De verklaring van de Nijmeegse delegatie
voor Rudy Kousbroek
Over alles hebben de afgevaardigden uit andere steden vandaag hun licht laten schijnen, over voorzetten van opgedrongen vleugelverdedigers, toenemende misdadigheid, wat experimentele toneelgroepen nu eigenlijk beogen, de vrouwenbeweging, stadsvernieuwing, de crisis in het parlementaire stelsel, de drieënzestig vertolksters van het lichte lied en hun hartsgeheimen, je kunt het zo gek niet bedenken of dit Congres ter Bevordering en Veredeling van de Nederlandse Publiciteit heeft er zijn voordeel mee kunnen doen. Maar een zo nuttig en sierlijk instrument als de schaar hebben wij vandaag niemand in zijn beschouwingen horen betrekken. Dit houden wij voor een gemis, een tekortkoming waarvan het publiek dat dagelijks aan uw en onze lippen hangt en alles slikt de dupe dreigt te worden, als het tenminste al niet zover is.
Dames en heren, wij genieten de twijfelachtige eer de lange, de te lange reeks voordrachten te besluiten. Wij zullen kort van stof zijn. U bent vermoeid, wij zijn vermoeid. Wanneer u om u heen kijkt, kunt u vaststellen dat de meeste congresgangers deze imposante ruimte na het betoog van mijn voorganger spoorslags hebben verlaten. Bovendien zien wij duidelijk dat sommigen onder u de grootste moeite hebben hun ogen open te houden. Wij vatten het een noch het ander als een belediging op. Geen mens kan zonder slaap en de receptie die de Commissie ter Bevordering en Veredeling van de Nederlandse Publiciteit de congressisten hiernaast aanbiedt is zo te horen al in volle gang. Dat u onder deze omstandigheden bereid bent ons het oor te lenen stemt ons dankbaar.
‘Je kunt ermee knippen’, dat is zo ongeveer alles, geachte aanwezigen, wat de eerste, de beste landgenoot over het voortscharnierende fenomeen te berde weet te brengen; een enkeling voegt daaraan toe dat hij hem nooit kan vinden, als hij hem nodig heeft. Dat laatste is onzin, natuurlijk, want vaker dan dat er hooguit een minuutje of twee verloren ging met overigens vrij lachwekkende zoekpogingen werd er gedachtenloos in dressoirladen en naaikistjes gegrepen en deed het messtel wiekend zijn werk.
‘Je kunt ermee knippen.’ In wat voor oppervlakkige en onuitstaanbare tijden leven we toch! Bij ons in de Bloemerstraat meende een herenkapper onlangs een geheel revolutionaire en met veel geheimzinnigheid omgeven methode ontwikkeld te hebben die de schaar overbodig zou maken. De fantast ging uiteraard binnen drie weken failliet, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om de houding van zijn collega's. Tot de dag waarop dat faillissement werd uitgesproken durfde geen van hen de man volslagen krankzinnig te verklaren! Zijn collega's, nota bene, zelf ook allemaal kapper! Hun houding lijkt ons kenmerkend voor de situatie die er op dit moment niet alleen in Nijmegen, maar in het hele land heerst.
Met grote nadruk wijst de Nijmeegse delegatie erop dat kreeft en krokodil niet voor niets miljarden jaren in het scheppingsplan zijn opgenomen. Dat graafmachines, sommige medische instrumenten, zo'n ding waarmee ze in snelbuffetten de overdadig gepaneerde meelspijs uit het kokende vet vissen en een bepaalde passeerbeweging die helaas steeds minder vaak op de velden ten uitvoer wordt gebracht alle tot het principe zijn te herleiden dat in de metalen tweepunt zijn allereenvoudigste en allervolmaaktste belichaming heeft gevonden. Dat eigenaren van plakboeken de bewondering van