Wolf zelf, opmerkt dat hun beschrijvingen ‘de indruk [maken] accuraat, onverfraaid en betrouwbaar te zijn, vol details die alleen worden opgemerkt door een goede waarnemer.’ Kousbroek ziet die paradox natuurlijk ook: ‘Maar het zonderlinge is dat de schrijvers, in weerwil van het materiaal dat zij zelf aandragen vasthouden aan de gedachte dat het alternatieve leven bezig is van de door hen geobserveerde kinderen een soort Nieuwe Mens te maken, bevrijd van Dr. Spock en the American Dream. (...) Op de mogelijke oorzaak van dit wanhopige optimisme kom ik straks nog terug,’ belooft Kousbroek, ‘waar ik het eerst over wil hebben is de inhoud van de beschrijvingen zelf.’
Vervolgens citeert en parafraseert Kousbroek over bijna vijf halve kolommen (meer dan de helft van het artikel) een aantal negatieve passages uit hoofdstuk 4, dat een beschrijving geeft van The Ranch, een landcommune die de auteurs een tijd lang gastvrijheid had geboden. Van de landcommunes die in het boek ter sprake komen, geeft Kousbroek op één uitzondering na alleen voorbeelden ontleend aan het hoofdstuk over The Ranch. Daarbij wekt hij de indruk dat de voorbeelden die hij aanhaalt symptomatisch zijn voor de hele communewereld.
Zo generaliseert Kousbroek (‘ondanks incidentele verschillen van commune tot commune, een aantal vaste en constante trekken’) dat de kinderen in communes zich altijd vervelen; dat de ouders nergens tijd hebben voor hun kinderen; dat spaghetti overal het hoofdvoedsel is; en zelfs dat in com munes als regel het voedsel door volwassenen wordt bewaakt, omdat het anders door de kinderen wordt gestolen - terwijl deze beweringen in het boek alleen opgaan voor The Ranch, en dan nog maar ten dele.
Bovendien is deze landcommune in zoverre niet representatief dat er een bepaald soort feminisme is gerealiseerd; er wonen wel mannen, maar die zijn er doorgaans tijdelijk (‘There has to be a new word for men like this; perhaps they should be called transparents.’ - p. 81) en hun status is secundair (‘Men played a totally subordinate role in this community.’ - p. 81).
De auteurs geven naast positieve informatie over deze commune ook enkele saillante voorbeelden van wantoestanden - en Kousbroek heeft die in zijn betoog verwerkt alsof ze typerend zijn voor de hele communewereld.
Nog afgezien van deze vervalsing van het algehele beeld is er vervalsing van details, door weglatingen in citaten of gewoon door onjuiste informatie. Hij vertelt bijvoorbeeld en passant (het staat, tussen haakjes, in een citaat, maar is een eigen inlas van Kousbroek, eigen inventie zelfs): ‘alle activiteiten op de commune worden met open deuren bedreven’, terwijl Rothchild en Wolf alleen aanstippen dat de WC-deur altijd open staat. (p. 101)
Weglating uit een citaat blijkt bijvoorbeeld bij de weergave van ‘But with all the confusion around here, they never got beyond the letter c,’ (p. 89), vernederlandst tot ‘Maar zij komen nooit verder dan de letter c’ (waarbij de verandering van de werkwoordstijd de zaak nog wat negatiever maakt).
Een verhaal dat de ouders in een zeer kwaad daglicht stelt, begint bij Kousbroek met parafrase: ‘...bij een andere gelegenheid besluiten de volwassenen om een appeltaart te bakken’ en gaat dan over in letterlijk vertaald citaat (dat overigens niet tussen aanhalingstekens staat): ‘...de keukendeur te barricaderen en de taart op te eten voor het tot de kinderen was doorgedrongen. Vijftien volwassenen die op de grond zaten te smullen en de deur bewaakten. Het was een triomf van de eerste grootte.’ Wat Kousbroek hier bewust weglaat is het begin van de passage, door hem geparafraseerd, nl.: ‘The next night Irma made apple pies, and the grown-ups retaliated by barricading...’ etc. (p. 94). Hoezo retaliated? Tja, de vorige dag hadden de kinderen door Rothchild en Wolf meegebrachte pizza's gekaapt en opgegeten, en het initiatief van de ouders was een soort vergeldingsactie. Aanvechtbare opvoeding misschien, maar Kousbroek verdraait de zaak als hij dit aspect verdonkeremaant. Overigens zijn dit betrekkelijke kleinigheden vergeleken bij de algehele vertekening die Kousbroek bereikt door de schijn te wekken dat hij de inhoud weergeeft van een heel boek (207 pp), dat een gedifferentieerd beeld geeft van diverse soorten communes, terwijl hij voor negentig procent citeert uit één hoofdstuk (25 pp.) over één commune.
In het algemeen hebben de auteurs juist grote waardering voor de landcommunes: ‘It is surprising how many rural communes are still thriving. Hundreds of people are together out there, (...) building independent water systems and mulching gardens, and getting along remarkably well with their straight rural neighbours.’ (p. 79)
Kousbroeks conclusie, na zijn serie negatieve voorbeelden, ontleend aan de beschrijving van The Ranch, is: ‘En toch, houden Rothchild en Wolf vol, wordt hier de nieuwe mens geboren.’ Dat is natuurlijk niet zo.
Voorzover de opvatting van Rothchild en Wolf door Kousbroeks simplificatie gedekt wordt, zouden ze die reserveren voor de landcom munes die in het vijfde hoofstuk, ‘A New Civilization’, beschreven zijn. De informatie in dat hoofdstuk is behoorlijk positief, met name over de commune ‘The Last Resort’, en Kousbroek heeft er dan ook geen gebruik van gemaakt voor zijn aanval, afgezien van het ene, resterende voorbeeld - over de bouw van een omheining rond een schoolgebouwtje,