Polyfemos Brouwers
‘Hoe zou ik,’ vraagt Jeroen Brouwers zich smakkend af in het aprilnummer van Tirade, ‘waarom zou ik kwaad zijn op enig persoon die niet kan schrijven, - ik zou daarenboven die kwaadheid moeten uitsmeren over eenieder die literatuur afscheidt in de huidige Nederlandse letteren, op pakweg tien personen na. Hoewel, tien personen? Negen zijn het er. Nee, acht. Zeven eigenlijk. Zes. Of zeg maar vijf.’ Plaatsgebreken zijn aangeboren bescheidenheid beletten hem verder te tellen, maar we hadden toch al begrepen dat Jeroen Brouwers in elk geval zou overblijven. België is vermorzeld; nu zet hij zijn tanden in Nederland. Jeroen Brouwers verslindt iedereen, opdat Jeroen Brouwers mag overleven. Aan het eind van genoemd Tiradenummer stuit de volhardende lezer op een plas diarrhee, voorheen Wam de Moor.
Jeroen Brouwers is een polemist. Hij eet bij voorkeur wat hij niet lust. Liever dan Wam de Moor zou hij Dirk Ayelt Kooiman eten. Hij proeft een klein stukje, het verhaal ‘De schrijver droomt’, maar hij stelt zich meteen aan alsof hij Kooiman met huid en haar verslonden heeft. En zelfs dat kleine stukje eet hij niet, dat lijkt alleen maar zo. Want hij is zo kinderachtig om stiekem iets anders in zijn mond te stoppen, iets dat hij zelf gebakken heeft van Bloem en Fens, een met een camera-oog geschreven flens. We moeten ons die flens voorstellen naar analogie van een met een beitel gezongen schilderij. Die flens eet hij op; daarvan krijgt hij zo'n verschrikkelijke buikpijn. Dat is de schuld van Kooiman. Kooiman kan niet schrijven. Brouwers klaagt dat hij aan de vorm van een fles niet kan zien of er gedistilleerd in zit. Mag ik daar even hartelijk om lachen? Een schilderij van een paard is