De Revisor. Jaargang 5
(1978)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |||||||||
Mia Meijer
| |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
Svevo in de tijd dat hij Una Vita schreef
gelukkig en hij geeft daarvan zo onbekommerd blijk dat hij zich, terug in Triest, schaamt over zijn gebrek aan waardigheid. Aan Larbaud schrijft hij: ‘Succes (en dat had ik voor een uur of twee zoals u weet) maakt iemand die het niet gewend is begerig en prikkelbaar. Een 64-jaar oude baby kan zo'n ervaring niet straffeloos ondergaan.’Ga naar eind5 Veel tijd voor dat geluk is hem niet gegund. Juist als zijn landgenoten iets beginnen te bevroeden van de grootheid in hun midden, toneelstukken en korte verhalen worden gedrukt en ook andere landen belangstelling krijgen voor vertalingen van zijn werk, krijgt hij een auto-ongeluk aan de gevolgen waarvan hij op 13 september 1928, zesenzestig jaar oud, sterft. Verwondingen heeft hij nauwelijks, maar zijn hart, ondermijnd door zestig sigaretten per dag, heeft het begeven. Roken is in de meest letterlijke zin Svevo's lust en leven. Van jongsafaan tot op zijn sterfbed - alleen de ultime sigaret wordt hem vlak voor zijn sterven onthouden - rookt hij als een ketter. Zo'n verslaving is dragelijk als daaraan niet een bijna dwangmatig streven is verbonden om van die verslaving af te komen. De trucs, beloftes, goede voornemens en weddenschappen, kortom het zelfbedrog dat nodig is om tenminste eenmaal per dag het extreme lustgevoel van juist die laatste sigaret te kunnen genieten, vereist een grote vindingrijkheid. Svevo heeft er geen moeite mee. Uit een dagboek dat hij op zijn vierendertigste terwille van zijn verloofde Livia bijhoudt, blijkt zijn liefde niet in staat het rookgenot te vervangen: ‘dat het mijn oprechte verlangen is je niet te kwetsen wordt al bewezen door het feit dat ik voor jou (werkelijk voor jou) afstand wil doen of zou willen doen van de sigaret die ik waagde als rivaal tegenover je te stellen.’Ga naar eind6 Voor Livia Veneziani, een dertien jaar jongere nicht krijgt hij belangstelling als hij haar aan het sterfbed van zijn vader weer eens ontmoet. Na zijn moeders dood - korte tijd later - besluit hij verliefd op haar te worden. Dat lukt en binnen een maand vraagt hij haar ouders toestemming voor het huwelijk. Zakenman Francesco Veneziani en zijn vrouw zijn niet gecharmeerd. Ze hadden zich voor hun lievelingsdochter iets beters voorgesteld dan een vijfendertigjarige, niet-katholieke bankbediende, maar Livia forceert de zaak en in 1897 wordt het huwelijk gesloten. In zijn bruidstijd ontpopt Svevo zich als de gevreesde Italiaanse minnaar, tot (zelf)moord bereid als zijn Livia een blik werpt op een willekeurige passant: ‘Jij ging er niet één maar verschillende malen op in; ik boog me daarop voorover om je te laten merken dat ik je bespiedde. Het duurde alles bij elkaar maar een ogenblik maar lang genoeg om te maken dat zelfs de officier het begreep. Hij wierp me een gemelijke blik toe want ik had zijn pretje bedorven. Voor mij bestaat er geen twijfel aan dat je hebt geflirt. (...) Denk eraan! Ik ben er wanhopig om als om een ongeluk! En ik nam me het volgende voor: Ik wil het recht veroveren op de opoffering van jouw slechte gewoonten. Ik zal niet roken zolang jij niet weer flirt.’Ga naar eind7 Voor alles eist hij eerlijkheid van haar en van zichzelf, ‘ik zou niet anders kunnen zijn’. Maar die eerlijkheid blijkt een uiterst rekbaar begrip. Veertien dagen later is er geen sprake meer van wanhoop: ‘Je moet niet denken dat ik beledigd ben door een blik die jij aan anderen schenkt; wat me kwetst is het idee dat in jouw hart ijdelheid en behaagzucht wonen. Dat wel!’Ga naar eind8 Daar staat tegenover dat hij niets nalaat om haar in te lichten over de ‘arme, neurotische delinkwent’ waarmee ze zich inlaat, al is het genoegen waarmee hij dat doet op zijn minst dubieus: ‘Ik zal heel lastig en humeurig zijn en je het leven zo zuur maken dat als ik het hoekje omga ik je oud en lelijk achterlaat zodat niemand je meer wil hebben.’Ga naar eind9 Hoewel hij echte ziektes manmoedig het hoofd biedt, is hij geobsedeerd door vermeende kwaaltjes, zijn ‘ouderdom’ en nogal morbide fantasieën over zijn ‘naderend’ sterven (hij komt ook met zakken vol medicijnen thuis die hij ‘gedachteloos’ bij de apotheker van de toonbank heeft geveegd). Hij beschouwt zijn verloofde als een levend medicijn, een ‘bonbon’ door het eten waarvan zijn rotte kiezen gezond worden. Afgezien van zijn extreme jaloezie, zijn hypochrondrie, zijn rookverslaving en zijn kwalen is hij een beminnelijk echtgenoot en is zijn huwelijk redelijk gelukkig. Livia's schoonheid, evenwichtigheid en vooral gezondheid imponeren hem en zijn onvrede geldt dan ook in de eerste plaats zichzelf: | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
‘Iedereen tiranniseert me, iedereen trapt op me en intussen blijf ik me maar aanstellen. Ik verlies geld op de beurs; ik rook - om kort te gaan, ik ruïneer mezelf, mijn gezondheid, mijn financiën... als echtgenoot, als vader, als ongeletterd klerk.’Ga naar eind10 Overigens is hij een vriendelijk en gerespekteerd burger wiens schrijverschap door zijn stadgenoten, als ze al van deze ambitie op de hoogte zijn, niet serieus wordt genomen. Aan zijn in eigen ogen inferieure positie komt een eind als zijn schoonmoeder hem een baan aanbiedt in het familiebedrijf. Zijn zakelijke gaven zijn beperkt maar aan goede wil ontbreekt het hem niet en zijn tirannieke schoonmoeder, die de zaak van haar ziekelijke man heeft overgenomen, weet hem tot een bruikbaar medewerker te drillen. Aan haar valt trouwens moeilijk te ontkomen: Svevo is met vrouw en kind bij zijn schoonouders ingetrokken. Gekwetst door de onverschilligheid voor zijn literaire werk en in beslag genomen door zijn veeleisende positie geeft hij iedere gedachte aan publikatie op: ‘Het was duidelijk dat als ik ook maar één regel schreef of las, mijn werk voor een week geruïneerd was.’Ga naar eind11 De enige artisticiteit die hij zichzelf toestaat is een vioolstudie maar hij is onhandig en mist muzikaal gevoel: ‘Als je voor je veertigste viool begint te leren, wordt de strijkstok het verlengde van je arm, maar bij mij was het alleen maar iets dat er slecht aan bevestigd was.’Ga naar eind12 De eerste oorlogsjaren eisen van de zakenman verhoogde aktiviteit. De marines van de grote West-Europese landen zijn de belangrijkste afnemers van Veneziani's anti-roestverf en hoewel Svevo - pacifist en (niet-praktiserend) socialist - pogingen doet zich van het oorlogsgeweld te distantiëren, gaat hij tenslotte terwille van zijn employees door de knieën. In de rustiger nadagen van de oorlog, als de fabriek door de Oostenrijkers is gesloten, laat de literaire ambitie zich niet langer verdringen. Twee gebeurtenissen geven de doorslag; in 1918 gaat één van zijn vurigste wensen in vervulling: Triest wordt herenigd met Italië en daarmee uit zijn isolement verlost. Dat moet hem de hoop op een‘Aan het eind van de Sartorio-pier werden de lichten uit de stad onderschept door...
nieuw literair achterland hebben gegeven. Belangrijker nog is de hernieuwde kennismaking met Freuds theorieën in dat jaar. De eerste kennismaking dateert van 1908 als hij via Edoardo Weiss, één van de eerste Italiaanse psychoanalytici, iets van Freuds werk leest. Mede door de mislukte analyse van een familielid bij Freud in Wenen is Svevo's houding ten aanzien van diens praktijken uiterst ambivalent: ‘Het enige zinvolle van die behandeling is geweest dat hij me erover vertelde. Hij was twee jaar in analyse geweest en kwam volkomen gedesintegreerd terug: net zo wilszwak als voordien, alleen zijn kwaal was verergerd door de overtuiging dat die zwakte zijn aard was en hij zich dus niet anders kon gedragen.’Ga naar eind13 Tien jaar later vraagt een neef, de medicus Finzi, hem behulpzaam te zijn bij de vertaling van een van Freuds werken over dromen, waarschijnlijk Uber den Traum (1901); hij stemt toe en de intensieve studie die dit met zich meebrengt, verschaft hem de terminologie en het begrippenkader dat hij kort daarop hanteert bij het schrijven aan de roman die hem tot een van de belangrijkste schrijvers van deze eeuw zal maken. Freuds werk intrigeert hem behalve formeel ook inhoudelijk meer dan hij toegeeft. Hoewel hij nadrukkelijk stelt dat zijn uiterste concessie ‘zelf-analyse’ is, die hij praktiseert ter verkrijging van ‘een volmaakte innerlijke gezondheid’, afficheert hij La Coscienza als een psycho-analytische roman, een betiteling die hem door de mediche stand niet in dank wordt afgenomen. Psychiater Weiss schrijft hem na lezing dat het enige wat hij onthult een gebrek aan kennis van de psycho-analyse is. ‘La Coscienza’ is in zijn dubbele betekenis van geweten/bewustzijn niet te vertalen. Vertaalster Jenny Tuin kiest in 1964 voor Bekentenissen van Zeno waarbij Zeno behalve naar de vertellende en handelende ik-figuur verwijst naar de filosoof Zeno van Cyprus, stichter van de school der Stoïcijen. In het Voorwoord van de raamvertelling zegt psychiater S. zijn patiënt Zeno Cosini te hebben opgedragen zijn auto-biografie te schrijven, maar Zeno heeft zich op het kritieke moment aan de behandeling onttrokken, daarmee dokter S. de vruchten van zijn arbeid onthoudend waarop deze uit wraak diens herinneringen... een oud gebouwtje, dat slechts enkele meters van de pierpunt verwijderd stond...’ (Bek. van Zeno, p. 278)
| |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
publiceert. Dat hij grootmoedig verklaart de financiële voordelen daarvan met zijn patiënt te willen delen maakt de zaak hoogstens erger. In een Inleiding zet Zeno zich met de nodige weerzin aan zijn taak, gewapend met een verhandeling over psycho-analyse: ‘De stof is niet moeilijk te begrijpen maar erg vervelend.’Ga naar eind14 De volgende zes hoofdstukken zijn niet chronologisch maar associatief geordend; aan de hand van herinneringen, (dag)dromen, spekulaties en overpeinzingen volgen we Zeno - monomaan, pathologisch leugenaar, dwangneuroticus en hypochonder - op zoek naar een échte, organische ziekte die orde in zijn bestaan zal brengen. Die ziekte moet de vermeende kwalen die hij zichzelf ‘uit overtuiging’ oplegt, vervangen. Want ‘ziekte’, stelt hij, ‘is een kwestie van overtuiging, en ik werd met die overtuiging geboren.’Ga naar eind15 Ondanks zijn scepsis ten aanzien van de te volgen therapie lukt het Zeno tenslotte zich het verleden voor de geest te halen: de rivaliteit met zijn vader en de daaruitvolgende nicotineverslaving, de gruwelijke dood van deze man die hem op de valreep een ongenadige slag in het gezicht geeft, het min of meer gedwongen huwelijk met de schele Augusta Malfenti na door haar drie mooiere zusters te zijn afgewezen, zijn huwelijksleven dat hem door haar eenvoud en gezondheid onverwacht goed bevalt, de manipulaties met zijn maîtresse Carla Gerco, zijn carrière als zakenman en het kompagnonschap met Guido Speier, zijn vroegere rivaal die hij tenslotte efficiënt buiten spel zet. In het slothoofstuk volgt dan de definitieve afrekening met zijn psychiater: ‘De analyse moest als geëindigd worden beschouwd, omdat mijn ziekte zich had onthuld; mijn kwaal was dezelfde als die waarmee wijlen meneer Sofokles destijds de arme Oedipus had opgescheept: ik had mijn moeder bemind en mijn vader willen vermoorden. (...) Het beste bewijs dat ik die ziekte niet heb gehad is het feit dat ik er niet van ben genezen.’Ga naar eind16 Als een kortstondige hoop op diabetes door zijn huisarts de grond wordt ingeboord, verklaart hij zichzelf voor genezen. ‘Ik bèn absoluut gezond. Al ben ik mij ervan bewust dat mijn gezondheid een kwestie is van eigen overtuiging en dat het een‘...het Militaire Bad - een kolossaal bouwwerk dat op zijn palen donker boven het water uitstak...’ (p. 279)
dwaasheid is, een dagdromer waardig, eraan te willen dokteren inplaats van er eenvoudigweg in te geloven.’Ga naar eind17 Voor de analyse van Zeno's zieleroerselen maakt de auteur vakkundig gebruik van zijn psycho-analytische kennis. Zeno is ten prooi aan dwangmatige handelingen, psychosomatische ziektes en freudiaanse vergissingen. Die dwang geldt behalve het roken zelf de pogingen die hij - met een bijna stuitende blijmoedigheid - telkens weer onderneemt om zich van zijn zondige verslaving te bevrijden: ‘15.4.1890, 4 uur 30. Mijn vader sterft. L.S.’ Voor wie het niet mocht weten: de laatste twee letters betekenen niet Lectori Salutem, maar Laatste Sigaret.’Ga naar eind18 De ziektes die hij zichzelf toedicht maar waaraan hij (in tegenstelling tot zijn antagonisten) nimmer ten onder gaat, ontstaan steeds op momenten dat hij zich mislukt, aangevallen of vernederd voelt. Een karikatuur, getekend door zijn rivaal Guido, waarop hij overdreven kaal staat afgebeeld, heeft onmiddellijk effekt: ‘Ik leed intens onder deze goed geslaagde poging mij in een belachelijk daglicht te stellen. En precies op dat moment werd ik voor het eerst overvallen door mijn stekende pijnen.’Ga naar eind19 En dat hij bij de begrafenis van dezelfde Guido ‘per ongeluk’ de verkeerde begrafenisstoet volgt is een schoolvoorbeeld van een Freudiaanse vergissing. Uit dagboekfragmenten en brieven blijkt dat behalve Zeno, en zijn literaire pendanten Alfonso Nitti en Emilio Brentani uit vroeger werk, Svevo zelf een sterk ontwikkeld minderwaardigheidsgevoel had. Voor een deel zal zijn positie als niet-belijdend jood in een orthodoxe gemeenschap daar schuldig aan zijn, maar veel belangrijker zijn een aantal ingrijpende gebeurtenissen in zijn jeugd en de gevolgen daarvan. Zijn vader, Francesco Schmitz, is afkomstig uit een duits-joodse familie maar beschouwt zichzelf terecht als Italiaan, omdat zowel zijn grootvader als zijn vader met een Italiaanse getrouwd waren. Schmitz, succesvol zakenman met een heilig geloof in de degelijkheid van een duitse opvoeding, bestemt zijn zoons voor een carrière in de handel en als Ettore elf is, wordt hij met zijn broers Elio en Alfonso naar het beroemde handelsinstituut in Segnitz am Main, bij Würzburg gestuurd. Hij ervaart de onvrijwillige scheiding van zijn moeder als een ramp. Na vijf jaar keert hij met een hoofd vol duitse romantiek naar Triest terug om daar aan de hogere handelsschool zijn opleiding tot zakenman te voltooien, overigens zonder enige ambitie - hij wil schrijver worden of toneelspeler. Zijn gebrekkige kennis van het Italiaans frustreert hem. Hij spreekt behalve slordig Duits en Frans alleen het Triester dialekt, maat het voorgenomen verblijf in Florence (het Haarlem van Italië), ter zuivering van zijn Italiaans, wordt doorkruist door het bankroet van zijn vader. Het voormalige rijkeluiszoontje wordt van school genomen om zijn aandeel ter delging van de schulden te leveren; hij belandt als bankbediende bij de Unionbank, gevestigd in het Tergesteo, een kantoorgebouw dat in die tijd in zijn galerij ook de beurs huisvest. Zijn vader, tot op dat moment een imposante vijftiger, vertoont | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
‘Ik was naar het Tergesteo gegaan op aanraden van Olivi, die het een goed begin van mijn commerciële activiteiten vond om geregeld...
tekenen van voortijdige seniliteit en hypochondrie. Ettore's schrijversambitie is van de baan, zijn kantoorwerk verveelt hem mateloos, hij verdroomt zijn tijd. Het snelle aftakelingsproces van zijn vader laat hem niet onberoerd: hij voelt zich op zijn twintigste oud en afgeleefd en is verslaafd aan sigaretten zoals zijn vader aan sigaren. Hij begint zonder enige hoop op de toekomst te schrijven maar voltooit niets, tot ergernis van zijn broer Elio: ‘Hij is met alles ontzettend lui en ik weet eigenlijk niet of hij ooit een werk zal voltooien. Tot nu toe heeft hij dat nooit gedaan. Maar deze keer heb ik hem een overeenkomst laten tekenen om Ariosto Governatore [een toneelstuk, MM] voor 14 maart af te maken, anders moet hij me de komenden drie maanden voor iedere sigaret die hij rookt 10 soldi betalen.’Ga naar eind20 Zijn voorkeur gaat in die tijd uit naar drama, ‘de enige vorm waarin het leven zich direct en onverhuld meedeelt’, en de vorm waarin hij zijn gebrekkige kennis van het zuivere Italiaans het best kan maskeren. Vanaf 1887 is hij medewerker aan l'Independente, een Triester dagblad, orgaan van de afscheidingsbeweging die hereniging van Triest met Italië voorstaat, een zaak die Schmitz met hart en ziel is toegedaan. Hij vertaalt, schrijft essays over de meest uiteenlopende onderwerpen, en leest, na de gebruikelijke acht uur op de bank, in de openbare bibliotheek met dezelfde willekeur alles wat hem onder ogen komt, van Darwin, Spencer, Marx en Schopenhauer tot Flaubert, Zola en Gogol. Tot een afgerond literair werk komt het pas na, of juist door de dood van zijn enige bewonderaar en kritikus, zijn broer Elio. In december 1889 schrijft hij: ‘Mijn ontevredenheid met mijzelf en anderen kon niet vollediger zijn (...) Ik ben ontevreden over mijn gezondheid, mijn werk en de mensen om mij heen. En als ik niet tevreden ben met mijn werk is het duidelijk dat niemand dat is. Dat ik, met de enorme ambitie die ik ooit had, niemand heb kunnen vinden, helemaal niemand die geïnteresseerd is in wat ik denk of doe; dat ik mijn tijd moet verspillen door interesse te tonen voor andermans bezigheden als enige manier om zelf een beetje aandacht te krijgen! Twee jaar... de beurs te bezoeken, terwijl ik hem op die manier tevens nuttige berichten kon verschaffen.’ (p. 56)
geleden precies begon ik aan die roman die god mag weten wat moest worden; maar eigenlijk is het weerzinwekkende rotzooi die me op den duur zal opbreken.’Ga naar eind21 Een jaar later voltooit hij de naturalistisch getinte roman Una Vita met een wat Svevo noemt ‘seniele’ hoofdfiguur: wilszwak, onthecht, afhankelijk, autoriteitsgevoelig. Alfonso Nitti is niet in staat tot het nemen van beslissingen (hoewel hijzelf verbaasd staat over zijn krachtdadig optreden), heeft geen greep op de werkelijkheid, waardoor hij ondanks uitgekiende taktieken telkens weer voor verrassingen komt te staan, en zoekt erkenning van zijn bestaan bij zijn superieuren. Zijn leven als moederskind, bankemployee, mislukt schrijver, minnaar van de bankdirecteursdochter Annetta en rivaal van haar neef loopt als los zand tussen zijn vingers door en eindigt tenslotte in zelfmoord. Uitgevers zien er geen brood in en Schmitz publiceert de roman in 1892 (gedateerd '93), vlak na de dood van zijn vader, in eigen beheer in een oplage van 1000 exemplaren onder de naam Italo Svevo (de Italiaanse Duitser), een pseudoniem dat verwijst naar afkomst en opvoeding, en waarvoor hij naar eigen zeggen koos ‘uit medelijden met die ene klinker, omringd door zes medeklinkers in de naam Schmitz’. Una Vita blijft vrijwel onopgemerkt. In de paar recensies in lokale bladen moet vooral Svevo's taalgebruik het ontgelden. Gestimuleerd door een intensieve vriendschap met de acht jaar jongere schilder Umberto Veruda en een smartelijke affaire met een arbeidersmeisje (later circusartieste) Giuseppina Zergol, dat hem door haar provokaties tot extreem jaloerse akties verlokt (nachtenlange wakes voor haar deur), begint Svevo aan een tweede roman, Senilità. Hoofpersoon Emilio Brentani is jong en seniel zoals Alfonso Nitti dat is. De vertaling van de titel zoals Joyce die suggereerde: ‘As a man grows older’ is dus niet adekwaat. Behalve degeneratieverschijnslelen heeft Brentani zijn woonplaats Triest, zijn betrekking als kantoorbediende, zijn milieu en zijn literaire ambitie met Nitti gemeen. Brentani is bevriend met beeldhouwer Balli - toonbeeld van vitaliteit - en woont samen met zijn kwezelachtige zuster Amalia. Hun beider bleke levens krijgen | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
een nieuwe dimensie als Angiolina, een arbeidersmeisje van dubieuze moraal haar intrede doet. Vanaf dat moment is de intrige geconcentreerd op Brentani's beeld van zichzelf en van de drie mensen die hem omringen, een beeld dat op essentiële punten verschilt van dat, wat de lezer zich via een alwetende verteller vormt. Alle pogingen die Brentani doet om Angiolina naar zijn beeld en gelijkenis op te voeden, werken averechts, domweg omdat, zoals de leraar weet, zijn uitgangspunt niet deugt: ‘hij meende dat de beste methode was haar te laten voelen hoe heerlijk het was om gerespecteerd te worden, opdat zij het verlangen zou krijgen dat respect te veroveren. Hierdoor kwam het dat hij in die tijd voortdurend voor haar op de knieën lag, precies in die houding waarin hij het gemakkelijkst te treffen was wanneer Angiolina het op een gegeven moment in haar hoofd zou krijgen hem een schop te geven.’Ga naar eind22 De zelfanalyse van Brentani is, net als bij Nitti, zo verstoken van iedere realiteitszin dat fatale konsekwenties niet uit kunnen blijven: hij verliest Angiolina aan zijn beste vriend Balli en zijn zuster sterft als gevolg van één van zijn miscalculaties. Brentani zelf gaat allerminst ten onder. Hij kent zijn zwakheid en omringt zich met gezonde, levenskrachtige karakters om zichzelf voor vernietiging te behoeden. Door de hechte structuur, de ironie en de heldere analyse van het onbewuste wordt Senilità, met La Coscienza, tot Svevos beste werk gerekend. Maar op de de publikatie van de roman in 1898 volgt een stilzwijgen zo dodelijk dat Svevo besluit zich bij de zwijgende meerderheid aan te sluiten. Vier jaar later schrijft hij: ‘Dat belachelijke en schadelijke ding dat literatuur heet heb ik nu en voorgoed uit mijn leven verwijderd.’Ga naar eind23 Dat blijkt een illusie. Zoals hij zijn leven lang zonder merkbaar resultaat vioolles heeft, blijft hij zijn leven lang schrijven. Maar van publicatie ziet hij af, vijfentwintig jaar lang, totdat Joyce hem met een opbeurend woord uit zijn lange winterslaap wekt. | |||||||||
Belangrijkste bronnenGesprekken met Signorina Fonda Savio, dochter van Svevo
|
|