De Revisor. Jaargang 6(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Elly de Waard Het meertje, rimpelloos, weerspiegelt meer dan aan zijn randen is te zien, uit struiken steken takken diep de hemel in. Niet de met witte staarten wippende konijnen of het gele licht dat schemert van de boerderij maar verder dan het veld, toch dichterbij, even onzichtbaar tussen het riet verlaat een damp het water, wade die zich verwijdt, alsof de adem van de avond zijn oorsprong vond in die mond. Roerloze sluier, open theunisbloem - een uil sluit met zijn roepen het bos hermetisch toe. * De wereld is zo wijd, al is het op dit smal terrein, waar struiken, nu het avond is, gaan slapen en in dromen met hun blaadjes leven maken. Alles is vreemd in deze minderende schijn waarin het licht een koepel wordt, stolp, die zich dempend legt op takken. Geen maan, sikkel van zand. De nacht staat hemelsbreed over mijn stappen tussen het purper van Wijk aan Zee en het neon van Egmond. Is er een maan? wordt het al licht? mijn hart loopt om het huis terwijl ik slaap, ik hoor het gaan. O onverdragelijk te moeten wennen aan de komende voetstap van een onbekende. Welke deuren staan er open op het waaien? en slaan onregelmatig in de nacht zonder toegang te bieden, zonder uitzicht? * Het zich samenballen van hout in de natte schemering wijst op kracht - de kleine silhouetten van de bomen maken zich donkerder los uit donker, glanzend van bast. Verzet zich op te geven, de nacht met nacht gestraft. Vijver Fluweel gemarmerd water, fluwelen karper ademt. Hoe hoger de zon stijgt hoe meer er aan het licht komt van dit schaduwrijk. Totdat weerspiegeling zich mengt met dieper zien. Vorige Volgende