Verbatim
Mulisch houdt er, zoals hij ter gelegenheid van zijn verjaardag in een interview onthulde, een buikje op na bij wijze van ironie.
Zelf draag ik, eveneens bij wijze van ironie, een bril.
Maar, zei mijn leraar grieks altijd, plenus venter non studet libenter - een volle maag studeert niet graag. Overeenkomstige bezwaren van mijn bril zijn me daarentegen niet bekend.
Al vaker heb ik me afgevraagd: heeft Mulisch gevoel voor humor? Nu niet meteen zo hard van stapel. Want ui t het feit dat deze vraag zo vaak opkomt, valt misschien af te leiden dat het antwoord niet simpel is.
Naar men weet zijn er twee soorten schrijvers: degenen die overstatements schrijven, en degenen die understatements schrijven. Mulisch hoort, lijkt me, niet tot de laatste categorie. Wat niet erg is. Wat helemaal niet erg is. Maar kan Mulisch - als hij zelf geen understatements schrijft - ze ook niet begrijpen als hij leest? Die vraag.
In plaats van ingenomen te zijn met éen niet uitsluitend idolate lezer, die hoffelijk - ja, bijna onderdanig! - een bedoeling van de schrijver aan het licht brengt ten behoeve van het hoger onderwijs, is Mulisch - niet boos, ook niet verdrietig, maar wel teleurgesteld.
Expres, om elk misverstand te vermijden, schrijf ik (nu al voor de tweede maal): ‘Mulisch schijnt onvoldoende Latijnse te kennen’, en: ‘verkeerd vertaald blijft verkeerd vertaald’. Voor het gemak heb ik nu alle leesaanwijzingen gecursiveerd. Maar wat gebeurt er? Of ik mijn moerstaal niet ken, vraagt hij.
Heel erg, dit. De kleinste letter ter wereld zou nog niet klein genoeg zijn voor de volgende mededelingen, die tegelijk dienen als antwoorden op de rhetorische vragen die Mulisch stelt.
Op mijn woord, - ik wist wel dat u... (Het wil niet.) Zelfs had ik al begrepen - gelooft u me toch - dat... (Weer niet.) Hierbij verklaar ik tevens voor god en mensen dat het mijn uitgangspunt was dat H.M... (Het komt me niet over de lippen!’)
Laat ik de boven gestelde vraag dan maar beantwoorden. Met een wedervraag: is de conclusie dus dat Mulisch als gevolg van onbegrip - en volkomen te goeder trouw - een type grap maakt, dat vroeger op middelbare scholen wel ‘jij-bak’ genoemd werd? En dat ironie bij deze man alleen de vorm van een buikje kan aannemen?
N.M.