De Revisor. Jaargang 5(1978)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Leo Vroman De vuistslag en de nachtegaal Een vuistslag van geringe waarde verspreidde zich over de aarde. Zo ging zijn ongeschoold kabaal ook door een kleine nachtegaal. ‘Nou’ floot het zangertje, ‘dat is daar beneden ook niet mis. De indruk die ik zelf maak is nooit zo ongetwijfeld raak.’ De vuistslag hoorde dit zoet fluiten en wou zich ook zo kunstig uiten. Terwijl de nachtegaal van een verkeerde leraar Oosters Boksen leerde. Moraal: Ontploffingen die willen zingen zijn allerakeligste dingen. of: Nachtegalen die echt slaan daar heb je meestal weinig aan. Het gele en het groene riet ‘Ik zie of hoor jullie haast niet’ zei het gele tegen het groene riet. ‘Dat zijn gewone moeilijkheden voor staken die zijn overleden’ antwoordden de groene biezen en bogen soepel in de liezen. De wind rees midden in de nacht. Een grijze dichter ook, en dacht: ‘Wat suist zo luid langs gindse vliet? Het gele riet, het groene niet!’ Moraal: Goed dat geen mens het graf in gaat in zulk een kakelende staat. [pagina 11] [p. 11] Olifant en kakkerlak Door middel van zijn slurf sprak een olifant tot een kakkerlak: ‘Grond, kan het zijn dat ik soms praat tegen iets dat echt bestaat?’ ‘Beslist!!’ brulde de kakkerlak die daarbij haastig overstak van groef naar groefje in een teen nogal onder Olifant's been. De olifant keek hard omlaag en zei: ‘ik zie - ik zie heel vaag wat hooitjes: praat jij tegen mij?’ Hij deed een stapje dichterbij... en van de kakkerlak nu kleefden twee pootjes aan de grond en beefden. Drie andere landden op de voet van Olifant, maar niet erg goed. De zesde poot was hier noch daar, maar niemand zocht daar eigenlijk naar. De losgescheurde sprieten waren nog informatie aan het vergaren, maar geen der natte stukjes lijk lag nog binnen hun bereik. Moraal Alles heeft toch wel zijn kanten. Ook interviews met olifanten. De dichter en het zwarte gat ‘Zwart ruimtegat, is het echt waar dat je zo klein bent en zo zwaar? Dat zonnen in zichzelf verdrinken en tot zo'n puntje moeten slinken, dat hun planeten, hun nog verse leven zich die punt in laten persen?’ ‘Ja, maar wat leeft voelt zich zo zacht als zeepschuim in elkaar gebracht.’ ‘En ben je zwart doordat geen licht weg kan stralen uit je gewicht?’ ‘Ja maar je hebt me toch gevonden? Een stofje van miljoenen ponden, ik zoog slechts leegte uit de dingen, en die niets waren, die vergingen maar nu zie je eigenlijk pas het zonnestelsel dat ik was. Daar leefde ook een aarde bij met lange dieren zoals jij. Hun kinderen en hun meesterwerken daar kan je nu pas iets van merken. Als straks jouw land hier binnengaat zal je eens zien wat niet bestaat.’ ‘En Tineke? Moet zij met al mijn grote verzen tot een bal en met New York tot een zwart puntje verkleind, verhit, verhard?’ ‘Ik maak daarvan het mooist gedicht: het kleinste met het grootst gewicht donker van de dorst naar licht, daarbinnen vindt ze ook jouw gezicht, daar kan je krimpende beminde haar liefde opgesomd hervinden!’ Moraal Niets te worden is niet zo naar zolang je weet waarmee en waar. of: Ach windeiberg van atomen, hoe dicht wil je bij mij komen? Vorige Volgende