4 en de bundel L'Incohérence, de tweede in Chrysanten, roeiers) zijn niet mis, maar wat De Staël hier doet in woord en beeld, dat is wezenlijk congeniaal. Zijn etsen waren te zien in de Bibliothèque Nationale (april/mei) samen met andere ongeëvenaarde boekillustraties o.a. bij de Poèmes (1951) van René Char en diens Arrière-histoire du Poème pulvérisé (1953). Uit de katalogus van die tentoonstelling nog een paar teksten. Eerst een brieffragment n.a.v. Lecuire's Tombeau:
‘Ja mijn beste, ik zal je “Eregraf” annoteren, maar ik verzeker je dat als de tekst niet even leeg is als de gravures zijn, dan gaat het niet. Het ideaal is evenveel wit misschien aan beide kanten, voor het evenwicht van het geheel. Ik ben zeer geneigd te denken dat het blok Seghers te zwaar is, dat er “Muziek” of iets anders nodig zou zijn... Markova, dat is vàn de vloer en òp de vloer, geen stunt, de uitgelezen leegte zoals die moet zijn, en wat voor leegte. Een vogel in de open hemel, zonder vleugels, zonder borstspieren, zonder vogel kortom. Werk aan de leegte tot het uiterste.’
Geen tour de force, maar een volte-face, dat kenmerkt het dansante werk van Nicolas de Staël. Geen druktemaker, maar een aandachtige leegloper die twee jaar later dat uiterste niet meer aan bleek te kunnen. Op het einde en de onverslijtbare kracht van (met Juan Gris) de meest poëtische schilder van de twintigste eeuw, zinspeelt in de katalogus René Char met een gedicht Libera: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bevrijd onsKom dichterbij dit gat: de roos, waarvan de dood zonder bêtise Je een verwante dood voorstelt. Draal rond de prinses: je vindt haar gewoontjes hoewel dochter van de edele struik. De vlasbloem, de bladerloze, de landelijke varen blijven de liefsten, Waarlangs je ogen dalen in de warboel en in het dorre. Maar de roos! Juist vannacht is er op haar geschoten. Het verraderlijke gat tekent zich nauwelijks af onderaan de knop. Dat de roos sterft! Haar echte ruïne wordt niet voltooid dan in de verdwenen zon. Zij verlangde naar de vochtige lucht middernachts, naar het oor van een zeldzame voorbijganger. Hij kwam. Zij en jij aanwezig met een gelijke wond. Jouw vorm niet langer intakt onder de sluier van vandaag. Niets werd je geschonken, niets bleef haar bespaard. De slag in stilte heeft jullie geraakt op dezelfde plaats, met vlerk en bek tegelijk. O ellips van een sperwer!
Bevrijd ons van een mond vol rationalistische taakstellingen en leer ons met een minimum aan woorden inzicht in de leegte. |
|