De Revisor. Jaargang 6(1979)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Elly de Waard De zon schijnt in het wit gelaten wit van rozen, tint roomkleurig lover dat aan bomen zich om vruchten schikt. Zo rustig is het in dit middaguur, het neigt naar herfst maar is nog volop zomer. * Het raam is open op de late herfst, de nacht verdreven. Het zachte ruisen van de wind in bladeren die overbleven. Het licht door ouderdom getemperd, nadag van het jaar. Het gras, bewasemd al door winter, verleent het landschap een glazuren staar. De dood is anders dan wij denken, als onszelf. Niet de benauwde duisternis van smalle uren aangekleefd door anderen dan die ons lief was, maar de helderheid van kou, kristal, alleen zijn, winter, van wat duurt - steen die zich slapend afzet in een ooghoek van het heelal. * Zo iemand hoef ik niet te zijn die zich geweld aandoet - het wennen aan wat wordt gedaan is al genoeg. Hoe tussen het seringengroen de bloemen ongevraagd opstaan moet ondergaan - bedenk wat een geluk dat de gezichten van narcissen schreeuwen zonder gerucht. De smidse van de merels in het bos lost zich niet op door zelf te klinken - en zonlicht dat als gloeiend ijzer stolt wordt niet met schrik geblust. Mij is wel liever wat in slaap gehavend door de winter kwam - ook schaduw biedt zijn raadsels aan, wakker in rust. Vorige Volgende