Als andere personen, pardon, vrouwen, precies hetzelfde claimen, wordt Joop razend. De teneur van al haar verhaaltjes is, dat zij toch wel door bijzondere eigenschappen is uitverkoren om haar positie in te nemen. Intussen is de schrijfster de groep waarvoor ze borg staat niet zo welgezind als men op grond van dit alles zou mogen verwachten; dat die groep veel verstand heeft, wil ze wel toegeven, dus babbelt ze kinderlijk met paps, Oswin en de wetenschap mee. Maar vinnig haalt ze uit naar het woord ‘relatie’, een afgekloven begrip, vindt ze. Ja, dat past wel in de denkwereld van mensen die zichzelf uniek vinden, denkt de lezer.
Maar het kan nog erger: ‘Een bepaald storende faktor in mijn onderzoek naar de seksualiteit was de hebbelijkheid van vele neukers om over hun zieleleven te gaan praten’. Niettemin levert deze storende faktor werkhypothese no. 2 op: van de mannen met wie men seksuele betrekkingen aanknoopt verkrijgt men intiemere informatie dan van anderen.’
Dit moet werkelijk een bijzondere ervaring zijn voor Joop, vandaar ook dat ze het een ‘storende faktor’ noemt. Storend voor wat of voor wie?, vraagt de lezer zich af. Niet voor het verkrijgen van wetenschappelijke resultaten, al is de suggestie van wetenschappelijkheid hier overdreven en misleidend. Storend, misschien, omdat het vermoeden gerechtvaardigd kan blijken te zijn, dat mannen een ziel, dus gevoel bezitten?
De werkhypothese wordt dan ook meteen ten eigen bate benut, door hem toe te passen op Bergman's visie op vrouwen, die, als vrouwenman, wel dicht bij de waarheid moet zitten met zijn kreatie van Marianne, i.e. Joop. De lezer is werkelijk doodmoe, maar nu zet hij door. ‘Werkelijkheid en ideologie’, leest hij. Joop's belang en andermans belang, interpreteert hij.
‘Film en literatuur en de menswetenschappen staan in één of andere betrekking tot de menselijke werkelijkheid,’ stelt Joop. Nu heeft ze die wetenschap wel net te schande gemaakt. Maar Joop bedoelt met haar uitspraak: Bergman heeft gelijk en ik heb, dus, ook gelijk. ‘Bovendien stijgen ze uit boven cliché opvattingen,’ vindt Joop. Laten we Bergman er verder maar buiten houden, maar om werkhypothese no 1 en 2 uit te laten stijgen boven cliché opvattingen, waarheden als koeien, nog te afgekloven voor de borreltafel, ja, dat is weer zo'n staaltje van Joop's misplaatste eigenwaan.
‘Van nieuwe dingen worden ideologieën zenuwachtig,’ projecteert Joop. Jij raakte al geïrriteerd door werkhypothese no 2, Joop, omdat die, althans voor jou, nieuw was. Laat staan van nieuwe ideologieën die proberen bestaande machtstructuren te veranderen. Die mensen, die tot nog toe weinig gelegenheid hadden zich te laten horen, krijgen nu ook een kans. Daarom mag jij ook iets zeggen, Joop, vanwege een gunstiger klimaat voor vrouwen, want een andere reden kan de lezer niet bedenken, dat hij met een dergelijk geschrijf wordt gekonfronteerd.
‘Ideologieën willen geen twijfel, maar zekerheid,’ klaagt Joop, die weer net doet of de overeenkomst met haar eigen methoden haar niet opvalt (zekerheid wensen voor zichzelf, anderen opzadelen met twijfel). ‘Er is socialistisch realisme, racistisch realisme en tegenwoordig is daar seksistisch realisme bijgekomen,’ vindt Joop, die voor geen enkele analogie haar hand meer omdraait. Het duizelt de lezer, en hij zou graag willen, dat Joop de relatie voor hem duidelijk maakte. Maar ze heeft wel iets anders te doen. Ze slaat aan het citeren uit Hanneke's van Buuren's artikel in Te elfder Ure: ‘Feministische literatuur moet aan de ene kant nu autonoom en mondig maken...’ etc. We zouden van Joop een opmerking verwachten die duidelijk maakt, waarom dit niet mogelijk is. Maar, nee! ‘Moet. Moet. Moet.’ raast Joop in hysterisch staccato. Weerleg ze toch, Joop! Je bent zo briljant! Joop citeert verder.
Hanneke weigert, in haar artikel, te definiëren wat feministische literatuur is. Men zou denken dat Joop en Hanneke nu wel snikkend van blijde herkenning in elkaars armen zouden vallen.
Hanneke preludeert op de massa's vrouwen die zich Morgen in de feministische gelederen zullen scharen. En nu reeds belooft ze haar liefde aan iedere nieuwkomeling. ‘Wij houden van je’, besluit het citaat. Joop is werkelijk buiten zichzelf! ‘Het lijken de Jesus People wel.’ ‘Die staan ook van me te houden. En lopen me daarbij voor de voeten.’ Ja, dat gaat een beetje op prostitutie lijken, als het waar is, tenminste.
‘Maar wat zegt Vrouwe Hanneke nu eigenlijk?’ vraagt Joop zich eindelijk af. Daar zitten we al 4 pagina's lang op te wachten, dat je dat eens meedeelt, Joop! Nu, het voornaamste verwijt is dat Hanneke zoen- en omhelsplannen heeft. Uit te delen aan allen die zich keren tegen de sekse-vijand. ‘Seksistisch realisme, dat wil ze!’ tiert Joop. Kortom, Mama Hanneke stelt teveel kondities voor ze een zoen wil geven, vindt Joop. Hanneke's zielsterreur smoort het twijfelen; Hanneke twijfelt er niet aan dat Joop nou maar eens haar twijfeltrucs ten dienste moet stellen van misdeelde Zusters. Maar Joop wil schadevrij door het leven.
‘Moeder laat de meisjes niet lekker kliederen,’ klaagt Joop. En dat doet ze zo graag, tot in de wetenschap.
Toch roept ze wanhopig de Grote Moeder aan voor alle door Moeder vergeten groepen.
Een wereldomspannend komplot is het, dat Hanneke op touw zet, begrijpt de lezer. Hanneke's trawanten gaan met geprefabriceerde meningen de wereld in en moeten, moeten, moeten die weer aan haar voeten neerleggen. Kortom, Joop op wereldschaal.
Maar toch doet ze lekker niet mee. Want al zijn mannen storende faktoren, masculinistische rotstreken halen ze toch niet uit! Had werkelijk maar wat orde in de chaos gebracht, Joop! Wat moet de lezer nou met je ziekelijk preoccupatie met het woord ‘moeten’. Nee, een zoen van de lezer krijg je evenmin, maar dat doet er misschien niet toe, die had je jezelf al in ruime mate gegeven!
Trinette Janssen