Je-weet-wel
In de rubriek Het Wereldje, de achterpagina van Vrij Nederland, is de afgelopen tijd een paar maal gewag gemaakt van gevallen van wat gerust censuur (of preutsheid) mag heten. De Achlerpagina van NRC/Handelsblad nam daar bij een prominente plaats in. Bijgaand de verijdelde zevende aflevering van Riemer Reinsma's maandelijkse Een stukje communicatie, zodat men zich een oordeel kan vormen over het oordeel van de hoofdredactie, op wie het stukje de indruk van ‘ongewilde platheid’ maakte. ‘Ongewild’: de auteur mag zijn maandelijkse bijdragen continueren. Acht u, lezer, het hierbij afgedrukte (1) zeer informeel - (2) informeel - (3) tamelijk informeel - (4) neutraal - (5) tamelijk formeel - (6) formeel of (7) zeer formeel? Want daar gaat het om.
Het is al weer een flinke poos geleden dat er op de erotiek een zwaar taboe rustte. In het midden van de vorige eeuw wensten met name de Britten (‘no sex, please’) er op geen enkele wijze aan te worden herinnerd dat ze met genitaliën toegerust waren. Bovendien hadden ze een hekel aan alles wat ermee te maken had, ermee te maken leek te hebben of geacht kon worden ermee te maken te hebben. Dit had. merkwaardige gevolgen voor de Engelse woordenschat. Een broek bijvoorbeeld werd - voorzover het tenminste echt onvermijdelijk was, daarover te spreken - aangeduid als ‘unmentionables’. Een term die eigenlijk alleen te vertalen is met ‘je weet wel’.
Maar al sedert vele tientallen jaren is het seksuele taboe met aanverwante taboes terrein aan het verliezen. En tegelijkertijd is de daarop betrekking hebbende terminologie, die oudtijds in zwang geweest was, weer terrein gaan winnen. Weliswaar merkte de taalkundige J.A. Huisman nog in 1962 op dat niet het woord ‘zweten’ de ‘normale’ term was maar transpireren, niet ‘poepen’ maar caccare, niet ‘neuken’ maar coïre, niet ‘ruften’ maar veesten (Huisman had het daarbij over de lacunes, de ‘instortingsgebieden’ in ons idioom), maar na die tijd is er stellig het een en ander gebeurd. Een voorbeeld: verscheidene medewerkers van het blad Sekstant, een uitgave van de NVSH, noemen de geslachtsdelen, de geslachtsdaad en allerlei andere lichamelijke verrichtingen stelselmatig bij hun Nederlandse namen en vermijden de geleerde woorden.
Toch lijkt het nog niet helemaal zo ver te zijn dat iedereen een woord als ‘neuken’ probleemloos in zijn of haar conversatie invlecht. Hoe ver is de ontwikkeling voortgeschreden?
Vorige maand werd er aan de universiteit van Utrecht een onderzoekje gehouden onder een groep eerstejaarsstudenten. De studenten moesten een gegeven aantal woorden volgens een bepaald systeem rubriceren al naar gelang zij zo'n woord ‘deftig’ vonden of juist helemaal niet, of iets ertussen in, enzovoort. Het ging om verschillende groepen van woorden die in betekenis niet van elkaar verschillen maar die onderling wèl sterk kunnen afwijken voor wat betreft de gebruikssfeer die eraan verbonden is. Zo was er een groep die bestond uit de woorden ‘verpesten’, ‘versjteren’ en ‘bederven’ (zoals gebruikt in de zin: Hij heeft de stemming helemaal -). Om zulke woorden te rubriceren moesten de proefpersonen gebruik maken van een schaalverdeling die er uit zag als volgt: (1) zeer informeel - (2) informeel - (3) tamelijk informeel - (4) neutraal - (5) tamelijk formeel - (6) formeel - (7) zeer formeel. Hierbij was dan nog vantevoren afgesproken dat de rubrieken 4 en 5 ongeveer overeenkomen met het taalgebruik van het NOS-journaal. Wetenschappelijk gezien had het onderzoekje niet zo erg veel pretenties maar de uitkomsten waren fe interessant om niet te vermelden.
Wat de taboewoorden betreft: het ging o.a. om de groep ‘aars, hol, reet, anus’ en de groep ‘naaien, cohabiteren, paren, neuken, naar bed gaan met, copuleren, rampetampen’ (kende u deze term al?). Het woord ‘paren’ bleek overigens niet zo'n gelukkige keus te zijn omdat de studenten het veelal in verband brachten met dieren - en dan is het nauwelijks meer een taboewoord.
Het bleek nu dat meer dan de helft van de studenten de uitdrukking ‘met iemand naar bed gaan’ als de neutrale term beschouwde. Heel wat minder eensgezindheid was er inzake de termen ‘naaien’ en ‘neuken’. Rond 37% van de studenten rangschikte deze woorden in rubriek 2 (informeel). Een iets kleiner aantal proefpersonen vond dat ze in 1 thuis hoorden (zeer informeel). Bij ‘naaien’ vond 17% dat het in rubriek 3 (informeel) hoorde, terwijl slechts 7% van mening was dat het in 4 (neutraal) thuishoorde.
Een beetje anders lag het bij de concurrende term ‘neuken’. 28% van de ondervraagden vond dit woord tamelijk informeel (3), terwijl 10% het als ‘neutraal’ bestempelde. Kortom: in de race naar de status van fatsoenlijk woordt ligt neuken met een neuslengte voor.
De vraag is nu natuurlijk, om wat voor soort taalgebruik het gaat wanneer we het hebben over ‘informeel’. De studenten zelf gaven onder andere te kennen dat het termen zijn die je wel tegenover vrienden en bekenden gebruikte maar bijvoorbeeld niet tegenover je ouders. En die vrienden en bekenden zijn dan weer uitsluitend mensen van de eigen leeftijd.
Het koppel naaien-neuken is dus nog niet zo bar ver gevorderd in zijn opmars naar de nette regionen van het taalgebruik. Maar daar staat wel tegenover dat de geleerde woorden cohabiteren en copuleren vanuit de neutrale plaatsen die ze vroeger hadden bezet, blijken te zijn verjaagd naar 6 (formeel) en 7 (zeer formeel). Bovendien lijken ze hard op weg vreemde woorden te worden, want verscheidene proefpersonen hebben deze twee termen helemaal niet kunnen rubriceren. En degenen die dat wel gedaan hebben, deden het op zeer uiteenlopende manieren: de spreiding van hun antwoorden over de verschillende rubrieken verloopt maar liefst van rubriek 3 tot en met 7. Hetgeen er opnieuw op kan wijzen dat er nogal wat onzekerheid heerst omtrent deze woorden.
Heel eigenaardig is het gesteld met de woorden ‘aars’ en ‘anus’. Die zijn door de meeste studenten allebei ondergebracht in 4 (neutraal). Maar bij het woord ‘anus’, hoewel een Latijns woord, voelen de studenten zich duidelijk wat meer op bekend terrein dan bij ‘aars’. Immers ‘aars’ is door de diverse studenten in alle zeven(!) rubrieken gerangschikt, tegen ‘anus’ in vijf rubrieken. Conclusie: de meningen over ‘aars’ kunnen nauwelijks méér uiteenlopen dan ze nu doen.
Misschien moet hieruit worden afgeleid dat ‘aars’ bezig is uit de woordenschat te verdwijnen. Maar dat zullen we pas met meer zekerheid kunnen weten wanneer er, over pakweg tien jaar, opnieuw een onderzoek zou worden gedaan. Maar dan liefst onder een groep mensen die een doorsnee vormen van de hele bevolking.
Riemer Reinsma