Rutger Kopland
Breyten,
Zeg dan: vader, juist omdat ik om je gaf, daarom. Zeg:
zie de wegen uit mijn hart bezaaid met schedels, bakens
voor de reis terug. Ik zal je zoeken met het mes
dat je me gaf, ik zal je vinden. In ons huis.
Zeg dan: moeder, juist omdat ik om je gaf, daarom. Zeg:
zie de maan leek mij een melkkoe tussen de kalveren,
maar haar uier was vol spijkers. Moeder, er groeien
steeds meer stenen in het gras, stenen voor jouw graf.
Je zei ongeveer: voor je raam lag de hoge grijze berg
van de heimwee, zo hoog en zo grijs dat de zon daar
nooit bovenuit zou komen, en achter die berg zijn zij.
En: je was aan de tafel gaan zitten, een gedicht daalde
neer op je schouders als een mantel. Het raam stond open
naar de hevige regen, maar je was veilig onder je vleugels.
Dit gedicht werd geschreven ter gelegenheid van de Breytenbach-avond op 8 april 1977, georganiseerd door de Rotterdamse Kunststichting en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De metaforen in dit gedicht werden ontleend aan de gedichten Bagamayo en Laaste verdieping uit Skryt (Meulenhoff Nederlanden Poetry International, 1972). R.K.