Verstegens Rilke is geen Rilke
Over vertalingen en vertalingen valt altijd wel wat op en aan te merken, dat is inherent aan dit werk met zoveel dubieuze kanten. Vaak is het daarom ook weinig zinvol met detailkritiek te komen, en iedere vertaler zal voor andere mogelijkheden kiezen, mogelijkheden die evenzeer adekwaat kunnen zijn. Hoofdzaak lijkt mij toch dat de teneur van een te vertalen gedicht in het Nederlands wordt getransponeerd, dat de vertaling ervan blijk geeft het ‘origineel’ te hebben begrepen.
Rilke's gedichten vertalen is een immens zwaar karwei. Maar dat kan nooit als exkuus voor een slechte vertaling worden aangevoerd, want daarvoor is de poëzie van Rilke een té kostbare materie. En slecht, dat zijn de vertalingen die Peter Verstegen in De Revisor V/6 presenteert, belabberd omdat ze blijk geven Rilke op zijn meest essentiële punten niet begrepen te hebben.
Zo botst de vertaling van ‘Übung am Klavier’ bijna vers na vers met Rilke's gedicht. ‘Der Nachmittag macht müde’ staat er bij Rilke; daar maakt Verstegen van: ‘De middag maakt lomer’; maar ‘lomer’ betekent toch dat je daarvoor, voor de middag al loom was!? Bij Rilke geen spoor van zo'n suffe morgen, integendeel, door de konstatering dat ‘der Nachmittag müde macht’ wordt tegelijkertijd het tegenovergestelde van de morgen gekonstateerd. Vers 2: ‘sie atmete verwirrt ihr frisches Kleid’, wordt in het Nederlands: ‘verward rook zij de frisheid van haar kleren’. Verstegen zit duidelijk in een totaal ander denk- en kijkwereldje dan Rilke! Bij Rilke bestaat de jurk alleen maar uit geur, de jurk is een en al geur. Verstegen hijst de dame in de kleren en plakt daar nog een geurtje aan dat er door haar weer vanaf geroken kan worden: geen vleugje impressionisme is er over. Vers 3, 4, 5: ‘und legte in die triftige Etüde / die Ungeduld nach einer Wirklichkeit, / die kommen konnte: morgen, heute abend -,’. Afgezien van het spoorloos verdwijnen van het bijvoeglijk naamwoord ‘triftig’ en de vrije aanpak van het geheel, vallen hier weer een aantal verminkingen op. De Nederlandse verzen wekken de indruk dat de etude een pianostuk is waar het ongeduld al bij voorbaat in huist, in de muzieknotatie al, en dan doet het er niet zoveel toe wie die etude speelt, het ongeduld klinkt er toch wel uit tevoorschijn ‘en de etude die zij repeteerde / klonk vol van ongeduld naar wat mocht komen, / een werkelijkheid: vanavond, anders morgen -,’ maakt Verstegen. Maar Rilke laat juist de vrouw het ongeduld de etude binnenspelen; misschien is het wel een etude met een harmonieuze rust, maar zij hamert er desondanks haar ongeduld in: het ongeduld is niet afkomstig van de etude maar van de vrouw! Verder draait Verstegen de zaak
om door ‘werkelijkheid’ naar het begin van de tweede strofe te verplaatsen en ‘wat komen mocht’ aan het einde van Strofe I te zetten. Ongetwijfeld heeft Rilke die breuk in de totale zin, die semanties bijeen hoort, niet op een willekeurige plaats aangebracht. Dat is zichtbaar: strofe I ademt de paniek, de chaos die in de presentie van het heden speelt, strofe I stelt de plaatsen tijdsbepaling van het gebeuren vast: de middag, en die is staties, ‘macht müde’. Maar strofe II springt vanuit strofe I de tijd en ruimte in: er treden plotseling perspektieven op, perspektieven van ‘morgen, heute abend’ en, in de ruimte, naar buiten, door het raam, het park in. Het zit zo subliem in elkaar gestoken! En dan is ook duidelijk dat ‘wat mocht komen’ helemaal niets in de eerste strofe te maken heeft! Dan maakt Verstegen ‘vanavond, anders morgen -’ van ‘morgen, heute abend -’ en weer draait hij de zaken precies andersom... Rilke is toch niet op zijn hoofd gevallen! In het Duits staat een vurige wens, een verlangen dat de toekomst dichterbij wenst, daarom loopt de volgorde hier tegen de chronologie in, vanwege de hartslag die toeneemt, en i.p.v. de gedachtenstreep zou men bijna het woord ‘jetzt’ kunnen lezen...
Zo zou ik verder kunnen gaan, vers na vers blijkt Rilke onderschat te worden. Maar de grootste blunder vormt wel de vertaling van het tweede deel van vers 10: ‘wünschte sich ein langes Buch -’. Rilke houdt het objektieve standpunt konsekwent vol en dat is ook noodzakelijk voor het soort ‘dinggedicht’ als ‘Übung am Klavier’; zo'n gedicht verdraagt geen opdringerigheid van de auteur, geen opwelling van identifikatiedrang, en Rilke dringt zijn subjektief medeleven zover mogelijk terug, n.l. tot in de gedachtenstreep, in de staart van het vers, anoniem. Maar Verstegen wordt het allemaal teveel, hij heeft zo met de ongelukkige vrouw te doen, hij laat zich zo door haar vermurwen, dat hij het niet kan nalaten in haar plaats te verzuchten ‘ach, nu een lang boek te lezen -;’ en het hele gedicht valt daar uit zijn toch al wankele voegen. Verstegen vertaalt emotie met sentiment.
Er blijft in het Nederlands dus niets overeind, zelfs het rijm, waarvoor Verstegen zichtbaar offers heeft moeten brengen, blijft overal halfslachtig qua klank, maar wat schema betreft zit het er nog meer naast. Of denkt de vertaler dat Rilke het schema abab-cdcd-effe gehanteerd heeft omdat de woorden dan meer mogelijkheden boden, gemakkelijker te manipuleren waren?
En dan te bedenken dat er nog drie andere gedichten op een soortgelijke manier zijn vertaald (- hoe kan het eigenlijk ook anders!)...
Huub Beurskens