Hans van den Bergh over Jan Kuijper over Dèr Mouw
In De Revisor V/6 schrijft Hans van den Bergh dat ik in een interview met Tom van Deel in De Revisor V/4 bij herhaling onzin zeg over mijn ‘Grote Oudoom’, met welke term hij de dichter Johan Andreas dèr Mouw (Adwaita) bedoelt. Misschien is het zo gek nog niet dat hij dat schrijft, want kennelijk heb ik me onduidelijk uitgedrukt, en dat kan ik nu misschien goedmaken. Een echte onjuistheid heb ik trouwens ook wel gedebiteerd: in Adwaita's sonnet I, 75, zoals de DM-exegeet HvdB het aanduidt, groeit inderdaad geen waterkers, maar bitterkers. Wat overigens wel weer hetzelfde is als tuinkers, dus ik ben niet de enige die zich in die plantjes verward heeft. Ik volg HvdB's ingezonden stuk nu op de voet, en kom zo op een zijpad over de definitie van het sonnet. In De Revisor I/7 heb ik daar al iets over geschreven, in een stuk waar ‘Sonnet’ boven staat, en dat dus, volgens wat volgens HvdB mijn definitie van het sonnet is, een sonnet is. Soit, maar zó was het niet bedoeld, en dat blijkt ook wel uit wat er in het interview onmiddellijk volgt en door HvdB niét wordt geciteerd. Maar hij vindt ter plaatse wél een krentje: een opmerking over sonnetten met meer dan veertien regels, die hij niet de moeite van het noemen waard acht, en net zo uitzonderlijk ‘als een kalf met twee koppen’, dat bovendien alleen in de Renaissance zou voorkomen. Welnu, in Achterbergs Spel van de wilde jacht (1957) tel ik minstens zestien sonnetten van over de veertien regels, die ik niet als curieuze monstruositeiten zou willen afdoen. Terug naar Dèr Mouw. ‘Het voornaamste wat de dialoog Kuijper-Van Deel over Dèr Mouw oplevert is Kuijpers stelling dat de monistische wereldbeschouwing van de dichter niet in zijn werk tot uiting zou komen. Nou breekt mijn DM-klop!’ zegt HvdB. In het interview zeg ik over de wereldziel, het
Brahman: ‘Dat komt in zijn sonnetten voor, het wordt er althans met woorden in beleden, hoe groot de tegenstellingen in zo'n gedicht ook zijn.’ Dat is wel heel wat anders. HvdB zegt ook dat er volgens mij in stamppot geen aardappelen zitten. Dat zou natuurlijk onzin zijn. Ik héb wel gezegd dat DM geen gebruik maakt van de tegenstelling tussen schijn en wezen, maar daarmee heb ik niet bedoeld dat die tegenstelling er bij hem niet in zit; ik heb alleen maar gezegd dat DM hem niet gebruikte om octaaf en sextet van zijn sonnetten tegen elkaar af te zetten. (Boud genoeg, evengoed.) Ten slotte heb ik beweerd dat DM's ritme ‘binnen het metrum’ blijft, al is het ‘daarbinnen altijd zo vrij mogelijk’ (maar hier citeert HvdB mij niet meer). Dat kan, lijkt mij, en zeker voor een Neerlandicus als dr. HvdB, niets anders betekenen dan dat DM zich zoveel vrijheden veroorlooft dat het metrum nog net intact blijft als onderliggend patroon. Het is pas echt onzinnig, in de zin van onlogisch, er in te lezen dat alle even lettergrepen mét, en alle oneven zonder klemtoon gelezen moeten worden. Uit het interview zou dan bovendien blijken dat het Kleine Achterneefje dat ook voor zichzelf zou nastreven - het rilt bij de gedachte.
Jan Kuijper