Anthony Paul
Rol en vervulling
Ik slenter over straat met mijn jas slobberig open. Hij is mij eigenlijk te groot, zodat mijn korte, brede, tamelijk schone vingers met de stompe, beschaafd afgebeten nagels, nog net om de rand van mijn mouwen krullen. Het effect is ontwapenend, een tikje kinderlijk. Mijn gezicht is rond, vol en open. Mijn blik rust welwillend op wat ik onderweg zoal passeer: een man met ballonnen, de etalage van een snoepwinkel. Het is een zonnige zaterdagochtend en de straat is vol winkelende mensen. Je ziet vrouwen achter de kinderwagen, met een baby erin, boodschappen of allebei. Ook jonge mannen, getrouwd of vrijgezel, met draagtasjes of een bolle, doorschijnende vracht voor de Wasserette. Zelf heb ik een boodschappennetje opgerold in mijn jaszak. Ik moet vlees halen, groente, fruit en een paar repen chocola. Ook nog koffie en suiker. Al lopend glimlach ik naar deze en gene, dat vage lachje van mij waar niemand zich aan stoort, want iedereen kan zien dat ik het goed bedoel.
Op weg naar de markt loop ik een espressobar binnen en ga met mijn koffie aan het raam zitten, waar ik kijk naar de mensen die voorbijkomen. Ik doe dat graag en ik drink mijn koffie graag zwart en heet, net als de killer in ‘Shane’, gespeeld door Jack Palance. Al is de vergelijking natuurlijk in ieder ander opzicht absurd. Ik herinner me het magere, doodsbleke gezicht en de zwarte kleren, de zachte stem en de zachte, zwartleren handschoenen aan zijn gevoelige moordenaarshanden, zijn grijns alleen met z'n tanden. Palance is een acteur die ik bewonder. Ik herinner me hem ook als de veel sjofeler gangsterfiguur die de pest dreigde te verspreiden, in de film ‘Paniek op straat’, waarin Richard Widmark de held speelde.
Ik denk met genoegen terug aan films en filmrollen die ik goedvond. Misschien denk ik zo graag aan acteren omdat het me dwingt niet te vergeten dat ook ik een acteur ben. Zo nu en dan moet ik dat mezelf echt inprenten, uit zelfbehoud! Ik moet er mijzelf op wijzen dat deze jas, deze veel te wijde, niet al te schone broek in wezen niets met mij te maken hebben. Ik zou net zo goed een artistieke kaftan met sandalen kunnen dragen, een onberispelijk pak van de allerbeste kwaliteit, of een snelle combinatie van spijkerbroek, coltrui en suède jasje. Ik heb een eindeloze verscheidenheid aan kostuums en personages tot mijn beschikking. Mijn veelzijdigheid laat ik me niet afnemen. Accepteren dat je altijd hetzelfde soort rol te spelen krijgt, dat is tekenen voor een bepaald soort succes ten koste van je artistieke vrijheid, en wat heb je daaraan?
Ik zit dus aan het raam van die espressobar en kijk naar de mensen die langskomen. Als ze door het raam naar me kijken - en juist nu is er een klein meisje, met haar moeder, dat me een ogenblik recht aankijkt, zodat ik mijn gezicht moet afwenden, al is het maar een fractie - weet ik niet of ze me zien. Misschien zien ze een deel van mijn gezicht met hun eigen spiegelbeeld er doorheen. Misschien kunnen ze in het halfduister, tussen de plastic wijnranken, de bungelende chiantiflessen en de teksten die zijn aangebracht op het raam - snacks, milk shakes - net een glimp opvangen van mijn ineengedoken gestalte of het vochtig glinsteren van mijn ogen. Mijn ogen zijn groot en zacht. En nu begint mijn hand met het kopje te trillen, kennelijk omdat mij iets over mezelf te binnen schiet. Ik zet de kop abrupt neer en kijk vlug om mij heen. Niemand heeft iets gezien. Ik steek een sigaret op die ik stuntelig uit het pakje frommel, op de onbeholpen manier van het personage bij wie ik ben ingetrokken: Ik houd mijn hand om de lucifer en neem snelle, korte trekjes, met de sigaret midden tussen mijn tamelijk dikke, vochtige lippen. Ik rook onhandig als een meisje, maar gulziger. Met neergeslagen ogen adem ik de rook diep in. Nu kan ik mijn koffie drinken.
Alleen zo kan ik werken. Ik vecht het uit met mijn rol, leef ermee, vierentwintig uur per dag. Daardoor zie ik de rol in het licht van iedere situatie. Ik maak er mijn dromen, mijn meest werktuiglijke handelingen aan ondergeschikt. Dat is heel inspannend, maar ik zou het nooit op