De Revisor. Jaargang 5

Robert Anker

Schepen. De rivier VI

Pontveer.
Mensen wachten voor de overzij.
Zij steken over en weer.
Dwarsverkeer
waar dit schip doorheensnijdt
telkens weer.

Later komt de golfslag
trekt oevers in hun schaamte bloot
maakt vastgemeerde botters tot
een dobber gods.

Schepen. De rivier (slot)

Om wat achterblijven moet
telkens weer.
Stemmen op de kade
geur van water
dat de havens vult
voor het uitstroomt naar de zee.
*
Om de regen onderweg
die in je ogen slaat
(kleumend jij mij tegenover staat
- buiswater, liefste!)
die wei weer afglijdt langs het boord.

Wie fluistert buitenboord nog
om wat kwam van deze kiel?

De lampen doven om het schip
het zicht verduistert.
*
Maar om wat groeit en voortschuift
binnen de huid
ruig van mos en algen?

Het potlood geeft contour aan
wat de radar nog niet ziet.
Heklichten geven aan
waar ik nog ben.