Nummertje nul
Het gonst alom. Tirade houdt, naar verluidt, aan het eind van dit jaar op te verschijnen, en er staat prompt een nieuw tijdschrift aan te komen, popelend om in het aldus ontstane gat in de markt te springen - 't zou wel eens een doodsmak kunnen worden, die sprong. De redaktie wordt gevormd door broeder Goedegebuure van de Leidse gemeente, en HP-recensent, dichter, ex-dienstplichtig militair, politicus en amateur-historicus Aad Nuis, die dan ook van kop tot teen op de omslag van het reeds verschenen nulnummer van het periodiek prijkt. Het heeft het formaat van het vroegere Barbarber. Mensana luidt de naam van het blad, afgeleid, schijnt het, van mens sana. Dat is Latijns, en betekent zoiets als gezond verstand. Er is ook een ondertitel. Het redelijk alternatief. Zelf bedacht door laatstgenoemde redakteur in spe, die ook al druk doende is medewerkers te ronselen, en geducht in de weer om bij voorbaat Lebensraum te scheppen voor zijn toekomstige spreekbuis.
Want hoe anders Nuis' verblinde uithaal in de richting van De Revisor (in de HP van 17/3/1979) te verklaren?
Na zich op uitzonderlijk slijmerige wijze van de toekomstige medewerking van Karel van het Reve aan Mensana verzekerd te hebben, en een volstrekt kakineuze en op niets gebaseerde opmerking over de samenstelling van literaire jury's in Nederland (‘Die hebben veelal meer respect voor communistisch geregeerde landen, en ook hebben ze vaak literatuurwetenschap gestudeerd’) luidt het namelijk:
‘...Zo blameerde de lustrumvierende Revisor zich door slechts twee beschouwende stukken in het representatief bedoelde feestnummer op te nemen: naast een uitzonderlijk dom en verwaten stuk van C.O. Jellema over Maarten 't Hart alleen een beschouwing van de auteur van de inmiddels befaamd geworden zin over Wertqualitäten, Willem J. van der Paardt.’
Volgen drie zinnen waaruit zou blijken dat een door Karel van het Reve (in zijn Huizinga-lezing) uit een artikel van v.d.P. geciteerde zinsnede wel degelijk van v.d.P. is, en niet, zoals v.d.P. beweert, eigenlijk van een ander - Nuis heeft daar zelfs een boek op nageslagen. En hij besluit.’
‘Het is jammer dat Karel van het Reve geen tegenstanders krijgt van het niveau dat hij verdient.’
Nu was dat lustrumnummer van De Revisor inderdaad biezonder dik. Hiervoor excuses. Het valt Nuis dan ook amper kwalijk te nemen dat hij zich bij zijn lektuur beperkt heeft tot de twee door hem gesignaleerde bijdragen. Dat hij enkele andere stukken over het hoofd gezien heeft is begrijpelijk en vergeeflijk. Maar dat hij ze voor het gemak meteen ook non-existent verklaart is dat toch minder. Het is ook niet hoffelijk tegenover bijvoorbeeld Frédéric Bastet, Marita Mathijsen en Peter Verstegen, die zelf in de illusie schijnen te leven dat hun bijdrage wel degelijk in De Revisor prijkt. Inleidingen meegerekend bevat het nummer trouwens ongeveer 30% proza van beschouwelijke aard. Maar dit terzijde - uitsluitend voor de statistiek.
Belangrijker is dat een artikel van C.O. Jellema met een omvang van een kleine drieduizend woorden intussen door Nuis met gebruikmaking van drie woorden naar de mestvaalt wordt verwezen: ‘uitzonderlijk dom, verwaten.’ Immers! Dat is nog eens de kracht van het argument!
‘De spiegel der natuur of een les in biologie.’ Auteur: C.O. Jellema. Er wordt iets beweerd in dat stuk, ten aanzien van Maarten 't Hart, om preciezer te zijn over diens roman Een vlucht regenwulpen. En die bewering wordt gestaafd met argumenten, laten we zeggen 27 argumenten. Je zou zelfs kunnen zeggen dat er in dat stuk iets bewezen wordt. Helemaal niet dat 't Hart geen goeie schrijver zou kunnen zijn, of zijn boek niet mooi, nee, iets over zijn houding ten opzichte van de natuur - of misschien wel andersom, de houding van de natuur ten opzichte van Maarten. Wie zin heeft leest dat stuk maar eens na, en zal het dan, verwacht ik, met me eens zijn dat het een absurditeit is een dergelijk betoog - een rustig betoog, een weloverwogen geformuleerd betoog, dat meer gaat over een verschijnsel dan over een persoon die Nuis blijkbaar zo hysterisch na aan het hart ligt - op een dergelijke wijze te kwalificeren. ‘Dom en verwaten.’ Punt uit. Geen adstruktie, geen argument, zelfs niet een proefje van deze domste verwatenheid voor den volke geciteerd, niks niemandal. 't Zal je pleitbezorger maar wezen!
‘Het raadsel der onwetendheid’ van Van der Paardt telt een slordige achtduizend woorden, oftewel ruim twintig boekpagina's. Een knap omvangrijk artikel dus. Niettemin lijkt v.d.P. er een hele klus aan gehad te hebben om al zijn argumenten er in onder te brengen. Het stuk heeft zelfs een zekere overkill aan argumentatie, en je moet wel een uitermate fanatieke bewonderaar van Van het Reve zijn om daar zo moeiteloos aan voorbij te gaan. Maar Nuis, zo heeft de geschiedenis geleerd, is graag een fanatieke bewonderaar.
Welk niveau van tegenstander verdient Karel van het Reve?
Welk niveau van medestander verdient Karel van het Reve?
D.A.K.