Slechts de namen der grote meesters leven voort
In de Volkskrant van 1 juli werd de verhalenbundel Franse toe standen van de hand van Robert Franquinet besproken.
De recensent, Pierre Spaninks, achtte het verhaal ‘De Renoirs’ het meest karakteristiek. - Een opbouwende woordkeus, aangezien dit verhaal eigenlijk het enige uit de bundel was dat de criticus voldoende bekoorde.
Intussen is het verhaal in kwestie nog veel karakteristieker dan Spaninks meent.
Maar eerst even de korte inhoud: bezoeker van oude gravin met collectie Renoirs ziet verbaasd hoe huisknecht de bladen op tafel legt, hoe de (blinde) gravin de kunstwerken beschrijft; maar de bladen zijn blanco; de tekeningen zijn zonder dat zij het weet verkocht om in haar levensonderhoud te voorzien.
Allerkarakteristiekst is de intrige van dit verhaal echter voor een heel andere schrijver, Stefan Zweig. Spaninks heeft een veel betere smaak dan hij zelf weet!
‘Die unsichtbare Sammlung’, een van de beroemdste novellen van Zweig speelt zich af in de tijd van de grote inflatie in Duitsland. De gravin is daar een bejaard collectioneur, niet van tekeningen van Renoir, maar als ik me goed herinner van etsen en tekeningen van Rembrandt. Overigens zijn de verhalen identiek, met dien verstande dat het origineel de meesterhand verraadt, terwijl de navertelling ietwat verschoten is. Het is natuurlijk heel onwaarschijnlijk dat een huisknecht de financiële kant van het levensonderhoud ener gravin behartigt. In het Duitse verhaal zijn het de ongetrouwd gebleven dochter en de oude moeder die de verzamelaar verzorgen, en hem verzwijgen dat zijn moeizaam bijeengebrachte collectie is opgegaan aan het dagelijks brood.
Franquinet is dus, geachte heer Spaninks, niet zozeer ‘een meester in het bedenken van steeds nieuwe zetten in het schaakspel met de werkelijkheid’ - hoe gaat dat trouwens, zo'n schaakspel? - als wel een ordinaire dief. Arme recensent... Arme uitgeverij Corrie Zelen...
Herman Delano
PS - In de Volkskrant van 10 Juli is bovenstaande kwestie inmiddels ook aanhangig gemaakt in een ingezonden brief, waarop recensent Spaninks reageerde met: ‘Robert Franquinet deelde desgevraagd mede de novelle van Zweig niet te kennen.’
Een hoffelijke, maar niet noodzakelijk adequate methode van onderzoek. Een gang naar de bibliotheek wijst uit dat Franquinet vanaf 1932 publiceert, o.m. bij de toen in Maastricht gevestigde uitgeverij J.J.M. Stols, waar niet alleen vele vertalingen van Zweig verschenen, maar ook, in 1933, een deel van de derde oplage van de novelle waar het om gaat: Die unsichtbare Sammlung.